Adieu Maryse Condé

‘Heel lang verlang je van de ander dat hij je de garantie geeft dat je bestaat. Later laat je dat koud. Ik ben Maryse Condé. Daarvoor heb ik geen bewijs meer nodig.’ Dat zei de grote, gisteren op negentigjarige leeftijd overleden Guadeloupse schrijver toen ik haar zo’n twintig jaar geleden interviewde. Terecht. Zeker nadat haar in 2018 de New Academy Prize was toegekend, de alternatieve Nobelprijs (die dat jaar niet officieel werd uitgereikt).
Haar beroemdste werk is ongetwijfeld Segou (1984), haar immense fresco van Mali, een monument voor Afrika, waarin ze de opkomst en ondergang van het koninkrijk Bambara beschrijft. Daarnaast heeft ze een groot oeuvre van romans en toneelstukken gepubliceerd, evenals ontelbare bloemlezingen en essays over creolité, de Caraïbische identiteit, over Guadeloupe, Afrika, sekse en taal. Ook doceerde ze Frans- Afrikaanse literatuur aan verschillende universiteiten in Europa en de VS, waar ze lang woonde.
Maryse Condé werd in 1934 in Pointe-à Pître geboren, als jongste in een gezin met acht kinderen. Haar ouders behoorden tot de ‘petite bourgoisie noire’ schrijft ze in haar autobiografie La vie sans fards (2012). Ze waren er trots op dat ze zich aan de armoede hadden ontworsteld, konden zich een auto en een buitenhuis veroorloven. Frankrijk was hun ‘adoptie-vaderland’ – over wat dat betekende heeft Condé zich in haar oeuvre vaak gebogen. Nooit was haar als kind iets over de geschiedenis van de slavernij of over de kolonisatie verteld. Pas als student in Parijs ervoer ze aan den lijve wat het betekende een andere huidskleur te hebben. Ze constateerde dat ze was opgegroeid in een ‘mensonge initial’, een oorspronkelijke leugen. Met die leugen zou ze haar leven lang een appeltje te schillen hebben.
In Parijs ook las Condé Frantz Fanon, Aimé Césaire en Leopold Sédar Senghor, de grote denkers en dichters van de ‘négritude’, een ideologische en literaire beweging die zich baseerde op een gedeelde afkomst en een gezamenlijke afkeer van het racisme. Ze trouwde met Mamadou Condé, een acteur uit Guinee, waarna ze met haar zoon en zwanger van haar tweede kind naar Afrika vertrok – zonder echtgenoot. Twaalf jaar werkte en woonde ze in Ivoorkust, Guinee, Ghana en Senegal, het werd een zoektocht naar haar identiteit.
Die queeste liep op een teleurstelling uit: haar zwarte huid bleek helemaal geen ‘trait d’union’ tussen de Antillen en Afrika. Ze hoorde niet in Afrika, werd er net zo goed als buitenstaander beschouwd als in Europa. Iedereen bleef in zijn eigen klasse, zijn eigen ‘bubbel’, constateerde ze, de négritude was ‘niet meer dan een mooie droom, kleur betekent niets’.
In haar boek De pelgrimage van Veronica zette Condé haar eigen ervaringen af tegen het nostalgisch geloof in ‘de zwarte mythe’. Ook gemengde huwelijken werden onderwerp van haar werk, nadat ze zelf trouwde met de Engelse vertaler en leraar Richard Philcox. Haar roman Histoire de la femme cannibale gaat  over een zwarte vrouw die, tot tweemaal toe, in het huwelijk treedt met blanke mannen; over de reacties op dergelijke gemengde paren, over de eenzaamheid die vaak met zich meebrengt.
Haar leven lang is Condé gevraagd naar hoe ze haar identiteit zag. Was ze creools en waarom schreef ze eigenlijk in het Frans? In haar romans gaf ze een genuanceerd antwoord. Het valse leven (1987), de roman die geldt als dé Antiliaanse roman binnen haar oeuvre, is indirect niet alleen gebaseerd op haar eigen familiegeschiedenis, maar beschrijft ook de geschiedenis van de Cariben, met slavernij, contractarbeid, racisme en onderdrukking. Steeds toonde Condé zich tegendraads en eigenzinnig. In een van de laatste in het Nederlands vertaalde boeken, Het onwaarschijnlijke en droevige lot van Ivan en Ivana, schrijft ze over het leven van een op Guadeloupe geboren tweeling die innig – te innig – van elkaar houdt. Verboden liefde, verlaten vrouwen, racisme, kolonialisme, terrorisme – in haar oeuvre komen ze allemaal voorbij.
Taal was voor Condé wezenlijk, natuurlijk. Maar cultuur in de bredere zin eveneens. Als ik creools spreek tegen mijn vrienden begrijpen ze me niet, zei ze, maar als ik ze een kip voorzet in een wijnsaus met oude rum en rozijnen, begrijpen ze me precies. Maryse Condé was en bleef een eeuwige rebel.

Fotocredit: MEDEF – Maryse Condé, CC BY-SA 2.0, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=6443695