Lezen in Frankrijk. Een literaire tour de France

Eind mei verschijnt mijn nieuwe boek, Lezen in Frankrijk. Een literaire tour de France. Ik portretteer 20 schrijvers die naar mijn mening beeldbepalend zijn op dit moment, en die bovendien een beeld geven van het Frankrijk van nu. Een lees- en reisboek voor wie zich interesseert voor Frankrijk en voor wie wil weten hoe het er op dit moment voor staat met de literatuur in het land. Wat is mooier dan een land te verkennen met een hedendaagse roman in de hand?

Geen verlangen zonder gebrek. De toekomst van de Nederlandstalige literatuur.

Deze bundel stelde ik met Wouter van Gils samen, ter gelegenheid van de 25e verjaardag van de Libris Literatuur Prijs. We vroegen 28 schrijvers naar hun idee over de toekomst van de Nederlandstalige roman. Het werden reportages, essays en kortere columns, een heel gevarieerd portret van een levendige romancultuur, waarvoor, als we onze auteurs mogen geloven, nog een stralende toekomst in het verschiet ligt.

 

Brief aan Hella S. Haasse

Lieve Hella,

Morgen, 2 februari, is het honderd jaar geleden dat je werd geboren. In Batavia, het huidige Jakarta. Vandaag wordt in de Nieuwe Kerk een gedenksteen voor je onthuld. Voorzover ik op de uitnodiging kan zien ben je in marmer gegraveerd. Wat zou je er zelf van zeggen? ‘Nu ga ik pas echt de eeuwigheid in’? Of: ‘nu word ik opnieuw met voeten getreden!’? Vorig jaar liet de OBA in Amsterdam immers een regel uit je werk in de bovenste traptrede beitelen. Duizenden mensen lopen sindsdien over je heen. De kastanjeboom in het Vondelpark die ter ere van je negentigste verjaardag werd geplant, staat er goed bij. In welke baan zich momenteel de planetoïde bevindt die naar jou vernoemd is, weet ik niet, daarvoor zouden we met je alter ego C.J. van der Sevensterre op sterrenjacht moeten.
Ik weet dat je moet lachen om al dat eerbetoon aan jouw persoon. Er was maar één ding dat je echt iets kon schelen: je wilde gelezen worden. Je leefde voor je werk. Dezer dagen ben ik in Lyon, voor een festival over post-koloniale literatuur. En reken maar dat ik het over Oeroeg ga hebben. Weet je dat Oeroeg onlangs een enorm succes was in Italië? La Repubblica opende zijn boekenbijlage met een mooie recensie van L’amico perduto. Nee, ik vergeet de vertaler niet te noemen, ik weet hoezeer je hen altijd lof toezwaait, het is Fulvio Ferrari. De criticus prijst in de krant ‘de subtiliteit waarmee verborgen racisme en xenofobie van beide kanten wordt blootgelegd’ en schrijft dat je ons wil doen inzien ‘dat de zogenaamd tolerante acceptatie van wie “anders” is vele duistere nuances kent.’ Ik vraag me af wat je van die interpretatie had gevonden. Het ging jou om vriendschap, om verkenning van de ander. Zeker is dat Oeroeg vragen stelt die ongelofelijk actueel zijn.
Je uitgever heeft het goede idee gehad om Ogenblikken in Valois in de mooie  reeks van je verzameld werk uit te geven. Afgelopen zomer was ik weer eens in de streek waar je tien jaar woonde, ik herinnerde me hoe je door Senlis liep, wandelde door de bossen rond St. Witz. Ik dacht aan die arme lepralijder in de Middeleeuwen uit je verhaal Genius loci, die daar eenzaam ronddoolt en aan je vertelster die daar ondervond ‘wat zij nog nooit had gekend’. Ook die verstoten leproos heeft tegenwoordig vele gedaanten. Weet je dat de perverse Madame de Merteuil uit Daal- en Bergse brieven onlangs weer opdook in de debatten rond #metoo? Jouw imaginaire brieven aan haar over de positie van de vrouw, over feminisme, kunnen generaties jonge vrouwen nog heel wat leren! En hoe actueel is tegenwoordig De meester van de neerdaling, waarin je het duistere lot van kinderen omcirkelt in een ingenieus grimmig web van raadsels. En dan Huurders en onderhuurders! Complottheoriën, fake news, controlisten, kunsthaters, spionageactiviteiten, seksuele en geweldadige excessen, machtswellust – het komt allemaal voorbij. Vermomd, gemaskerd zijn je personages afspiegelingen van wat we nu beleven. Uit de tijd ben je, honderd jaar na dato, nog lang niet.
Ja, ik weet het, het verbaast je niet. Niet voor niets vond je je eigen romans, bij herlezing, altijd ‘verdomd goed geschreven’! 

Je t’embrasse,

Margot

 

(foto: Jeannine Govaers)

Hoe te leven na het afscheid? Lees Foenkinos, Montaigne, Modiano en Hamid

Afscheid nemen Afscheid en verlies zijn wezenlijke thema’s in veel romans en verhalen. Daarmee brengen schrijvers het mysterie van leven en dood in kaart.

Aan die uitspraak moest ik denken toen ik onlangs Sarah Bakewells biografie van Montaigne las. In haar boek over de Franse magistraat en filosoof vertelt zij dat Montaigne als jongeman voortdurend werd gekweld door gedachten aan de dood. Hij stelde zich steeds voor wat hem voor vreselijke dingen zouden kunnen overkomen. In 1563 verloor hij zijn beste vriend, Etienne de la Boétie, aan de pest, later zouden ook zijn vader en zijn jongere broer sterven. Van zijn zes kinderen haalde er maar één de volwassen leeftijd.

In 1569 kreeg Montaigne een ongeluk bij het paardrijden: hij viel, raakte bewusteloos en had een bijna-dood ervaring. Toen hij bijkwam, was het geen traumatische gebeurtenis voor hem geweest, het was een oefening in doodgaan, meer niet. Sindsdien maakte hij zich geen zorgen meer. Zijn motto werd ‘ne pas se soucier de la mort’, ‘je moet je geen zorgen maken over de dood’. Het bleef zijn fundamentele antwoord op de vraag hoe te leven.

https://www.nrc.nl/nieuws/2018/01/05/hoe-te-leven-na-het-afscheid-a1587168

Eric Vuillard: L’ordre du jour – prix Goncourt 2017

Een 9 – dat was het gemiddelde cijfer dat de leesclub Frans van Athenaeum gaf aan L’ordre du jour, het met de prix Goncourt bekroonde boek van Eric Vuillard. Het is relatief dun, geciseleerd en stilistisch perfect. Er staat geen woord, laat staan een zin te veel in, de scènes zijn net schilderijen, goed gekozen taferelen die en détail worden opgeroepen. En om die détails gaat het bij Vuillard. De grote lijn kennen we: de annexatie van Oostenrijk door Hitler, aan de vooravond van het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog.

Maar dat beeld uit het eerste hoofdstuk: die 24 directeuren van grote industriële ondernemingen, die hun hoed afnemen, hun handschoenen uitdoen en hun snor opkrullen terwijl ze anti-chambreren voordat Goering en Hitler hen willen ontvangen  – dat blijft je bij. En een paar hoofdstukken verder: dat beeld van het afscheidsdiner van .., met Chamberlain, Churchill en Schussnig, dat dîner dat eindeloos getraineerd wordt zodat de Engelsen niet meteen adequaat kunnen reageren op het bericht dat Duitsland Oostenrijk is binnengevallen.

Knap vonden de leesclublezers het boek, indrukwekkend, filmisch, paradoxaal ook, gezien het contrast tussen de grote stappen waarmee de auteur door de geschiedenis wandelt in tegenstelling tot de paar beelden en details die hij uitvergroot. Een ‘j’accuse’ vond een ander, met name door het laatste hoofdstuk waarin alle grote merken die we nog dagelijks gebruiken (Krupp, BMW, Bayer, Agfa en andere) aan de historische schandpaal worden genageld. Ironisch, zelfs sarcastisch, vond men de toon van de verteller, die de brug slaat tussen het ‘récit sans fiction’ en de ‘discours critique’ die ook in het boek zit.

Onvergelijkbaar is het boek met eerdere Goncourtwinnaars die ook de oorlog tot onderwerp hadden, Lydie Salvayre, Alexis Jenni, Jérôme Ferrari of Jonathan Littell. Door de stijl, door de focus op enkele scènes, door het afstandelijke in toon en register. Voor de een was het een retorische truc – dat focussen behoort gewoon tot het métier van de schrijver -, voor anderen werkte het wonderwel.  Niemand die niet doordrongen was van het feit dat de schrijver erin geslaagd was te laten zien dat er niets veranderd is, sindsdien. Het grote geld wint altijd. Wie geld heeft, bezit de macht.

Sommige lezers toonden zich helemaal gegrepen. Anderen vroegen zich af waar het hart zit in dit récit, waar zit de emotie? Het is een stilistisch kunstig boek, en dwingt daarmee bewondering af. Maar ben je iemand anders na het lezen van dit boek?

Hoe dan ook, de narratieve non-fictie, zo succesvol in Nederland, heeft in de Fransman Vuillard een geweldige evenknie.

Manosque, festival Les Correspondances

,,Mijn vader nam me mee naar de film”, zingtzegt Marie Modiano in een klein sfeervol zaaltje in Manosque, ,,het was een film over Popeye the Sailorman, voor vier jaar en ouder. Zo oud was ik nog niet. Mijn vader wist de dame achter de kassa te overtuigen. Ik kreeg een zak kleverige snoepjes. ” Sindsdien was naar de film gaan haar favoriete bezigheid: naast haar vader zitten, in het donker, met heerlijkheden onder handbereik – wat wil een meisje nog meer? Marie Modiano, dochter van de Nobelprijswinnaar, schrijft, dicht en zingt voor een publiek dat aan haar lippen hangt.

Het is maar een van de vele optredens en voorstellingen die dezer dagen plaatsvinden in het Zuid-Franse stadje Manosque, geboorteplaats van de Franse schrijver Jean Giono en thuisstad van het literaire festival Les Correspondances, opgericht en geprogrammeerd door Olivier Chaudenson en Evelyn Prawidlo. De topauteurs van deze rentrée treden er op, Kamel Daoud spreekt over zijn nieuwe roman Zabor ou les psaumes; Clément Bénech en François-Henri Désérable treffen elkaar in een geestig amicaal gesprek over hun nieuwe boeken; de gezusters Berest spreken over hun coup de foudre voor hun overgrootmoeder Gabriële Buffet, de minnares van de kunstenaar Françis Picabia. Alles in de openlucht, hetzij op de pittoreske Place de l’Hôtel de Ville, hetzij op de Place Marcel Pagnol. Er zijn steevast veel te weinig stoelen.

Het avondprogramma speelt zich af in het Théâtre Jean-le-Bleu. Zevenhonderd man luisteren naar actrice Cathérine Frot (recent nog te zien in de film Sage Femme) die de Amerikaanse brieven van Nathalie Sarraute aan haar ‘petit chien loup’ ten gehore brengt. Een dag later leest Pierre Baux magistraal de brieven van Henri Michaux, waarin hij op honderd manieren aangeeft dat hij écht écht geen zin heeft in alles waar de buitenwereld hem op wil trakteren.

Het lijkt weer of ‘tout Paris’ naar dit charmante Provençaalse stadje is toegetrokken. Om de zomer nog even te verlengen. Om alle collega’s te zien van uitgeverijen, literaire festivals, allerhande media. Om de voorzet van Les Correspondances te beluisteren, een goede neus als ze altijd hebben als het gaat om het ontdekken van dé nieuwe talenten van het seizoen. Ik heb er afgesproken met festivaldirecteuren die wel oren blijken hebben naar participatie van Nederlandse en Vlaamse auteurs op hun festival.

En inderdaad, ook dit jaar is het heerlijk nazomerweer. Als we worden opgehaald om weer naar het vliegveld te rijden, drukt de chauffeur die ons op de heenweg ophaalde ons nog even zijn CD in de hand. Hij is rockmusicus zoals velen die dit weekend voor het festival werken. Kijk even naar de titel van het vierde nummer, zegt hij.

Tussen alle Franse titels is er een in het Nederlands: ‘Lekker in de zon’.

 

 

 

Nancy: Le livre sur la place (rentrée, 3)

Als ik aan het begin van de middag het station van Nancy uitloop, komt er een jongen op me af. Een jaar of dertien, staalblauwe ogen. Hij hoort bij een groepje, is zo dronken dat hij nauwelijks meer op zijn benen kan staan en hij schreeuwt aan een stuk door. Hij gaat vlak voor me staan, zegt: ‘ik houd niet van geschreeuw, et vous?’.

Even later ben ik op de Place Stanislas, hart van het literaire festival Le livre sur la place. Imposante 18e eeuwse gebouwen, glimmend verguld hekwerk, duizenden mensen, lange rijen voor de optredens van schrijvers uit de rentrée. 500 man voor Leïla Slimani die een roemrucht essay publiceert over seksualiteit en Marokko, 1200 voor Jean-Christophe Rufin in de Opera. Zo’n 700 voor Kamel Daoud die de prijs voor ‘het boek en de mensenrechten’ in ontvangst neemt. ‘Ik kan goed voor iets knokken, maar ik weet niet hoe ik eerbetoon in ontvangst moet nemen’, zegt de Algerijn, ‘iedereen noemt me steeds zo moedig, maar ik ben gewoon iemand die zich verdedigt’.

Een uur later hoor ik Bernard Pivot vertellen over zijn eerste ontmoeting met Karen Blixen: ‘ze werd genoemd voor de Nobelprijs, ik nodigde haar uit voor een déjeuner in restaurant Drouant, wilde haar fêteren. Toen ze binnenkwam wist ik dat dat een vergissing was: het was een insect, de magerste vrouw die ik ooit had gezien! Ze at één abrikoos. Haar man had haar bij wijze van huwelijkscadeau syfilis gegeven.’

Strijd en herinnering – dat lijkt de rode draad in de nieuwe Franse literatuur van de rentrée. Véronique Olmi ontrukt het lot van de Soedanese Bakhita aan de vergetelheid, Valentine Goby heeft een ‘choc amoureux’ voor verzetstrijdster Charlotte Delbo, Patrick Deville brengt in zijn nieuwe boek heel Frankrijk in kaart, Chantal Thomas (binnenkort in Amsterdam) herinnert zich hoe haar moeder in het zwemmen een beetje vrijheid vond, uitgeverij Noir sur Blanc viert dat ze 30 jaar geleden begon met een uitgeverij die een ‘passerelle’ tussen oost en west wilde zijn.

Op de péniche die vanuit Namur is vertrokken en naar Frankfurt vaart, waar Frankrijk dit jaar gastland is, kom ik kapitein Olivier Rolin tegen. De schrijver/reiziger komt binnenkort in residentie in Amsterdam. ‘Bereid je maar voor’, roept hij vrolijk, ‘ik ken niemand in Amsterdam, alleen jou!’

 

De trein van 8.17 (rentrée, 2)

Mijn kantoor rijdt met bijna 300 kilometer per uur door Noord-Frankrijk. Zodalijk rijdt de Thalys Gare du Nord binnen, over een uur zit ik in de TGV met bestemming Nancy. Die stad organiseert traditiegetrouw de eerste Salon du Livre van de rentrée, dit jaar worden er maar liefst 600 auteurs verwacht. Drie volle dagen van interviews, debatten en radio- en tv-uitzendingen. Voor de ambassade en het Letterenfonds ga ik eens met de festivaldirecteur bespreken of daar volgend jaar niet een paar Nederlandse schrijvers bij kunnen zijn.

Dagblad Le monde kopt: L’ouragan Irma sème la dévastation aux Antilles. De regen klettert tegen de ramen, de Noord-Franse dorpjes in het glooiende landschap liggen er vredig bij. Ik ben beland in een groepje dertigers, vrouwen die worstelen met mannen (doet die van jou dat ook?), kleine kinderen (alweer verkouden/niet doorgeslapen/huilerig) en bazen die hun het leven zuur maken (laptop meegenomen naar Afrika/zin om af te haken/kan het dak op). Parijs lonkt. ‘We want to sit together’, roepen ze tegen de Franse conductrice die hen erop wijst dat ze andere stoelen bezetten dan die ze hebben gereserveerd.

Ik denk aan een mooi boekje dat ik van de zomer in één ruk uitlas, De trein van 6.41, van Jean-Philippe Blondel, in de vertaling van Martine Woudt (uitgeverij Cactusbooks). Een man en een vrouw komen in een vroege volle trein, van de banlieue naar Parijs, naast elkaar te zitten. Ze kennen elkaar, herkennen elkaar na een tijdje, dertig jaar geleden hadden ze iets, een weekend Londen verliep desastreus. Hij (net gescheiden, ongelukkig, mislukte carrière) denkt achteraf met schaamte terug aan wat hij deed, zij (geslaagde getrouwde zakenvrouw op de terugweg van een bezoek aan haar ouders) wilde sindsdien nooit meer naar Londen terug. Je belandt in hun hoofd, in de wilde stroom van gedachten en van beelden van toen, van nu. Ze wisselen geen woord. Een heel leven trekt aan je voorbij. Blondel pakt je in.

En vooral blijft het daar, in die treincoupé heerlijk rustig.

 

De rentrée 2017 is begonnen (1)

De Fransen zijn uit hun zomerslaap ontwaakt. De hele maand augustus hoef je geen antwoord te verwachten op wat voor vraag dan ook. Maar op 1 september staat iedereen weer in de startblokken, de rentrée is heilig – en zeker in het boekenvak.

De komende weken zullen 581 nieuwe romans in de boekhandel liggen, 390 Franse en 191 vertalingen. Dat is iets minder dan vorig jaar, toen waren het er 560, en een stuk minder dan in de ‘vette jaren’, in 2007 bijvoorbeeld waren het er 727. Daarbij zijn er 81 debuten tegen 66 vorig jaar.

Het wordt een ‘serieuze’ rentrée, schrijft Livres Hebdo, de Franse versie van Boekblad, ze zien boeken aankomen over allerhande urgente actuele onderwerpen, terrorisme, klimaat, migratie en koloniale geschiedenis. Bovendien is het een rentrée waar voor het boekenvak veel van afhangt: de eerste helft van dit jaar was ronduit slecht (-5%), wat volgens kenners van de BIEF (Bureau International de l’Edition Française) normaal is in een verkiezingsjaar. Dan gaat de aandacht van het publiek uit naar de politiek – zeker met de aardverschuiving van dit voorjaar -, er verschenen dan ook tientallen boeken van en over de politici die in de schijnwerpers stonden. Maar ook die verkoop is tegengevallen. Politiek en literatuur gaan kennelijk slecht samen, ook en zélfs in Frankrijk.

Vandaar dat er nu hoopvol gesproken wordt van een ‘rentrée riche’: grote namen én relatieve nieuwelingen, auteurs van een succesvolle eerste of tweede roman, ze verschijnen de komende tijd allemaal op een kluitje en ze hopen allemaal op een plek op de eerste lijst van geselecteerden voor de grote literaire prijzen. Natuurlijk geldt dat voor de auteurs, maar waarschijnlijk nog meer voor de uitgevers, die de eerste slechte helft van dit jaar moeten zien te compenseren met goede verkopen in de tweede helft.

En dus zetten groots in, met Amélie Nothomb (Albin Michel, oplage 150.000 exemplaren), Marie Darrieussecq (POL), met Eric Reinhardt (oplage 50.000), Marc Dugain en Fabrice Humbert (Gallimard), met Kamel Daoud (oplage 50.000), Claudie Gallay en Lola Lafon (Actes Sud).

Wie zijn er ‘incontournables’ dit jaar, om wie kunnen we écht niet heen? Livres Hebdo noemt er tien, onder wie Erik Orsenna (de briljante alleskunner en alles-willen-weter, die onlangs door de nieuwe minister van cultuur werd benoemd als ‘ambassadeur voor het boek’, over La Fontaine, oplage 50.000), Sorj Chalandon (van wie dit najaar ook een Nederlandse vertaling uitkomt), de fantastische schrijver Jean-Philippe Toussaint, de toneelschrijver en auteur Eric-Emmanuel Schmitt (oplage 120.000) die ook bij ons een groot lezerspubliek heeft, de erudiete schrijfster Chantal Thomas (met een boek over haar moeder) – en het verhaal dat Philippe Besson maakte van Emmanuel Macrons glorieuze reis naar de macht (L’homme de la campagne, Julliard). Eerder versloeg Yasmina Reza het pad van Sarkozy en deed Laurent Binet hetzelfde voor Hollande – beide boeken vielen tegen. Ik ben benieuwd hoe bestsellerauteur Philippe Besson Macrons zegetocht in kaart brengt. Wie weet kan de politiek dan toch nog iets betekenen voor de literatuur.

De woede van Edouard Louis en Pankaj Mishra

Op Eerste Kerstdag in Parijs, vroeg in de ochtend, brengt een jongeman zijn lakens naar de wasserij. In zijn jaszak zit het proces-verbaal van de poging tot doodslag waarvan hij zojuist aangifte heeft gedaan. Hij is doodsbang, heeft het koud. ‘Hij zal terugkomen’, maalt het in zijn hoofd. Om de herinnering uit te bannen, sopt hij als een gek zijn stoelen, schrobt hij de douche, wast hij zijn kleren, reinigt hij zijn neus – totdat niets meer ruikt naar de man die hem, na een liefdesnacht, bijna wurgde en met een revolver bedreigde. Weg wil hij, weg uit zijn huis waar hij werd verkracht en bijna vermoord. Hij zoekt zijn toevlucht bij zijn zus op het platteland, die hij al jaren niet meer heeft gezien.

Zo begint de tweede autobiografische roman van Edouard Louis, die wereldberoemd werd met zijn debuut Weg met Eddy Bellegueulle (2014). Daarin vertelt hij hoe hij opgroeit in een klein industriestadje in Picardië, in een gezin van petites gens. Vader werkeloos, moeder werkster. Dronkenschap en gewelddadig machogedrag zijn de gewoonste zaak van de wereld. De verteller, homoseksueel en dus een outsider op wie iedereen neerkijkt, krijgt het letterlijk voor zijn kiezen. Doordat Louis in zijn boek zo’n neutrale, klinische toon aanslaat, voelt ook de lezer iedere klap, iedere vernedering.

Zijn tweede roman Geschiedenis van geweld maakt eenzelfde enorme indruk – vanwege de toon, de stijl, de taal en vooral vanwege de obstinate en subtiele zoektocht naar het hoe en waarom. De hoofdpersoon woont inmiddels in Parijs en maakt ons deelgenoot van het trauma dat hij opliep in de bewuste kerstnacht. In de eerste uren erna kan hij alleen maar praten, praten als een gek, irrationeel analyseren, monomaan vragen stellen. Daarna komt de schaamte en het grote zwijgen: ‘Je zou haast denken’, zegt Louis zijn oudere voorbeeld Annie Ernaux na, ‘dat de levendigste herinneringen van een leven altijd die van de schaamte zijn’.

https://www.nrc.nl/nieuws/2017/07/07/zodra-er-sprake-is-van-geweld-is-er-stilte-11697549-a1565827