Bérengère Cournut: Van steen en been

Een jonge Inuitvrouw verlaat ’s nachts de iglo waarin ze met haar familie ligt te slapen. Gerommel, getril, oorverdovend gekraak. In een oogwenk scheurt de ijslaag onder haar, ze drijft weg van haar ouders, van de iglo, de slee. Haar vader weet haar nog net zijn amulet toe te gooien, een harpoen, een berenvel. Dan verdwijnt ze in de mist.

Het is het filmische, symbolische begin van Van steen en been, het zevende boek van de Franse schrijfster Bérengère Cournut (1980), afgelopen jaar bekroond met de Prix du roman Fnac. Eenzaam begint de Inuitvrouw aan haar overlevingstocht, met niets anders dan een halvemaanvormig mes in haar anorak, een berenhuid, haar moed en vastberadenheid. Eerst moet ze zich vijf uitgehongerde honden van het lijf houden, die zich op hetzelfde stuk ijsschots blijken te bevinden. Eenmaal op het vasteland gestoten is het lopen of sterven. Van haar vader leerde ze jagen, op robben, op beren. Met de honden vangt ze een poolhaas, een sneeuwhoen. Op de uitgestrekte ijsvlakten treft ze een groep van drie gezinnen, bij wie ze zich aansluit. Ze moet de kost verdienen, gaat mee met de mannen om te jagen. Van de oudste moet ze naast de slee meerennen, ‘We gaan ver, ik moet lang rennen’. Als enige weet ze met haar speer een ringelrob te doden, een vet mannetje, waardoor er weer wat te eten is in ‘het winterhuis’. ‘Arnaautuq’ noemen ze haar, gemankeerde jongen.

Zo begint haar odyssee, een strijd op leven en dood. Met mannen die in haar een gemakkelijke seksuele prooi zien. Met de natuur. Met de geesten die de cultuur in die contreien beheersen en die ze te vriend moet houden. Als ze een zeehond vangt, geeft ze hem, eenmaal op het vasteland, eerst te drinken, om zijn geest te bedanken dat die zich heeft laten pakken. Hoort ze klanken uit de grond, dan begrijpt ze dat het ‘de reus’ is die haar, in versvorm, beveelt weg te gaan.

Ze ontmoet een man met wie ze goed kan jagen, hij noemt haar Uqsuralik, een naam als ‘een wit dier, zowel Beer als Hermelijn’. Haar wereld is doordrenkt van rituelen die de geesten gunstig moeten stemmen. Als ze zwanger is, mogen er geen touwspelletjes in haar omgeving gespeeld worden, de foetus zou wel eens in zijn navelstreng verstrikt kunnen raken. Is ze in de rouw, dan mag ze niet jagen: van een treurende vrouw slaat het wild op de vlucht. Lees verder:

https://www.nrc.nl/nieuws/2020/10/01/de-mens-is-hier-slechts-een-sneeuwvlok-a4014362