Aanstellerij & ijdelheid

Vanmorgen luisterde ik, tussen de koffie en de Jaap Edenbaan, naar een stukje Nieuwsweekend. Altijd een leuk programma met gasten van wie je iets kunt opsteken. De boekbespreker van de week ging iets vertellen over een Franse schrijver. Leuk. Ik lees ook wel eens een Frans boek.
Ik spitste mijn oren. Hij ging het hebben, de literatuurkenner, over een boek, ‘typisch Frans, heel dun’. Dat beloofde wat, ik zette de radio harder. Het was een ‘dolkomisch’ boek. Hoera, dacht ik, een geestig Frans boek. Ik wachtte even met mijn tweede kopje koffie. Een boek van Sylvain Tesson. Dat is een bergbeklimmer, wist ik, een populaire reisschrijver en durfal, die na de val van een dak verminkt raakte en daarna te voet Frankrijk doorkruiste, waar hij weer verslag van deed. Maatje van die andere bestsellerschrijver Jean-Christophe Rufin. De man die in Frankrijk de natuur op de agenda had gezet. Het was een hit in Frankrijk, hoorde ik. Ademloos luisterde ik verder. Hier sprak iemand met kennis van zaken, ik kon er vast nog wat van leren. Over David Mitchell had hij ons al verteld dat die ons verslaafd maakt aan zijn personages, net zoals Balzac. Dat beloofde wat. ,,Als het om romans gaat die momenteel in de Franse literatuur worden geschreven, gaat het over aanstellerij en ijdelheid”, sprak de radiostem. Dat gold natuurlijk niet voor Houellebecq, de enige Franse schrijver die echt iedere Nederlander kent. Nee, non-fictie, vervolgde hij, ,,daar zijn ze goed in”, dat ,,essayistische zit in de genen”, ,,dat kunnen ze”. Ah, dacht ik, goed om te weten. ,,Bruckner en Finkielkraut”, voegde hij toe, ,,die hebben we hier niet”. Tsjonge, hij mist in Nederland een schrijver die patent heeft op polemische uitspraken en een reactionair denker. Interessant. ,,Reisproza heeft in Frankrijk een andere status dan bij ons”, hoorde ik. De naam Le Clézio viel, en ook die van Jan Brokken. Goh, die kant van de Franse Nobelprijswinnaar van 2008 was me ontgaan. Het was een echt leerzame ochtend.
Ik moest nu werkelijk naar de ijsbaan, maar ik kon me niet van de radio losrukken, zoveel stak ik van dit alles op. ,,Fransen kijken wat meer naar buiten”, oreerde hij verder, ,,ze zijn niet zo bang voor grote gedachten, dat heeft iets met de volksaard te maken”. Wat een scherpe blik heeft deze man, dacht ik.
,,Die 600 pagina’s van Mitchell wil je graag lezen”, zei hij vervolgens, ,,maar je wil natuurlijk geen bagger lezen,’een Frans boek dat mislukt is, is zo’n gezellige 150 pagina’s. Geen ramp als je het gelezen hebt. Tussen de maaltijden door kan een Fransman dit genieten”. Huh? Nu raakte ik, alle concentratie ten spijt, toch even de draad kwijt. En ik moest nu toch echt mijn schaatsen uit het vet gaan halen.
Ik keek nog even over mijn schouder naar de duizenden Franse boektitels in mijn kast. De sterke vrouwen van Marie NDiaye, de Franse jeugd van Nicolas Mathieu, de roman van een slachtoffer van de aanslag op Charlie Hebdo, over het eind van de beschaving van Amin Maalouf, Spanje onder Franco van Lydie Salvayre, de culturele clashes van Leïla Slimani, de vluchteling van Ali Zamir, de incestroman van Kouchner.
Vanmiddag toch even op zoek naar aanstellerij & ijdelheid. Ik zou ze al die tijd toch niet gemist hebben?

 

 

 

Over La familia grande, van Camille Kouchner

Frankrijk is in de ban van een incestroman, La familia grande van Camille Kouchner. Maar het gaat om meer dan incest, hier wordt, van binnenuit, een beeld geschetst van een kleine groep machtige politici en hoge functionarissen die het in Frankrijk voor het zeggen heeft. Camille Kouchner (45) is advocate en de dochter van Bernard Kouchner, de mede-oprichter van Médecins sans frontières, voormalig minister van Buitenlandse Zaken en de politicoloog Evelyne Pisier. In haar boek schetst ze haar jeugd, haar liefde voor haar moeder, haar twee-eenheid met haar tweelingbroer Victor, de voortdurende afwezigheid van haar vader. Ze trekt de lijn door tot het heden. Na de scheiding van haar ouders, hertrouwt haar moeder met een in de roman niet bij naam genoemde man, die haar broer vanaf zijn 13e jaar dwingt tot seksuele handelingen. Haar broer neemt zijn tweelingzus in vertrouwen, deelt zijn wanhoop en afkeer met haar. Tegelijkertijd verbiedt hij haar iets daarover tegen wie dan ook te zeggen. Vanaf dat moment is hun leven vergald, de kinderen zijn voortdurend angstig, wanhopig, doordrenkt van schuldgevoel, niets is meer hetzelfde. Grootouders, een geliefde tante plegen zelfmoord, de kinderen begrijpen niet waarom, niemand legt hen iets uit.
De zomers in Sanary, in het zomerverblijf van de stiefvader, waar de ‘grande familia’ met machtige vrienden en relaties ieder jaar de vakantie doorbrengt, worden een hel. Het hele vrolijke, zonnige zomerse buitenleven wordt kunstmatig en beangstigend. Hun leven staat voortaan in het teken van een drukkend geheim, dat zich met de tijd als een gifslang ontwikkelt en alle plezier, in wat dan ook, wegneemt. Als ze – jaren nadien – de moed vinden om het geheim met hun moeder delen, kiest zij partij voor haar echtgenoot.
De niet met naam genoemde stiefvader in de roman bleef niet lang onbekend. Het gaat om de bekende politicoloog, Olivier Duhamel, professor in de politieke wetenchappen, ex-Europarlementslid en voorzitter van een fondation bij Science Po, die inmiddels al zijn functies heeft neergelegd. Dagblad Le monde publiceerde gisteren een portret van een man die zich al decennia in het hart van de macht bevindt.
De roman maakt indruk. Het is geen kille afrekening, door wraakgevoelens ingegeven, maar een eerlijk, pijnlijk portret van hoe mensen lijden onder misbruik, onder een daarop volgende ‘omerta’, hoe de gevolgen van incest levens bepalen. Het gaat om de loodzware stilte van jaren, om het willens en wetens de andere kant op kijken, om het gebrek aan rechtvaardigheid. Hier zijn de kinderen slachtoffer, rücksichtlos misbruikt en gemuilkorfd. Door de familie geadopteerde kinderen zijn goed voor de foto in de ‘people’- bladen, na aankomst worden ze aan au pairs toevertrouwd. De roman van Camille Koucher, geschreven met de toestemming van haar broer, is het relaas van een bevrijding – indringend, bescheiden, bevragend, feitelijk, zonder pathos of hypocrisie; een huiveringwekkende en ontluisterend portret van een machtig man en zijn verwerpelijke gedrag; maar ook van de groep om de macht heen, waar men maar al te zeer geneigd is oogkleppen op te zetten.

Camille Kouchner: La familia grande, Seuil

 

Interview met Amin Maalouf over De schipbreuk der beschavingen

Nee, een vrolijk boek is het niet. Maar lucide is het wel. „Het is nu eenmaal de realiteit”, zegt Amin Maalouf via Zoom, vanuit Parijs. „We zitten op de Titanic en varen recht op die ijsschots af.” In Schipbreuk der beschavingen, de opvolger van De ontregeling van de wereld (2009) en Moorddadige identiteiten (1998), maakt de Frans-Libanese schrijver, denker en lid van de Académie Française de balans op: van de wereld, van zijn persoonlijke parcours, van de eventuele toekomst. Onlangs publiceerde hij bovendien een nieuwe roman Nos frères inattendus, die verder gaat waar zijn essay ophoudt.

‘Ik ben in goede gezondheid geboren in de armen van een stervende beschaving’, luidt de eerste zin van zijn essayboek. Maalouf (1949) werd geboren in Beiroet, ‘de wereld van de Levant’. Hij zag Egypte, het paradijs van zijn moeder, in vlammen opgaan; Libanon, het land van zijn vader, is een schaduw van wat het ooit was. Hoe kon hij bevroeden, schrijft hij, dat de tragedies van het Midden-Oosten zo besmettelijk zouden zijn; en dat de morele en politieke neergang zich met zoveel kracht zou verspreiden! Dr Jekyll werd Mr Hyde.

U wilde onderzoeken in hoeverre uw geboorteland Libanon de bron is van de conflicten in de wereld. En?

Twee jaartallen zijn volgens u beslissend geweest in de geschiedenis van het Midden-Oosten. Het eerste is 1967, het jaar van de Zesdaagse Oorlog. Het tweede is 1979, ‘het jaar van de grote ommekeer’.

„Na de oorlog in 1967 was het Arabisch nationalisme van Nasser verdwenen. Politieke leiders raakten hun geloofwaardigheid kwijt. Bewegingen die tot dan toe ondergronds opereerden kwamen op: het ideologisch islamisme, het gewelddadige politieke fundamentalisme. Rond 1979 gebeurt er in de wereld een aantal dingen die dezelfde richting opgaan. In de moslimwereld wordt de Islamitische Republiek Iran gesticht. In het Verenigd Koninkrijk komt Margaret Thatcher aan de macht, in naam van wat zij noemt de conservatieve revolutie – dat zijn dus tegelijkertijd twee conservatieve revoluties, die heel verschillend zijn, maar wel overeenkomsten hebben. In de Arabische wereld leidt identitaire onrust tot een sociaal traditionalistisch, maar politiek radicaal islamisme. In het Westen vindt er een revolutie plaats van de rijken tegen de armen.

Verder lezen:

https://www.nrc.nl/nieuws/2021/01/07/we-hebben-een-nieuwe-wereldorde-nodig-a4026613

 

Marie-Hélène Lafon: Het verhaal van de zoon

 

Deze week ging de Prix Renaudot 2020 naar Het verhaal van de zoon van Marie-Hélène Lafon. Het komt niet vaak voor dat wanneer een Franse roman bekroond wordt met een van de grote najaarsprijzen, er al een Nederlandse vertaling van is verschenen. Uitgeverij Vleugels en vertaalster Katelijne de Vuyst vielen waarschijnlijk meteen voor dit prachtig geschreven verhaal over een zoon die opgroeit in de Cantal, het dunbevolkte, groene midden van Frankrijk.

Titel voor titel bouwt Lafon (1962) aan een oeuvre dat zich grotendeels afspeelt in haar geboortestreek. Haar ouders hadden een boerenbedrijf in de vallei van de rivier de Santoire, oftewel in the middle of nowhere. Ze ging naar een religieus pensionaat in St. Flour, werd docent Frans en klassieke talen in Parijs, waar ze nog steeds lesgeeft.

Wie haar hoort spreken – ze is een kleurrijke persoonlijkheid – wordt verleid door haar perfecte zinnen vol beelden en alliteratie, haar eerlijkheid en haar liefde voor de taal. Lafon ademt taal, denkt taal en droomt taal. Haar zinnen zijn precies, gebeiteld, of ze nu lang zijn of kort. Het liefst zou je ze allemaal hardop lezen om ze goed te laten klinken. Het is knap dat De Vuyst dat niveau in het Nederlands heeft weten vast te houden. Ook Lafons personages zijn taalgevoelig, hebben geen moeite met grammatica, ze houden van de fabels van La Fontaine, doen rijmspelletjes en onthouden de typische zinnetjes van hun familieleden.

Verder lezen:

https://www.nrc.nl/nieuws/2020/12/03/niemand-praat-over-zijn-roemloze-afkomst-a4022491

Genomineerd voor de prix Goncourt 2020

Op 24 juni 2021 landt Boeing 787, vlucht AF006, uit Parijs op het vliegveld van New York. Onderweg is het vliegtuig in noodweer beland, onweer, hagel, valwinden in een aardedonkere hemel. Ieders laatste uur leek geslagen. Maar nee, ze landen veilig.

Toch blijkt er iets fundamenteel mis: hetzelfde vliegtuig, met dezelfde passagiers, dezelfde piloten en bemanning, is al geland. En wel 106 dagen eerder, op 10 maart 2021. In de tussenliggende drie maanden is ieders leven op twee sporen verder gegaan: iedereen blijkt een dubbelganger te hebben. De één is inmiddels door zijn vriendin verlaten, een ander schreef een bestseller, de volgende pleegde zelfmoord of is gestorven aan kanker. Zie daar als pas gelande passagier maar eens chocola van te maken. Niet normaal.

Precies dat is de betekenis van L’anomalie, de titel van Hervé Le Tellier, een van de vier genomineerde boeken voor de Prix Goncourt die op 30 november bekend zal worden gemaakt. De aankondiging werd drie weken uitgesteld, aangezien de juryleden de laureaat niet wilden openbaren zolang de boekhandels in Frankrijk gesloten moesten blijven en het literaire leven stillag.

Bij twee van de genomineerden draait het om stilte, ze putten uit een beklemmend stilzwijgen en doorbreken die. Ze dalen af in een persoonlijke hel, durven de confrontatie met het verleden aan en brengen hun pijnlijke zoektocht onder woorden.

De andere twee genomineerden gaan voor de grote greep: de een duikt eeuwen geschiedenis in en laat zien dat de mensheid al de nodige bizarre episodes heeft gekend. De ander stapt juist naar voren, kijkt naar de nabije toekomst en neemt ons mee in een avontuurlijke, intelligente rollercoaster, waarbij je de stilte om je heen volledig vergeet.

Verder lezen:

https://www.nrc.nl/nieuws/2020/11/26/als-iedereen-een-dubbelganger-heeft-a4021596

 

Gesmoorde woorden van Olivier Rolin

Een man neemt zich voor de wereld in kaart te brengen, hij bereist ‘provincies, koninkrijken, bergen, baaien, schepen, eilanden’ en ontdekt uiteindelijk dat die het beeld schetsen van zijn eigen gezicht. Deze zinnen, ontleend aan Jorge Luis Borges, dienen als motto voor het nieuwe boek van Olivier Rolin. Dit is zijn zelfportret, begrijp je. ‘Geen memoires, lieve help nee!’ Als al benoemd moet worden wat het is, dan is het ‘een synopsis van de sporen die de wereld achterlaat in een mensenleven – of liever de sporen waarmee de wereld het schilderij van een leven samenstelt’.

Dat schilderij bestaat in Rolins geval uit een leven lang reizen, het schrijven van boeken daarover, uit ontmoetingen met schrijvers ergens ter wereld, met vrouwen op wie hij verliefd werd en die hem vroeg of laat weer verlieten. Dertig jaar lang maakte hij aantekeningen in zo’n zestig opschrijfboekjes, om indrukken ‘vast te pinnen’. En wel zodanig dat ‘als je ze herleest, die indruk opnieuw ontluikt, zich ontvouwt, ietwat verwelkt, maar wel degelijk daar aanwezig’. Voor die zoektocht naar de juiste woorden moet je de tijd nemen, als ‘een soort komische steltvogel die roerloos temidden van de omringende beweging blijft staan’, anders heeft het allemaal geen zin. Als hij later die notities terugleest wekken ze een ‘werveling van beelden op, die [zijn] theater van de wereld vormen’.

Groots is dat theater, afwisselend, altijd in beweging, bij vlagen romantisch en melancholiek. Ironisch en vol zelfspot ook. Al die scènes uit zijn wereldtoneel heeft hij opgetekend in zijn kenmerkende, magnifieke literaire stijl die Katelijne de Vuyst, zijn vaste vertaalster, opnieuw mooi heeft weten vast te houden.

Verder lezen:

https://www.nrc.nl/nieuws/2020/11/19/een-odysseus-in-het-klein-2-a4020724

 

 

Thuis op de bank en toch naar Parijs: Met Parijse pen. Literaire omzwervingen

Ontdek een nieuw Parijs in de voetsporen van beroemde schrijvers: Patrick Modiano neemt je mee naar een ander Montmartre, Remco Campert laat je de oostkant van de stad zien, Michel Houellebecq leidt je van de Parijse hoogbouw naar de Sorbonne en met Adriaan van Dis kijk je achter de schermen van migrantenlevens.

Parijs – stad van pracht en praal, maar ook van extreme armoede. Je kunt er dwalen om te verdwalen en plekken vinden waarvan je niet wist dat je ze zocht. Onder die prachtige bovenlaag, achter die glanzende façade, borrelt, leeft, stinkt, bloeit de stad.

De pen van Margot Dijkgraaf belicht tien grote Nederlandse en Franse schrijvers en hun personages in Parijs. De foto’s van Bart Koetsier volgen op unieke wijze hun literaire route door de lichtstad. Zo verenigt de literatuur zich met de lens van de stadsfotograaf.

Speur naar wat verloren ging, observeer het Parijs van nu in al zijn diversiteit – en bezie de lichtstad met een nieuwe blik!

Margot Dijkgraaf is literatuurcriticus (NRC), schrijver en curator van literaire en culturele evenementen in Frankrijk en Nederland. Van haar hand verschenen onder meer Spiegelbeeld en schaduwspel. Het oeuvre van Hella S. Haasse (2014), Lezen in Frankrijk. Een literaire tour de France ( 2018) en Zij namen het woord. Rebelse schrijfsters in de Franse letteren (2020) .

 Bart Koetsier is een Nederlands documentair en portretfotograaf wonend in Parijs. Een constante in zijn werk is de sterk cinematografische sfeer. Zijn serie ‘Taillights Fade’, een persoonlijk document van Europa aan het begin van de 20ste eeuw werd gepubliceerd in talloze internationale tijdschriften.

Over het magnum opus van Annie Ernaux, De jaren

Vorig jaar vertelde Annie Ernaux, in een interview op de Franse radio, hoe blij en verbaasd ze was over de wereldwijde #metoo-beweging. Ze had in haar leven alle feministische golven meegemaakt, en dacht dat ze de échte revolutie van de vrouw, met blijvend resultaat, niet meer zou beleven. Voor de beroemde Françaises die de ophef over het mannelijk gedrag allemaal nogal overdreven vonden, had ze geen enkel begrip: dat zijn geprivilegieerde vrouwen, zei ze, ze hebben geen idee van de werkelijkheid, van hoe het er op de werkvloer of in de metro aan toegaat.

Annie Ernaux (1940) weet dat als geen ander. Als meisje hoort ze in de keuken annex kruidenierswinkel van haar ouders alle roddels over het arbeidersbestaan. In de woonkamer, tevens café, ziet ze hoe mannen dronken worden. Op het lyceum wordt ze door meisjes uit de ‘betere kringen’ met de nek aangekeken: ze behoort niet tot de juiste klasse. Bij haar thuis is er geen koelkast, geen badkamer, de wc is op de binnenplaats en – een gotspe! – ze is nog nooit in Parijs geweest. Oppert ze thuis om eens ergens naartoe te gaan, zoals de andere meisjes van haar klas, dan antwoorden haar ouders: ‘Waar wil je dan naartoe, heb je het soms niet naar je zin waar je bent?’

Van die worsteling, van dat klassenverschil, getuigt Ernaux vanaf haar eerste boek. ‘Venger ma race’ was lang haar motto en dat revancheren gold niet haar vrouwzijn, maar haar sociale klasse en de cultuur die daarbij hoort. Haar debuutroman Les armoires vides (Lege kasten, 1974) gaat over een jonge vrouw die een abortus ondergaat. Alleen. De man van wie ze zwanger is, een student uit de betere klassen, is naar de VS vertrokken.

Ernaux is een van de eerste Franse schrijfsters die de stilte rond dit taboe-onderwerp doorbreekt. Daarna volgen romans over een allesverterende passie (Passion simpleAlleen maar hartstocht), over de dag waarop haar vader haar moeder dreigt te vermoorden (La honteDe schaamte), over het leven en de aftakeling van haar moeder (Une femmeEen vrouw) en de worsteling van haar vader om financieel het hoofd boven water te houden (La place, Prix Renaudot 1984).

Ook in haar daaropvolgende boeken neemt Ernaux geen blad voor de mond. Ze put uit haar herinnering, niet uit haar verbeelding. Schaamte over haar ouders, hun taalgebruik, hun kleding, schaamte over haar eigen anderszijn, seksualiteit, de vlucht in een huwelijk.

Het ongemak en de woede die daaruit voortkomen zijn thema’s van de ‘transfuge de classe’ die ze geworden is: door haar schrijverschap heeft ze zich ontworsteld aan haar oorspronkelijke sociale klasse. Net als Prix Goncourtwinnaar Nicolas Mathieu en cultauteur Édouard Louis – bewonderaars van Ernaux – vertegenwoordigt ze dat deel van de Franse bevolking dat zich niet gehoord voelt.

Lees verder:

https://www.nrc.nl/nieuws/2020/10/29/de-geschiedenis-doorkruist-ieders-leven-a4017914

Jean de la Ville de Mirmont: De zondagen van Jean Dézert

De bekendste dichtregel van Jean de la Ville de Mirmont is waarschijnlijk: ‘Je me suis embarqué sur un vaisseau qui danse’, afkomstig uit een postuum gepubliceerd, romantisch gedicht, later door Julien Clerc prachtig vertolkt in een chanson. De stem van de zee lokt, verleidt de man die in een havenstad is geboren, hij bezingt de schepen die hij op de golven ziet dansen, maar echt inschepen – dat heeft hij nooit gedurfd. Wat hem rest zijn dromen aan wal, in storm en regen, weemoed en verveling.

Jean de la Ville de Mirmont (1886-1914), schrijver en dichter uit Bordeaux, liet na zijn dood – hij werd als sergeant in het Franse leger door een Duitse granaat getroffen – een klein oeuvre na: gedichten, brieven en een korte roman De zondagen van Jean Dézert. Het boek verscheen onlangs in de Schwob-reeks van ‘de mooiste vergeten klassiekers’, voorzien van een informatief nawoord van vertaler Mirjam de Veth.

Jean Dézert is beambte op ‘het ministerie van Welzijnsbevordering (afdeling materiële voorzieningen)’. Nadenken hoeft hij niet, hij moet ‘voorgedrukte formulieren invullen’ en ‘stukken doorgeven’. Dézert woont op een vijfde verdieping in de Rue du Bac in Parijs, in een woning met een uitzonderlijk laag plafond. Met een beetje fantasie waan je je ‘op het tussendek van een zeilboot’. Maar juist aan fantasie ontbreekt het hem. Niemand heeft hem ooit kunnen betrappen op ‘het verlangen om iets uit te proberen’. Ambitie kent hij niet, evenmin als afgunst.

Hij heeft één vriend met wie hij dagelijks in hetzelfde restaurant eet. De vriend vertelt, Dézert luistert. In zijn agenda – goud op snee – staat bij de meeste dagen: ‘Niets’. Hij accepteert dat hij slechts ‘een figurant’ is. Eén levenskunst beheerst hij tot in de puntjes: het vermogen te wachten. Wachten op bevordering, wachten op zijn pensioen, wachten op de dood. Vooral wacht hij tot het zondag is.

Lees meer:

Lees meer

Bérengère Cournut: Van steen en been

Een jonge Inuitvrouw verlaat ’s nachts de iglo waarin ze met haar familie ligt te slapen. Gerommel, getril, oorverdovend gekraak. In een oogwenk scheurt de ijslaag onder haar, ze drijft weg van haar ouders, van de iglo, de slee. Haar vader weet haar nog net zijn amulet toe te gooien, een harpoen, een berenvel. Dan verdwijnt ze in de mist.

Het is het filmische, symbolische begin van Van steen en been, het zevende boek van de Franse schrijfster Bérengère Cournut (1980), afgelopen jaar bekroond met de Prix du roman Fnac. Eenzaam begint de Inuitvrouw aan haar overlevingstocht, met niets anders dan een halvemaanvormig mes in haar anorak, een berenhuid, haar moed en vastberadenheid. Eerst moet ze zich vijf uitgehongerde honden van het lijf houden, die zich op hetzelfde stuk ijsschots blijken te bevinden. Eenmaal op het vasteland gestoten is het lopen of sterven. Van haar vader leerde ze jagen, op robben, op beren. Met de honden vangt ze een poolhaas, een sneeuwhoen. Op de uitgestrekte ijsvlakten treft ze een groep van drie gezinnen, bij wie ze zich aansluit. Ze moet de kost verdienen, gaat mee met de mannen om te jagen. Van de oudste moet ze naast de slee meerennen, ‘We gaan ver, ik moet lang rennen’. Als enige weet ze met haar speer een ringelrob te doden, een vet mannetje, waardoor er weer wat te eten is in ‘het winterhuis’. ‘Arnaautuq’ noemen ze haar, gemankeerde jongen.

Zo begint haar odyssee, een strijd op leven en dood. Met mannen die in haar een gemakkelijke seksuele prooi zien. Met de natuur. Met de geesten die de cultuur in die contreien beheersen en die ze te vriend moet houden. Als ze een zeehond vangt, geeft ze hem, eenmaal op het vasteland, eerst te drinken, om zijn geest te bedanken dat die zich heeft laten pakken. Hoort ze klanken uit de grond, dan begrijpt ze dat het ‘de reus’ is die haar, in versvorm, beveelt weg te gaan.

Ze ontmoet een man met wie ze goed kan jagen, hij noemt haar Uqsuralik, een naam als ‘een wit dier, zowel Beer als Hermelijn’. Haar wereld is doordrenkt van rituelen die de geesten gunstig moeten stemmen. Als ze zwanger is, mogen er geen touwspelletjes in haar omgeving gespeeld worden, de foetus zou wel eens in zijn navelstreng verstrikt kunnen raken. Is ze in de rouw, dan mag ze niet jagen: van een treurende vrouw slaat het wild op de vlucht. Lees verder:

https://www.nrc.nl/nieuws/2020/10/01/de-mens-is-hier-slechts-een-sneeuwvlok-a4014362