Herpakt de Zweedse Academie zich?

Wie krijgt de Nobelprijs voor Literatuur, op donderdag 10 oktober a.s.? In ieder geval zullen er twee namen worden genoemd, een voor vorig jaar én een voor dit jaar. Bij de bookmakers staan Anne Carson en Maryse Condé op nummer 1 en 2. Maar waarom zou de nieuwe commissie kiezen voor de laureaat van de ‘alternatieve Nobelprijs’ van vorig jaar? Wil de Nobelprijs zijn prestige terugkrijgen, dan bekroont ze geen zanger, en geen Scandinavisch auteur, geen twee mannen. Sinds de oprichting kregen, als ik goed tel, 14 vrouwen de prijs, de rest was man.  Wordt het eindelijk Margaret Atwood? Marylinne Robinson? Of Ngugi Wa Thiong’o, de Keniaanse schrijver die ik deze zomer zingend, op hoge leeftijd de trappen van een theater af zag dansen? Wordt het Olga Tokarczuk die ik een half jaar geleden interviewde in Parijs, en die ik ooit voor het eerst ontmoette toen zij een residentie had in Amsterdam? Wordt het de Roemeense auteur Mircea Cartarescu en zijn bizarre universum vol vlinders en andere metaforen? Of toch Cees Nooteboom, voorgedragen door de KNAW en zijn Vlaamse evenknie? Als er iemand uit het Nederlandse taalgebied in aanmerking komt, is hij het wel, met zijn geweldige, veelvormige en veel vertaalde oeuvre.

De vraag is vooral of het Nobelprijscomité zodanig is hervormd dat de geloofwaardigheid weer kan worden opgebouwd. Geloven we nog in de keuzes, in de capaciteiten, in de onafhankelijkheid van deze commissie? De Franse schrijver Olivier Truc analyseert in zijn recente boek L’affaire Nobel (dat ik nog niet heb kunnen lezen en ik citeer de Figaro): hoe heeft het zover kunnen komen, hoe werd #metoo de Franse echtgenoot van een van de vrouwelijke juryleden fataal?  Wat betekent het voor het imago van Zweden? Zeven keer zouden de namen gelekt zijn. Hoe kon het gebeuren dat de Academie in 1974 twee van haar eigen leden bekroonde? En is het voldoende dat er nu 18 leden zijn, waarvan de helft vrouw, maar waarvan er vier nog niet mee mogen stemmen, omdat de Zweedse koning eerst zijn zegen moet geven? In ieder geval is de regel aangepast dat de academieleden niet kunnen aftreden, waardoor ze tot hun dood, graag of niet, in het Nobelcomité zaten. Het afgelopen jaar zag je voor je ogen hoe de soap zich ontvouwde. Laten we hopen dat de Academie zich herpakt – in het belang van de literatuur.

 

 

Het Musée Stendhal in Grenoble

Het kost even moeite hem te vinden, die ene deur in de drukke winkelstraat in het centrum van Grenoble. Maar dan is hij er toch, de poort die toegang geeft tot de negentiende eeuw. Eerst een donkere, bijna morsige binnenplaats, dan statige houten trappen, vervolgens, groot op de muur, de plattegrond van het appartement waar Stendhal woonde, getekend door de grote schrijver zelf.

Hier woonde de wereldberoemde auteur van Le rouge et le noir (Het rood en het zwart) vanaf zijn zevende, nadat zijn moeder was overleden. Hij adoreerde zijn kunstzinnige, getalenteerde moeder, in alles het tegenovergestelde van zijn saaie vader, Chérubin Beyle, advocaat bij het gerechtshof van de Dauphiné. Na haar dood, dé tragedie in zijn leven, trok de hele familie in bij haar vader, een beroemd en geliefd arts in Grenoble, een man van de Verlichting.

Marie-Henri Beyle, zoals Stendhal eigenlijk heette, mocht vrijelijk putten uit zijn grootvaders bibliotheek: hij las Molière, Fénelon, Voltaire, maar ook Horatius, Dante en Cervantes. Het moet een paradijs zijn geweest voor de voorlijke jongen, die extreem beschermd werd opgevoed: tot zijn dertiende mocht hij niet naar buiten. In het gezin was men veel te bang voor ziekten, voor vallen, verdrinken, verkeerde vrienden. Nooit mocht hij praten met een kind van zijn eigen leeftijd, schrijft hij in zijn autobiografie.

Dus zocht hij zijn toevlucht op ‘la treille’, het langwerpige terras, aan de achterkant van het appartement, vanwaar je ruim uitzicht hebt over het stadspark. „Op het terras zat hij te kijken wat zich in het stadspark afspeelde”, zegt Olivier Tomasini, directeur van het Stendhal Museum, „hij was er, en tegelijkertijd was hij er ook niet. Dat heeft hem die observerende blik op de wereld gegeven, die je in zijn werk terugvindt.”

https://www.nrc.nl/nieuws/2019/09/26/priveles-in-het-rariteitenkabinet-a3974601

De dieven van Albert Cossery

Midden in Caïro ligt de Dodenstad, een immense begraafplaats waar de armen onderdak vinden in mausolea. In dit doolhof woont de journalist en filosoof Karamalla. Hij vindt het er best prettig: geen huisbaas, geen last van mensen die hem met hun ellende lastigvallen, én hij is terug bij zijn familie, maar nu ‘zonder de meningsverschillen en botsingen die altijd ontstaan bij ieder samenzijn van levende wezens’. In zijn artikelen bespot hij ‘de groteske figuren die de macht uitoefenen’, daarom laten die hem vaak opsluiten. De domheid van zo dichtbij mee te maken – hij ervaart het ‘als een wonderbare verrijking van de geest’.

Die onthechte spotzucht en dat oog voor absurdisme maken deze Karamalla tot een alter ego van Albert Cossery, de Egyptische, in het Frans schrijvende auteur van een klein, maar puntgaaf literair oeuvre. Net als zijn personage wijdde Cossery (1913-2008) zich aan het peilen en observeren van egoïsme, hebzucht, onverschilligheid, minachting, vernedering. Ironie is zijn handelsmerk.

In Grote dieven kleine dieven, de laatste roman die hij voltooide, verbaast zijn filosoof zich met tijdloze actualiteit over ‘de lafheid van volkeren en hun onderwerping aan de onbeschaamdheid van onrechtvaardige bestuurders’. Waar komt die aan verering grenzende welwillendheid tegenover tirannen vandaan? Maar ja, wat kun je er, als arme sloeber aan doen? Je kunt je hoogstens vermaken met de ‘stompzinnige en criminele daden’ van politici en de rijken der aarde.

https://www.nrc.nl/nieuws/2019/10/04/als-arme-sloeber-kun-je-beter-overal-om-lachen-a3975561

De nieuwe Françoise Sagan

Het gonsde deze zomer van de geruchten in de Franse uitgeverij: er zou een boek verschijnen dat nergens was aangekondigd, in een oplage van honderdduizenden exemplaren. Er werd gegokt: een autobiografie van Brigitte Macron? Van Johnny Hallyday? Het bleek een nog niet eerder gepubliceerde roman van Françoise Sagan, die ineens in de winkel lag, op 19 september, precies vijftien jaar na haar dood in 2004.

Het werd niet de mediastorm waarop haar zoon Denis Westhoff gehoopt had. Er werden 80.000 exemplaren gedrukt en er was wat gemor: een onvoltooide roman, waar kwam die ineens vandaan? Uit de enorme juridische en praktische warboel die Westhoff aantrof nadat hij het, drie jaar na de dood van zijn moeder, aangedurfd had de erfenis te accepteren. Het besluit zette zijn leven op zijn kop: de schulden beliepen meer dan een miljoen en uitgevers wilden Sagans werk niet leverbaar houden, zo schreef Westhoff eerder in de biografie Sagan et fils (2012).

In zijn voorwoord bij Les quatre coins du coeur – een mooie Saganiaanse titel – schrijft Westhoff dat hij niet precies meer weet hoe het manuscript in zijn bezit kwam. Hij herinnert zich een dun stapeltje papier, moeilijk leesbaar, met een plastic ringbandje, in twee delen, dat hij uit een enorme hoop dossiers viste. Hij weet ook dat het manuscript door anderen is herschreven en gecorrigeerd omdat het ooit verfilmd zou worden. Hij aarzelde: moest hij het wel laten verschijnen in deze duidelijk onvoltooide staat? Uiteindelijk besloot hij dat de lezers van zijn moeder recht hadden op dit onvolmaakte onderdeeltje van haar oeuvre. Hij nam het oorspronkelijke manuscript, corrigeerde het zoals hij ‘het nodig achtte’ en veranderde niets aan de ‘stijl en de toon’ van de tekst, noch aan ‘de absolute vrijheid, de ongedwongen esprit, de wrange humor en de aan schaamteloosheid grenzende stoutmoedigheid’, kenmerkend voor Sagans oeuvre.

https://www.nrc.nl/nieuws/2019/09/26/een-echte-sagan-in-wording-a3974740

 

De particuliere geschiedenis van Jonathan Littell

In een recent boek vertelt de Franse schrijfster Lydie Salvayre hoe ze een nacht alleen op een veldbed doorbracht in een tête-à-tête met ‘L’homme qui marche’ (De lopende man), het beroemde beeld van Alberto Giacometti. Een voorrecht! Ze verwachtte een grootse ervaring – ze kon in haar eentje een hele nacht de uitstraling van het beeld tot zich nemen. Het werd een afschrikwekkende mislukking: ze was bang van het beeld, ervoer het als een bedreiging, de ogen, de houding van de man – alles joeg haar vrees aan. Ze had de indruk de nacht door te brengen met de verpersoonlijking van de dood. Geen enkele schoonheid ervoer ze, geen hoop, geen sprankje humor of vreugde.

Wie Een oude geschiedenis van Jonathan Littell (1967) openslaat begint aan een vergelijkbare leeservaring – in duizendvoud. In zeven hoofdstukken sleurt de auteur ons vakkundig door een gruwelijk universum dat voor het grootste deel leest als een gewelddadige, perverse, repetitief pornografische nachtmerrie.

De ik-persoon is een personage op de vlucht. Waarvoor en waardoor blijft onduidelijk. Als in een bad trip rent hij panisch van de ene naar de andere gruwelkamer; wanneer hij een deurklink voelt, drukt hij hem naar beneden – op naar het volgende tafereel. Net als in een vroege Robbe-Grillet komt hij terecht in uitgestorven straten, hotelkamers met naamloze mensen, gangen, nissen, douches. Soms belandt hij in oorlogssituaties, waar sluipschutters slachtoffers maken, gewonden sterven en explosies nooit ophouden. Hij drinkt, snuift de nodige lijntjes cocaïne, belandt in orgieën.

https://www.nrc.nl/nieuws/2019/09/20/littells-roman-is-een-gewelddadige-perverse-nachtmerrie-a3973977

Eric Vuillard: 14 juillet

Éric Vuillard begint 14 juli, net als zijn met de Prix Goncourt bekroonde boek De orde van de dag, met een onvergetelijke sleutelscène. In de Folie Titon in Parijs is aan het eind van de 18de eeuw de koninklijke behangfabriek gevestigd. Behang is in die tijd een nieuwe uitvinding, die dankzij Marie-Antoinette in de mode is geraakt. Ze houdt van bloemetjes, engelen en herderlijke tafereeltjes. De directeur van de fabriek, Jean-Baptiste Réveillon, eist op 23 april 1789, tussen twee feesten door, van zijn werknemers dat zij akkoord gaan met een salarisverlaging: de internationale concurrentie is moordend.

Maar het volk heeft honger. Velen zijn werkeloos. Protesten komen op gang, duizenden mensen rukken op naar deze fabriek waar luxeartikelen worden gemaakt voor de elite: de villa wordt geplunderd en vernield. Wat eetbaar is wordt opgegeten, wat drinkbaar is opgedronken. De cavalerie opent de aanval, er vallen doden, er worden mensen gearresteerd, opgehangen. De Franse Revolutie is begonnen.

Lees verder:

https://www.nrc.nl/nieuws/2019/08/22/de-stemmen-van-de-radertjes-a3970844

De kleuren van de brand, Pierre Lemaître

Wraak is een gerecht dat je het best koud kunt opdienen. Of het Franse spreekwoord bestaat sinds Alexandre Dumas De graaf van Monte Cristo publiceerde is onduidelijk, zeker is dat het uit de 19de eeuw stamt. In 1844 verscheen de wraakroman bij uitstek, het wereldberoemde verhaal over de zeeman Edmond Dantès die dermate succesvol is – in zijn werk, in de liefde, in de diplomatie – dat anderen zo jaloers op hem zijn dat ze hem in de val lokken en levenslang laten opsluiten.

Veertien jaar lang zit hij in een kerker, onschuldig. Dankzij de Italiaanse priester met wie hij zijn cel deelt, ontsnapt hij en spoort een schat op. Met dat fortuin kan hij zich wreken op al degenen die hem achter de tralies hebben laten zetten. De wraak wordt niet alleen koud opgediend, maar is ook nog knap zoet.

Ook de nieuwe Pierre Lemaitre is een wraakroman – spannend, vlot geschreven, ironisch en vol grote menselijke gevoelens. Lemaitre (1951) heeft goed gekeken naar Dumas. Ook hij bouwt zijn roman zorgvuldig op: als in een ouderwets feuilleton serveert hij ons telkens een nieuwe episode met een onverwachte plot.

Lees verder via

https://www.nrc.nl/nieuws/2019/08/15/wraaknemen-op-de-aasgieren-a3970155

 

Schrijven in cirkels: een interview met Cees Nooteboom

Op 2 september kreeg Cees Nooteboom een eredoctoraat van het University College Londen (UCL). In zijn dankwoord vertelde hij dat hij in 1954 een opschrijfboekje kocht en begon te schrijven. Meer was het niet, zei hij. Naar eigen zeggen was hij ‘een moeilijk kind’, hij verliet het huis op zijn zeventiende, werkte korte tijd bij een bank en ging daarna liften in Frankrijk, in Spanje en elders in Europa. Geen betere manier om overtuigd Europeaan te worden dan onderweg zijn met Duitsers, Fransen, Engelsen, Zweden, Polen en anderen, hield hij zijn duizendkoppig gehoor voor. Allemaal net afgestudeerden aan het University College Londen, met hun vrienden en ouders. Toen hij zijn vriend Rüdiger Safranski eens vroeg wanneer hij in ’s hemelsnaam al zijn biografieën had geschreven (Goethe, Schiller), antwoordde die hem dat dat was ‘in de tijd dat Nooteboom de wereld las’. Nooteboom dankte zijn vertalers, zonder wie zijn werk niet zo breed gelezen had kunnen worden als nu het geval is. Nooteboom wilde op zo’n feestelijke dag als de ‘graduation ceremony’ geen politieke uitspraken doen, zei hij, maar één ding moest hem van het hart: ‘als het UK echt uit de EU stapt, en u dus ook mij verlaat, staat er hier een werkelijk verdrietige kersverse doctor voor u’. Het applaus hield minutenlang aan.

Onlangs sprak ik Cees Nooteboom over zijn recente boek Venetië. De leeuw, de stad en het water.

U vindt het op de website van De Nederlandse Boekengids:

https://www.nederlandseboekengids.com/20190903-margot-dijkgraaf/

 

 

 

Studio Créole

Een laboratorium van wereldliteratuur, een mozaïek van talen en vertalingen, een auditief technisch hoogstandje, zeven wereldberoemde schrijvers en twee Nederlandse topkunstenaars – Studio Créole, een productie van het Manchester International Festival, is uniek en volstrekt vernieuwend. Is het een toneelstuk, een performance, audio-art, een taallab, een live vertaalhappening? Het is dat allemaal en bovendien nog een politiek statement van jewelste.

Rem Koolhaas tekent voor het design van de zaal: het publiek zit op twee naar elkaar toegekeerde steil oplopende halve manen, met in het midden een ronde tafel, zeven eilanden voor de schrijvers en hun tolk, tussen het publiek. Iedere bezoeker van deze literaire archipel heeft een koptelefoon. Je moet hem niet ín je oor plaatsen, maar in het kuiltje net ervoor – een idee van Koolhaas. Zo blijft je oor vrij om naar nog een andere stem te luisteren.

Zeven keer horen we zo een voor de gelegenheid geschreven kort verhaal: de Chileense schrijver Alejandro Zambra ontmoet een vrouw bij het graf van Emily Dickenson in Amherst, Massachusetts. In onze koptelefoon horen we de stem van Zambra in het Chileens-Spaans, en ook, zachter, die van zijn tolk, in het Engels, tegelijkertijd luisteren we naar de Engelse actrice die de tekst performt. De IJslandse schrijver Sjón maakt een busreis in het hoge noorden en vindt een dierentuin met één dier, Dubravka Ugresic verdwijnt in de werkzaamheden aan de stoep voor haar huis in Amsterdam.

https://www.nrc.nl/nieuws/2019/07/15/een-taal-is-niet-genoeg-voor-een-mens-van-deze-tijd-a3967153

Maryse Condé – nog altijd een rebel

Toen ze vorig jaar te horen kreeg dat haar de ‘alternatieve Nobelprijs’ was toegekend, vertelde Maryse Condé dat een collega van haar moeder, een onderwijzeres, haar voor haar tiende verjaardag een boek cadeau deed. Omdat Maryse Balzac, Flaubert, Maupassant, Apollinaire en veel andere Franstalige schrijvers al had gelezen, kreeg ze Wuthering Heightsvan Emily Brontë in een Franse vertaling. Ze begon erin, las de hele nacht door en rende de volgende ochtend naar de goede gever om haar te bedanken. Ze wilde ook een groot schrijver worden, riep ze enthousiast. ‘Waar heb je het over?’, was het antwoord van haar moeders vriendin, ‘mensen zoals wij schrijven niet’. Bij ieder boek dat Condé zou schrijven – haar enorme oeuvre omvat romans, essays, toneelstukken en kinderboeken – moest ze aan die uitspraak denken, werd ze onzeker en dacht ze dat het haar nooit zou lukken.

Mensen zoals wij – wat moest ze daaronder verstaan? Mensen geboren op Guadeloupe, een arm eiland in de Caribische Zee? Mensen met een zwarte huidskleur, vrouwen uit een bescheiden milieu, ondergeschikt aan de man? Inwoners van een Frans overzees departement, die op school les kregen in het Frans, maar thuis Creools spraken?

 

https://www.nrc.nl/nieuws/2019/07/04/nog-altijd-en-overal-een-rebel-a3966103