Slapende herinneringen van Patrick Modiano

Wie zo’n twintig jaar geleden naar Parijs ging, weet het vast nog: in metrostations vond je plattegronden, waarin stippen oplichtten als je op het knopje van je eindbestemming drukte. Zo wist je precies waar je moest overstappen. Tegenwoordig is er een app voor, maar toen waren er die lampjes.

De verteller van Modiano staan die knoppen van ‘het overzichtsbord dat alle verbindingen liet zien’ in het geheugen gegrift. Voor hem zijn al die stippen evenzoveel ‘fantomen’ waarmee Parijs is bezaaid. Ze verwijzen naar mensen die hij ontmoette, wier route hij heeft gekruist, mensen die hij heeft gekend maar sindsdien uit het zicht zijn verdwenen. Of ze refereren aan plekken waarvan de naam hem vaag bekend voorkomt, zonder dat hij precies het hoe en waarom kan terugvinden.

Al die mensen en die plekken verbindt de verteller uit Slapende herinneringen met de jaren zestig, zijn ‘tijd van ontmoetingen’, ontleend aan de titel van een roman die hij bij een bouquiniste zag liggen.

https://www.nrc.nl/nieuws/2018/06/15/geen-ontmoeting-zonder-een-ontsnapping-a1606681

Interview met Olivier Rolin over Veracruz

Hij is net terug uit Soedan, maakt zich op om naar Dubai te vertrekken en regelt intussen het nodige om zijn schip vaarklaar te maken: in juni gaat hij een maand zeilen, zijn jacht ligt in Bretagne waar hij een groot deel van het jaar woont. Maline heet zijn schip, naar de naam die hij aan Jane Birkin gaf, toen ze samen waren.

„Ik ben een man van de zee”, zegt Olivier Rolin (1947). Dat zou je niet meteen denken. Hij woont in een oud, donker pand, vlakbij theater Odeon in Parijs, het trappenhuis is een en al stof en vergane glorie. Een woonkamer met overal boeken, in kasten en op tafels, op fauteuils en tegen de muren, alles in schemerduister gehuld. „Het is een soort stedelijke grot”, zegt Rolin, „ongetwijfeld onleefbaar voor ieder ander dan mijzelf. Pal hiernaast was de oude boekhandel van Sylvia Beach, Shakespeare & Company, waar Ulysses voor het eerst werd uitgegeven. Tijdens het interbellum zat aan de overkant een andere beroemde librairie, die van Adrienne Monnier, waar alle grote schrijvers van die tijd elkaar ontmoetten: Valéry, Joyce, Aragon, Hemingway, Gide. Nu is er een kledingwinkel op de plek van Shakespeare & Cy, en op het adres van Monnier zit een kapper. Die is trouwens erg belezen.

Al die literaire referenties vind je terug in Veracruz, de kleine, recent door Katelijne de Vuyst prachtig vertaalde roman van Rolin. Het schemert er ook, in de roman houdt het kwaad zich schuil. Veracruz is angstaanjagend: inhoudelijk, vanwege het verhaal. Maar ook vanwege de stijl: Veracruz is een klein meesterwerk.

https://www.nrc.nl/nieuws/2018/06/05/ik-wilde-beschrijven-welk-roofdier-er-schuilt-in-de-man-a1605472

Leïla Slimani over de positie van de vrouw in Marokko en elders

Een paar weken geleden zag ik op een strand in Zuid-Frankrijk een bruiloftsgezelschap, een gemengd Frans-Marokkaanse groep. De grootvaders, in djellaba, en de grootmoeders in gewaden tot op de grond, met effen lange hoofddoek, bleven op de boulevard. De jonge vrouwen, in strakke minirok, flink opgemaakt, trokken hun pumps met stiletto hakken uit en liepen rokend achter het bruidspaar aan, over het zand naar de zee. De jongemannen gingen voorop, in strakke zwarte pakken, met leren dassen en een zonnebril met spiegelende glazen. Daarachter de bruidegom, met grote stappen, zijn puntschoenen naar buiten gedraaid, stralend, met een heel potje gel in zijn haar. Twee meter daarachter de bruid, struikelend en worstelend in een witte lange jurk met een sleep van drie meter, een stukje vitrage voor haar gezicht. Ze keek verward en bedrukt.

Wie het werk van Leïla Slimani (Rabat, 1981) heeft gelezen, kan zo’n tafereel niet meer met de gebruikelijke vertedering bekijken. Dit speelde zich af in Frankrijk. De gesprekken die Slimani voerde met Marokkaanse vrouwen en publiceerde in haar boek Seks en leugens, vonden plaats aan de overkant van de Middellandse zee.

Slimani, Frans-Marokkaans schrijfster en journaliste, door president Macron benoemd tot ambassadeur voor de francophonie, maakte een journalistieke analyse van een land zonder seksuele vrijheid, ze brengt in kaart hoe mensen, en vooral vrouwen, lijden onder en omgaan met de frustratie en de waanzin die een dergelijke onvrijheid veroorzaakt. Vrouwen vertellen haar hun verhaal.

https://www.nrc.nl/nieuws/2018/05/31/de-vrouw-mag-geen-individu-zijn-a1604979

Montpellier, festival La Comédie du Livre (blog 3)

‘Wat ons op de redactie opvalt’, zegt de journaliste van radio France Inter tegen me, terwijl ze een microfoon voor mijn neus houdt, ‘is dat heel literair Frankrijk het ineens over de Nederlandstalige literatuur heeft. We worden voortdurend door Franse uitgevers gebeld over boeken uit Nederland en Vlaanderen. Wat hebben jullie ons eigenlijk te bieden?’ Ze kijkt me streng aan.

Goede literatuur natuurlijk, zeg ik, die hier meer bekendheid verdient. En ik weid uit over Hella Haasse en Lieve Joris, over Toine Heijmans en Anna Enquist; over auteurs die meer in de traditie van de ‘intimité’ schrijven en degenen die breder naar de wereld kijken.

Daarna ren ik naar het Centre Rabelais waar ik een gesprek mag leiden over liegen en bedriegen in de literatuur. Peter Terrin verhaalt over de hoofdpersoon van Montecarlo, een held die zich bedrogen voelt; Herman Koch laat de toehoorders weten dat hij zich door al het spel met fictie en werkelijkheid soms zelf afvraagt of hij wel de schrijver is van zijn eigen werk; en Joost de Vries illustreert zijn spel met gestolen identiteiten in L’héritier met een hilarische persoonlijke anekdote over de keer dat hij oog in oog stond met een andere Joost de Vries.

In het Auditorium van La Panacée vraag ik de directeur van dit centrum voor Moderne Kunst, Nicolas Bourriaud, te reageren op de roman van Niña Weijers, Les conséquences, een boek waarin een jonge fotografe worstelt met leven, kunst, geboorte en dood. De beroemde curator en kunstcriticus, oprichter van het Palais de Tokyo in Parijs, blijkt haar boek tot in detail te hebben gelezen: de passages over de verdwijning van Bas Jan Ader en het schuren van leven en ‘le réel’ interpreteert hij moeiteloos.

Gerbrand Bakker en Valérie Cibot, een interessante Franse debutante, voeren daarna een mooi gesprek over natuur, stilte en eenzaamheid. Waar de natuur in Le détour van Bakker zijn zieke, gevluchte hoofdpersoon een troostende dimensie biedt, is ‘la campagne’ voor Cibot juist een bron van dreiging, roddel en achterklap. Dankzij de uitstekende tolk, Marie-Caroline van Seggelen, slagen ook zij erin elkaar goed te begrijpen – ook als het gaat om de aanleg van een tuin of het houden van bijen.

Bij de grande finale, in de bijna uitverkochte Salle Molière van de imposante Opéra, luistert een aandachtig publiek naar Margriet de Moor, wier mooie roman Au premier regard onlangs bij Gallimard verscheen. ‘Ja, je mag iets voorlezen’, staat ze haar interviewer genadig toe, ‘mits je niet te snel leest’. Een Franse journalist dacht dat haar boek autobiografisch was, vertelt ze, ‘dat is natuurlijk een beetje dom’. Hoe het is om in Amsterdam te wonen? ‘Verschrikkelijk irritant’, antwoordt ze, ‘veel te veel toeristen, de airbnb is een plaag’.

Ook de burgemeester en zijn culturele staf zijn vanavond aanwezig – een duidelijk eerbetoon aan het succes van deze Comédie du Livre voor de stad. De voorlopige schatting is dat er dit jaar ruim 10.000 meer bezoekers waren dan vorig jaar, vertelt hij trots.

Bij het slotdiner blijken alle uitgenodigde schrijvers zonder uitzondering lovend over de ontvangst die hen in Montpellier te beurt viel: de vrijwilligers die hen iedere dag begeleidden, de werkelijke aandacht van de bezoekers die, ook al kenden ze de signerende schrijvers niet, een gesprek aanknoopten en vervolgens met boeken onder de arm vertrokken; de fantastische organisatie; en natuurlijk het heerlijke eten, de platanen, de schitterende stad en de zon. ‘Wat zijn die Nederlandstalige schrijvers toegankelijk’, zei een Frans echtpaar vanmorgen tegen me, ze hadden net een boek van Stefan Enter gekocht, ‘toch heel anders dan onze schrijvers, die zitten vaak zo hoog te paard’.

Bij het hoofdgerecht heffen Frank Westerman en Alexander Münninghof namens alle Vlaamse en Nederlandse schrijvers het glas op Régis Pénalva en Juliana Stoppa, de organisatoren van het festival. Ze krijgen een staande ovatie. Merci Montpellier!

Montpellier, festival La Comédie du Livre (blog 2)

‘Ik wil een sterk verhaal vertellen’, zegt Stefan Brijs bij het literaire ontbijt, om half tien vanmorgen, ‘ik ben altijd op zoek naar een klein idee waarmee ik een groot verhaal kan doen’. Hij is de eerste auteur die vandaag optreedt, in het Maison des Relations Internationales, hartje Montpellier.

Het onweert vanmorgen, de rencontre vindt daarom niet plaats in de tuin, maar in het mooie, oude pand waarin ook het Nederlandse consulaat zetelt. Een dertigtal inwoners van de Zuidfranse stad luistert ademloos toe. Goede verhalen schrijven – dat is waar de Nederlandstalige auteurs in buitenlandse ogen het patent op lijken te hebben.

Even later getuigen David van Reybrouck en Stefan Hertmans van hun passie voor de Grote Geschiedenis. In het erepaviljoen, op het rechthoekige centrale plein, de Place de la Comédie, vertellen ze over hun gevoel ergens geworteld te zijn (in hun woon- c.q. geboorteplaats in België) en hun vermogen tegelijkertijd afstand te nemen – omdat ze veel reizen. ‘Je bent enerzijds een varken dat met zijn snuit in de aarde wroet om een truffel te zoeken’, zegt David van Reybrouck, ‘en anderzijds ben je ook die adelaar die hoog in de lucht overvliegt’. Beiden komen uit een milieu van “kleine luyden”, beiden hadden de kans te studeren, de wereld te verkennen, maar ‘je vergeet nooit waar je vandaan komt’.

Hoewel het festival al een dag in volle gang is, geeft een hoog gezelschap vervolgens de officiële aftrap. In de brandende zon spreekt de wethouder voor cultuur van een ‘atypische editie van het festival’, dat normaliter het podium geeft aan een literatuur uit een van de landen van rond de Middellandse Zee. Maar dit keer zijn ‘Noord en Zuid verenigd’, in een dubbele blik op de wereld. De welbespraakte burgemeester van Montpellier Métropole, Philippe Saurel, spreekt over de gedeelde passie voor de verworvenheden van de Verlichting. Waren de Amsterdamse uitgevers en de drukkers uit de achttiende eeuw niet degenen die de filosofische en politieke ideeën van toen door heel Europa verspreidden? Hij is er trots op dat een recente enquête onder de bevolking uitwees dat de inwoners van Montpellier hun stad karakteriseerden als een “ville libre”, een stad waar er ‘vrij gedacht en gesproken kan worden’. Daarom is hij verheugd dat het ook voor de Nederlanders en de Vlamingen “the place to be” is, een “win-win” uitwisseling met partners uit het noorden. Hier spreekt een Fransman, zoveel is wel duidelijk, die ook het Engels machtig is.

“Onze” ambassadeur, Pieter de Gooijer, citeert de Franse dichter Baudelaire, die ons land zag als een land van melk en honing, waar het niet alleen goed leven maar ook goed sterven was. Hij oogst lof van alle aanwezigen.

Vervolgens ga ik kijken bij de festivaltent waar alle uitgeverijen, groot en klein, nationaal en lokaal, hun boeken presenteren; die is zeker een kilometer lang. Romans, poëzie, kinderboeken, stripverhalen, graphic novels, science fiction, boeken voor adolescenten – het hele literaire scala passeert de revue. Overal wordt gesigneerd, overal is het dringen, iedereen koopt boeken. Toine Heijmans vertelt enthousiast over de workshop die hij deed met jonge mensen die schrijver willen worden, hij heeft een hele middag met hen doorgebracht, ’s avonds werd hij ook nog te eten uitgenodigd. Walter Lucius signeert iedere minuut een van zijn thrillers. Lieve Joris geniet van het contact met haar vele Franse lezers.

De grootste boekhandel van Montpellier, Sauramps, een heerlijk doolhof van boeken ondergebracht in een enorm architectonisch schip met 5 etages, is ook in de festivaltent in vol ornaat aanwezig. Het zijn toptijden. Yann, verantwoordelijk voor de buitenlandse literatuur, straalt. Het waren moeilijke tijden voor Sauramps, er was crisis, net als overal, maar nu is er een nieuwe eigenaar en breken er betere tijden aan. De Nederlandse literatuur was onbekend; Mulisch werd verkocht, Nooteboom, Haasse, zegt hij, dat was het wel. Maar sinds dit weekend is dat wel anders. In de boekhandel vind ik een tafel met titels van de aanwezige auteurs. Doorgaans hebben Franse librairies een hoekje met ‘littérature du nord’, waar ook de Nederlandse literatuur wordt ondergebracht. Ja, hij denkt over een plank speciaal voor Nederlandstalige literatuur. Maar ja, hij heeft het druk. Het kan dus nog even duren.

Montpellier, festival La Comédie du Livre (blog 1)

‘Ik lees geen boeken’, zegt mijn tafelheer, de burgemeester van Valfaunes (655 inwoners), ‘ik ben ICT’er en ik heb mijn handen vol aan alles wat er in mijn dorp speelt. De grote stad rukt op, de wijnboeren hier zitten in financiële problemen vanwege de hagelbuien van vorig jaar, waardoor de oogst is mislukt. Hoe zou ik een boek kunnen lezen?’ Ik vraag hem naar zijn eerste associatie met Nederland en de literatuur uit de Lage Landen. ‘Reizigers’, zegt hij, ‘kosmopolieten’. ‘Een land en een literatuur van water’, zegt mijn buurvrouw aan de andere kant, een “déléguée à la culture”, die het dus weten kan. Ze heeft acht boeken gelezen van de dertig Nederlandse en Vlaamse schrijvers die dit weekend op uitnodiging van Montpellier Métropole – en mede dankzij de Nederlandse ambassade in Parijs en beide letterenfondsen – in Montpellier optreden. En ze wil ze allemaal ontmoeten. Kan ik daar wellicht voor zorgen?

We zijn te gast op het wijndomein Terres des Cambon, een van de vele wijnkastelen rond de Pic Saint Loup, de hoogste berg in de Zuid-Franse heuvels, waar de aftrap plaats vindt van de Comédie du Livre, het jaarlijkse literaire festival van Montpellier, dat een kleine 100.000 mensen trekt. Op de trams, aan de vlaggenstokken, in de abri’s – overal straalt de prachtige oranje festivalposter, een ontwerp van Brecht Evens, je tegemoet.

Dertig schrijvers, een carte blanche voor Alice Zeniter, de Franse schrijfster die een belangrijk boek schreef over de beladen relatie tussen Algerije en Frankrijk en een ere-uitgever, dit jaar uitgevershuis Sabine Wespieser – het is genoeg voor een overvol programma van vier dagen, binnen én buiten de stad. Alle media besteden er aandacht aan: Le monde des Livres (4 pagina’s), weekblad Le Point (dat vandaag bij een lunch een ‘coup de coeur’ uitdeelt aan Débâcle van Lize Spit, verschenen bij Actes Sud in de vertaling van Emmanuelle Tardif), het wekelijkse ‘uitvouwblad’ Le1, maandblad TransfugeLire en Magazine littéraire. Ook alle regionale media staan vol met recensies en interviews met Margriet de Moor, Anna Enquist, Tommy Wieringa, Lieve Joris of een van de andere aanwezige schrijvers.

Op verzoek van Occitanie Livre & Lecture houd ik vanmorgen een lezing over Nederlandstalige literatuur. Zo’n vijftig mediatheken en bibliotheken zijn gekomen naar het eeuwenoude pand waarin de DRAC (het regionale culturele hoofdkantoor) zetelt. Clematis klimt langs de balkons omhoog, de binnentuin lijkt op een jungle, tussen de metershoge bamboe ontwaar ik nep-Romeinse zuilen. Ik vraag mijn toehoorders wat het eerste woord is dat bij hen opkomt als ik ‘Nederlandstalige literatuur’ zeg. ‘Rien’, zegt er iemand. Dan, aarzelend: Anna Enquist, Hella Haasse, wandelen, zee, Rembrandt. Nieuwsgierig zijn ze naar de literatuur van dat verre, exotische land in het hoge noorden, waar het altijd regent. Dus vertel ik dat we in ‘les Pays-Bas’ ‘néerlandais’ spreken en geen ‘hollandais’, dat Vlamingen en Nederlanders elkaar kunnen verstaan, dat er 23 miljoen mensen zijn die Nederlands spreken tegenover 274 miljoen die Frans als moedertaal hebben. Ik vertel hen over Multatuli en Couperus, over Hermans en Wolkers, over Haasse en Enquist, over Gerbrand Bakker, Stefan Hertmans, Herman Koch, Inge Schilperoord en Niña Weijers. Twee uur later hebben ze hun literaire route voor het weekend bepaald, nu willen ze die schrijvers wel eens in levenden lijve beluisteren. Vanmiddag eerst Toine Heijmans, Annelies Verbeke en Fouad Laroui over ‘l’étranger’ (de vreemdeling) in de literatuur en dan naar ‘les nouveaux talents’ in het centrum voor beeldende kunst. En dan nog Lize Spit. Zoals Julie Malaure, critica van Le Point over haar boek zei: ‘kijk uit, pas op, ze lijkt zo lief en kwetsbaar, maar met haar boek geeft ze je een enorme dreun’.

 

La Comédie du Livre, Montpellier, 25 – 27 mei 2018

Na het driedaagse festival in Parijs, in het Maison de la Poésie (www.maisondelapoesieparis.com) van vorige week (voor foto’s zie mijn facebook-pagina en die van Les Phares du Nord), maken we ons nu op om naar Montpellier te gaan. ‘We’ – dat zijn zo’n 30 schrijvers uit Nederland en Vlaanderen. De Nederlandstalige literatuur is verkozen tot eregast op het festival La Comédie du Livre in Montpellier. Het is een indrukwekkend programma met tientallen schrijvers, ook uit Frankrijk, waar uitgeverij Sabine Wespieser tot ere-uitgever is verkozen. Ik geef er een lezing over Nederlandse literatuur aan mediathecarissen uit de regio en doe een aantal interviews en table-rondes. Vorig jaar ging ik er kijken en was ik onder de indruk van de vele duizenden mensen die haar het festival kwamen, van de vele ontmoetingen op de mooiste plekken in de stad en in de regio. Ik ontmoette de capabele en sympatieke Regis Penalva, de directeur van het festival, die zich het afgelopen jaar verdiepte in onze literatuur en hem nu beter kent dan menige student Nederlands. Dank aan hem en aan de stad Montpellier voor de uitnodiging. Dankzij het letterenfonds en de Nederlandse ambassade in Parijs gaan we er een feest van de literatuur van maken!

 

Kamel Daoud: Zabor of de psalmen

In 2013 publiceerde Kamel Daoud een boek waarin hij het woord gaf aan de broer van een vermoorde man. Een man zonder naam, uit een beroemd boek van een beroemde schrijver: De vreemdeling van Albert Camus. Waarom was die vermoorde man naamloos gebleven, vroeg de verteller zich af. Het was een Arabier, ‘een ongeletterde drommel’, die geen verhalen kon vertellen, een ‘naamloze die niet eens de tijd kreeg om een voornaam te dragen’. Er bleef niets van hem over. Precies daarom leerde de broer van de vermoorde Arabier, de verteller van het boek, lezen en schrijven in het Frans, hij sprak in plaats van de dode. Het boek Moussa of de dood van een Arabier werd dankzij zijn evidente symbolische lading een internationale bestseller.

Nu is er een tweede roman van de Frans-Algerijnse schrijver, Zabor, ruim twee keer zo dik, een boek dat je moet veroveren, met tijd en geduld, met lezen en herlezen. Bloemrijk en barok schrijft Daoud (1970) nu, zijn boek is een fabel vol literaire verwijzingen, bijbelse en filosofische uitweidingen en vele herhalingen, waardoor je de rode lijn steeds uit het oog dreigt te verliezen.

De verteller is een dertigjarige man uit een Algerijns dorp, Aboukir, op jonge leeftijd verstoten door zijn vader, een rijke slager. Hij werd er valselijk van beschuldigd zijn halfbroer in een put te hebben geduwd, waarna zijn vader hem elders onderbracht.

https://www.nrc.nl/nieuws/2018/05/03/waar-maar-een-boek-is-is-geen-vrijheid-a1601767 

 

Een dichter zal de nazi Mengele niet vergeten

Met het observatievermogen van een reporter en de techniek van een romancier brengt journalist Guez het after-life in kaart van de gevluchte nazi Mengele. Afschuw, verbijstering en instemming wisselen zich af.

‘Jij die een gewone man onrecht hebt aangedaan/ En in lachen uitbarstte om zijn onrecht,/ Voel jezelf niet veilig./ Een dichter vergeet niet.’ Deze regels van Czeslaw Milosz vormen het motto van De verdwijning van Josef Mengele, het met de prix Renaudot bekroonde boek van Olivier Guez (1974). Het motto is de routekaart van wat je te wachten staat: onderwerp is Josef Mengele, de ‘engel des doods’ van de nazi’s, die duizenden mensen naar de gaskamers stuurde en verschrikkelijke experimenten uitvoerde op gevangenen. In juni 1949 slaagde hij erin naar Zuid-Amerika te ontkomen en er een luizenleven te leiden, tot de Mossad hem opspoorde.

De dichter uit het motto – dat moet Guez zelf zijn. Eerder schreef hij mee aan een filmscenario over de Joodse jurist die ervoor zorgde dat SS’er Adolf Eichmann in Argentinië werd opgespoord. In die tijd raakte Guez gefascineerd door het verdwijnen van Mengele, en wijdde hij zich drie jaar aan het indrukwekkend nauwkeurig in kaart brengen van diens ‘after-life’, zoals Guez het noemt.

https://www.nrc.nl/nieuws/2018/05/10/een-dichter-zal-de-nazi-mengele-niet-vergeten-a1602510

 

Een opiumroes vol genot en angstvisioenen

Uit zijn roman uit de jaren dertig blijkt hoezeer deze schrijver de Iraanse literatuur heeft gemoderniseerd. Zo trekt hij zijn lezers een wereld zonder doel binnen, zonder logica, zonder liefde, waar je niemand kunt vertrouwen.

Een wanhopige aanklacht tegen politiestaat of noodkreet van een diep eenzaam mens? Je kunt De blinde uil, klassieker uit de Iraanse literatuur, op beide manieren lezen. Sadegh Hedayat (1903–1951) werd geboren in een aristocratisch Iraans schrijversgezin en verhuisde als jongeman naar Europa. Hij behoort tot de schrijvers die de Iraanse literatuur een ander aanzien gaven: minder lyriek, minder klassiek Perzisch, meer spreektaal, dichter bij het dagelijks leven. Hedayat woonde jaren in Parijs. Hij begon er aan De blinde uil, de roman die hij eind jaren dertig in India voltooide. Aan het eind van zijn leven keerde hij vanuit Iran terug naar Parijs, waar hij in 1951 zelfmoord pleegde.

https://www.nrc.nl/nieuws/2018/03/16/een-opiumroes-vol-genot-en-angstvisioenen-a1595862