Berichten

Nicolas Mathieu over zijn prix Goncourt

Hij heeft iets onverzettelijks, zijn lach is gul, maar zijn ogen lachen niet altijd mee. In een van de oude salons van uitgeverij Actes Sud in Parijs – hoge plafonds, spiegels met vergulde rand – spreek ik Nicolas Mathieu (1978), die vorig jaar de Prix Goncourt kreeg voor Leurs enfants après eux, in het Nederlands vertaald als De uitzichtlozen. Het boek is een vuistdikke coming of age-roman over jongeren die in de jaren negentig opgroeien in het imaginaire stadje Heillange, in het noordoosten van Frankrijk. De staalindustrie is opgedoekt, ieders leven is veranderd. De schrijver, geboren in de Vogezen, heeft het aan den lijve ervaren.

Uw werk vertelt me dat er een grote woede in u zit.

„Ja, dat klopt, die is existentieel en sociaal. Die woede is mijn brandstof. Enerzijds is hij existentieel: wat doet de tijd met ons, wat komt er terecht van dromen uit je kindertijd? Anderzijds is hij sociaal: onze wereld is er een van leugens, een mystificatie, die altijd een flatterend beeld geeft van zichzelf. Maar daarachter bevindt zich een onacceptabele werkelijkheid.

„Ik voel me erg ongeschikt voor de wereld zoals hij is, en in de literatuur reken ik daarmee af. Schrijven is een vechtsport. Ik ben niet de eerste die dat zegt. Schrijvers als Céline, Thomas Bernhard en Annie Ernaux deden dat ook. Voor mij is literatuur geen amusement. Dan laat je de dingen zoals ze zijn. Veel dingen doen me pijn, sociale vernederingen zijn open wonden. Zelfs nu, na het succes van mijn boek, worden die opnieuw opengereten.”

Waar komt die woede vandaan?

„Zonder twijfel komt die voort uit mijn rooms-katholieke jeugd. Het christelijk onderwijs schotelde mij een beeld van de wereld voor zoals die zou moeten zijn. De enorme kloof tussen dat ideaal en de wereld zoals hij is, roept een enorme woede bij mij op. Ik werd me daarvan bewust toen ik werk van Pasolini las, van George Bernanos, die een grote woede paren aan een diep idealisme. Iemand als Bernanos had een groot moreel kompas, waarmee hij oordeelde over de dingen zoals ze zijn. Dat heb ik ook. Mijn idealisme voedt mijn woede, de zoektocht naar luciditeit gaat samen met mijn literaire ontwikkeling.

https://www.nrc.nl/nieuws/2019/10/24/mijn-existentiele-en-sociale-woede-is-mijn-brandstof-a3977905 Lees meer

Goncourt nominaties laten een trend zien: de transclasse

Wie schrijft spreekt uit andermans naam, in andermans plaats, zei de Franse socioloog en schrijver Édouard Louis bij zijn recente bezoek aan Amsterdam. Schrijvers moeten zich daarom afvragen wie er niet spreekt, wie er niet bij is, wie níet gehoord wordt. Wie is er zo afwezig dat we hem niet eens missen?

In Louis’ eerste autobiografische romans zijn dat de ‘petites gens’ uit een industriestadje in Picardië, de werkloze, gewelddadige vader, de moeder die thuis de klappen opvangt, de geterroriseerde homoseksuele jongen. En de dorpsgenoten die de bezuinigingen van de regering aan den lijve voelen, degenen die niet profiteren van de globalisering. Louis herinnert zich hoe hij in 2008 – hij was 16 – naar de tv keek toen J.M.G. Le Clézio de Nobelprijs kreeg. Waarom sprak hij over fictieve personages die het moeilijk hebben in het leven? Waarom sprak hij niet over hén, hier, in Noord-Frankrijk, zíj hadden het net zo moeilijk! Louis: „Mijn sociale klasse stierf van de afwezigheid.”

Als het aan hem ligt, komt daar verandering in: „Hoe kun je over iets anders schrijven dan over geweld, klassenstrijd, armoede, onrecht, homofobie, racisme en vernedering? Literatuur moet de lezer confronteren en wel zo dat die zich niet lachend kan afwenden.”

Edouard Louis is een ‘transfuge de classe’, iemand die van het ene naar het andere milieu is opgeschoven. Hij doorbrak de wet van de ‘sociale reproductie’, waar dat in Frankrijk zeldzaam is: in zeven van de tien gevallen wordt een kind van arbeiders zelf arbeider. Louis (26) is een uitzondering, net als zijn vriend en socioloog Didier Eribon (65), de schrijfster Annie Ernaux (78) en de auteur van De kunst van het verliezen, Alice Zeniter (32).

Rijkeluiszoontjes

Sinds deze rentrée kunnen we een naam aan dit lijstje toevoegen, die van Nicolas Mathieu (40). Zijn roman Leurs enfants après eux kreeg woensdag de prix Goncourt, de belangrijkste Franse literatuurprijs. Het boek is een vuistdikke coming-of-age-roman, met vaart, geschreven in de nuchtere, rauwe taal van alledag, met veel dialogen. Mathieu heeft een verhaal te vertellen: dat van zijn alter ego en diens leeftijdgenoten die opgroeien in Heillange, een imaginair stadje in het noordoosten van Frankrijk. De krimp in de staalindustrie veroorzaakt werkloosheid: ‘De mannen spraken weinig en stierven vroeg. De vrouwen verfden hun haar en keken naar het leven met een optimisme dat langzaam afnam. Eenmaal oud geworden herinnerden ze zich hoe hun man zich afbeulde op zijn werk en daarna naar het café ging, dachten ze aan hun zoon die zich op de weg had doodgereden, en dan hadden ze het nog niet eens over de mannen die er doodleuk vandoor waren gegaan. […] Bij ons werd je ontslagen, werd er gescheiden, werd je bedrogen of kreeg je kanker. We waren gewoon normaal.’

Lees verder:

https://www.nrc.nl/nieuws/2018/11/08/sociale-mobiliteit-vergeet-het-maar-a2754507