Berichten

Montpellier, festival La Comédie du Livre (blog 3)

‘Wat ons op de redactie opvalt’, zegt de journaliste van radio France Inter tegen me, terwijl ze een microfoon voor mijn neus houdt, ‘is dat heel literair Frankrijk het ineens over de Nederlandstalige literatuur heeft. We worden voortdurend door Franse uitgevers gebeld over boeken uit Nederland en Vlaanderen. Wat hebben jullie ons eigenlijk te bieden?’ Ze kijkt me streng aan.

Goede literatuur natuurlijk, zeg ik, die hier meer bekendheid verdient. En ik weid uit over Hella Haasse en Lieve Joris, over Toine Heijmans en Anna Enquist; over auteurs die meer in de traditie van de ‘intimité’ schrijven en degenen die breder naar de wereld kijken.

Daarna ren ik naar het Centre Rabelais waar ik een gesprek mag leiden over liegen en bedriegen in de literatuur. Peter Terrin verhaalt over de hoofdpersoon van Montecarlo, een held die zich bedrogen voelt; Herman Koch laat de toehoorders weten dat hij zich door al het spel met fictie en werkelijkheid soms zelf afvraagt of hij wel de schrijver is van zijn eigen werk; en Joost de Vries illustreert zijn spel met gestolen identiteiten in L’héritier met een hilarische persoonlijke anekdote over de keer dat hij oog in oog stond met een andere Joost de Vries.

In het Auditorium van La Panacée vraag ik de directeur van dit centrum voor Moderne Kunst, Nicolas Bourriaud, te reageren op de roman van Niña Weijers, Les conséquences, een boek waarin een jonge fotografe worstelt met leven, kunst, geboorte en dood. De beroemde curator en kunstcriticus, oprichter van het Palais de Tokyo in Parijs, blijkt haar boek tot in detail te hebben gelezen: de passages over de verdwijning van Bas Jan Ader en het schuren van leven en ‘le réel’ interpreteert hij moeiteloos.

Gerbrand Bakker en Valérie Cibot, een interessante Franse debutante, voeren daarna een mooi gesprek over natuur, stilte en eenzaamheid. Waar de natuur in Le détour van Bakker zijn zieke, gevluchte hoofdpersoon een troostende dimensie biedt, is ‘la campagne’ voor Cibot juist een bron van dreiging, roddel en achterklap. Dankzij de uitstekende tolk, Marie-Caroline van Seggelen, slagen ook zij erin elkaar goed te begrijpen – ook als het gaat om de aanleg van een tuin of het houden van bijen.

Bij de grande finale, in de bijna uitverkochte Salle Molière van de imposante Opéra, luistert een aandachtig publiek naar Margriet de Moor, wier mooie roman Au premier regard onlangs bij Gallimard verscheen. ‘Ja, je mag iets voorlezen’, staat ze haar interviewer genadig toe, ‘mits je niet te snel leest’. Een Franse journalist dacht dat haar boek autobiografisch was, vertelt ze, ‘dat is natuurlijk een beetje dom’. Hoe het is om in Amsterdam te wonen? ‘Verschrikkelijk irritant’, antwoordt ze, ‘veel te veel toeristen, de airbnb is een plaag’.

Ook de burgemeester en zijn culturele staf zijn vanavond aanwezig – een duidelijk eerbetoon aan het succes van deze Comédie du Livre voor de stad. De voorlopige schatting is dat er dit jaar ruim 10.000 meer bezoekers waren dan vorig jaar, vertelt hij trots.

Bij het slotdiner blijken alle uitgenodigde schrijvers zonder uitzondering lovend over de ontvangst die hen in Montpellier te beurt viel: de vrijwilligers die hen iedere dag begeleidden, de werkelijke aandacht van de bezoekers die, ook al kenden ze de signerende schrijvers niet, een gesprek aanknoopten en vervolgens met boeken onder de arm vertrokken; de fantastische organisatie; en natuurlijk het heerlijke eten, de platanen, de schitterende stad en de zon. ‘Wat zijn die Nederlandstalige schrijvers toegankelijk’, zei een Frans echtpaar vanmorgen tegen me, ze hadden net een boek van Stefan Enter gekocht, ‘toch heel anders dan onze schrijvers, die zitten vaak zo hoog te paard’.

Bij het hoofdgerecht heffen Frank Westerman en Alexander Münninghof namens alle Vlaamse en Nederlandse schrijvers het glas op Régis Pénalva en Juliana Stoppa, de organisatoren van het festival. Ze krijgen een staande ovatie. Merci Montpellier!

Montpellier, festival La Comédie du Livre (blog 2)

‘Ik wil een sterk verhaal vertellen’, zegt Stefan Brijs bij het literaire ontbijt, om half tien vanmorgen, ‘ik ben altijd op zoek naar een klein idee waarmee ik een groot verhaal kan doen’. Hij is de eerste auteur die vandaag optreedt, in het Maison des Relations Internationales, hartje Montpellier.

Het onweert vanmorgen, de rencontre vindt daarom niet plaats in de tuin, maar in het mooie, oude pand waarin ook het Nederlandse consulaat zetelt. Een dertigtal inwoners van de Zuidfranse stad luistert ademloos toe. Goede verhalen schrijven – dat is waar de Nederlandstalige auteurs in buitenlandse ogen het patent op lijken te hebben.

Even later getuigen David van Reybrouck en Stefan Hertmans van hun passie voor de Grote Geschiedenis. In het erepaviljoen, op het rechthoekige centrale plein, de Place de la Comédie, vertellen ze over hun gevoel ergens geworteld te zijn (in hun woon- c.q. geboorteplaats in België) en hun vermogen tegelijkertijd afstand te nemen – omdat ze veel reizen. ‘Je bent enerzijds een varken dat met zijn snuit in de aarde wroet om een truffel te zoeken’, zegt David van Reybrouck, ‘en anderzijds ben je ook die adelaar die hoog in de lucht overvliegt’. Beiden komen uit een milieu van “kleine luyden”, beiden hadden de kans te studeren, de wereld te verkennen, maar ‘je vergeet nooit waar je vandaan komt’.

Hoewel het festival al een dag in volle gang is, geeft een hoog gezelschap vervolgens de officiële aftrap. In de brandende zon spreekt de wethouder voor cultuur van een ‘atypische editie van het festival’, dat normaliter het podium geeft aan een literatuur uit een van de landen van rond de Middellandse Zee. Maar dit keer zijn ‘Noord en Zuid verenigd’, in een dubbele blik op de wereld. De welbespraakte burgemeester van Montpellier Métropole, Philippe Saurel, spreekt over de gedeelde passie voor de verworvenheden van de Verlichting. Waren de Amsterdamse uitgevers en de drukkers uit de achttiende eeuw niet degenen die de filosofische en politieke ideeën van toen door heel Europa verspreidden? Hij is er trots op dat een recente enquête onder de bevolking uitwees dat de inwoners van Montpellier hun stad karakteriseerden als een “ville libre”, een stad waar er ‘vrij gedacht en gesproken kan worden’. Daarom is hij verheugd dat het ook voor de Nederlanders en de Vlamingen “the place to be” is, een “win-win” uitwisseling met partners uit het noorden. Hier spreekt een Fransman, zoveel is wel duidelijk, die ook het Engels machtig is.

“Onze” ambassadeur, Pieter de Gooijer, citeert de Franse dichter Baudelaire, die ons land zag als een land van melk en honing, waar het niet alleen goed leven maar ook goed sterven was. Hij oogst lof van alle aanwezigen.

Vervolgens ga ik kijken bij de festivaltent waar alle uitgeverijen, groot en klein, nationaal en lokaal, hun boeken presenteren; die is zeker een kilometer lang. Romans, poëzie, kinderboeken, stripverhalen, graphic novels, science fiction, boeken voor adolescenten – het hele literaire scala passeert de revue. Overal wordt gesigneerd, overal is het dringen, iedereen koopt boeken. Toine Heijmans vertelt enthousiast over de workshop die hij deed met jonge mensen die schrijver willen worden, hij heeft een hele middag met hen doorgebracht, ’s avonds werd hij ook nog te eten uitgenodigd. Walter Lucius signeert iedere minuut een van zijn thrillers. Lieve Joris geniet van het contact met haar vele Franse lezers.

De grootste boekhandel van Montpellier, Sauramps, een heerlijk doolhof van boeken ondergebracht in een enorm architectonisch schip met 5 etages, is ook in de festivaltent in vol ornaat aanwezig. Het zijn toptijden. Yann, verantwoordelijk voor de buitenlandse literatuur, straalt. Het waren moeilijke tijden voor Sauramps, er was crisis, net als overal, maar nu is er een nieuwe eigenaar en breken er betere tijden aan. De Nederlandse literatuur was onbekend; Mulisch werd verkocht, Nooteboom, Haasse, zegt hij, dat was het wel. Maar sinds dit weekend is dat wel anders. In de boekhandel vind ik een tafel met titels van de aanwezige auteurs. Doorgaans hebben Franse librairies een hoekje met ‘littérature du nord’, waar ook de Nederlandse literatuur wordt ondergebracht. Ja, hij denkt over een plank speciaal voor Nederlandstalige literatuur. Maar ja, hij heeft het druk. Het kan dus nog even duren.

Montpellier, festival La Comédie du Livre (blog 1)

‘Ik lees geen boeken’, zegt mijn tafelheer, de burgemeester van Valfaunes (655 inwoners), ‘ik ben ICT’er en ik heb mijn handen vol aan alles wat er in mijn dorp speelt. De grote stad rukt op, de wijnboeren hier zitten in financiële problemen vanwege de hagelbuien van vorig jaar, waardoor de oogst is mislukt. Hoe zou ik een boek kunnen lezen?’ Ik vraag hem naar zijn eerste associatie met Nederland en de literatuur uit de Lage Landen. ‘Reizigers’, zegt hij, ‘kosmopolieten’. ‘Een land en een literatuur van water’, zegt mijn buurvrouw aan de andere kant, een “déléguée à la culture”, die het dus weten kan. Ze heeft acht boeken gelezen van de dertig Nederlandse en Vlaamse schrijvers die dit weekend op uitnodiging van Montpellier Métropole – en mede dankzij de Nederlandse ambassade in Parijs en beide letterenfondsen – in Montpellier optreden. En ze wil ze allemaal ontmoeten. Kan ik daar wellicht voor zorgen?

We zijn te gast op het wijndomein Terres des Cambon, een van de vele wijnkastelen rond de Pic Saint Loup, de hoogste berg in de Zuid-Franse heuvels, waar de aftrap plaats vindt van de Comédie du Livre, het jaarlijkse literaire festival van Montpellier, dat een kleine 100.000 mensen trekt. Op de trams, aan de vlaggenstokken, in de abri’s – overal straalt de prachtige oranje festivalposter, een ontwerp van Brecht Evens, je tegemoet.

Dertig schrijvers, een carte blanche voor Alice Zeniter, de Franse schrijfster die een belangrijk boek schreef over de beladen relatie tussen Algerije en Frankrijk en een ere-uitgever, dit jaar uitgevershuis Sabine Wespieser – het is genoeg voor een overvol programma van vier dagen, binnen én buiten de stad. Alle media besteden er aandacht aan: Le monde des Livres (4 pagina’s), weekblad Le Point (dat vandaag bij een lunch een ‘coup de coeur’ uitdeelt aan Débâcle van Lize Spit, verschenen bij Actes Sud in de vertaling van Emmanuelle Tardif), het wekelijkse ‘uitvouwblad’ Le1, maandblad TransfugeLire en Magazine littéraire. Ook alle regionale media staan vol met recensies en interviews met Margriet de Moor, Anna Enquist, Tommy Wieringa, Lieve Joris of een van de andere aanwezige schrijvers.

Op verzoek van Occitanie Livre & Lecture houd ik vanmorgen een lezing over Nederlandstalige literatuur. Zo’n vijftig mediatheken en bibliotheken zijn gekomen naar het eeuwenoude pand waarin de DRAC (het regionale culturele hoofdkantoor) zetelt. Clematis klimt langs de balkons omhoog, de binnentuin lijkt op een jungle, tussen de metershoge bamboe ontwaar ik nep-Romeinse zuilen. Ik vraag mijn toehoorders wat het eerste woord is dat bij hen opkomt als ik ‘Nederlandstalige literatuur’ zeg. ‘Rien’, zegt er iemand. Dan, aarzelend: Anna Enquist, Hella Haasse, wandelen, zee, Rembrandt. Nieuwsgierig zijn ze naar de literatuur van dat verre, exotische land in het hoge noorden, waar het altijd regent. Dus vertel ik dat we in ‘les Pays-Bas’ ‘néerlandais’ spreken en geen ‘hollandais’, dat Vlamingen en Nederlanders elkaar kunnen verstaan, dat er 23 miljoen mensen zijn die Nederlands spreken tegenover 274 miljoen die Frans als moedertaal hebben. Ik vertel hen over Multatuli en Couperus, over Hermans en Wolkers, over Haasse en Enquist, over Gerbrand Bakker, Stefan Hertmans, Herman Koch, Inge Schilperoord en Niña Weijers. Twee uur later hebben ze hun literaire route voor het weekend bepaald, nu willen ze die schrijvers wel eens in levenden lijve beluisteren. Vanmiddag eerst Toine Heijmans, Annelies Verbeke en Fouad Laroui over ‘l’étranger’ (de vreemdeling) in de literatuur en dan naar ‘les nouveaux talents’ in het centrum voor beeldende kunst. En dan nog Lize Spit. Zoals Julie Malaure, critica van Le Point over haar boek zei: ‘kijk uit, pas op, ze lijkt zo lief en kwetsbaar, maar met haar boek geeft ze je een enorme dreun’.