Gesprek met Leïla Slimani, la ‘française de l’avenir’

Ze heeft zojuist een exemplaar van de Arabische vertaling van haar bekroonde roman in de kast gezet van het ‘Huis van alle Talen’, een nieuw onderdeel van de openbare bibliotheek in Amsterdam. Dat deed ze onder het toeziend oog van ministers, ambassadeurs en een paar honderd genodigden. Chanson douce, de met de Prix Goncourt bekroonde roman van Leïla Slimani, staat nu tussen Dai Siji en John Steinbeck. De Frans-Marokkaanse Leïla Slimani is niet zomaar een schrijfster en journaliste, ze is een ster, een fenomeen, een symbool voor de vrije Franse vrouw van nu. In een groot portret karakteriseerde de Frans-Algerijnse auteur Kamel Daoud haar onlangs als ‘la Française du Futur’, de Française van de toekomst. Ze is persoonlijk vertegenwoordigster van president Macron voor de francofonie – waarover zometeen meer.

Ze is maar even in Amsterdam, ze gaat door naar Engeland, de VS, Zuid-Amerika. Dan volgt de première van de film die regisseuse Lucie Borleteau naar haar boek maakte, in maart verschijnt haar nieuwe roman. Leïla Slimani lijkt koel, bewaart afstand tot de mensen die haar vragen stellen, haar handtekening willen, of een selfie. Tussendoor kijkt ze op haar telefoon: haar kinderen sturen haar tekeningen uit Parijs.

U bent ambassadrice van de francofonie. Tegelijkertijd noemde u het verdedigen van de Franse taal en cultuur de arrogante kant van de Fransen.

Maar de literatuur is veranderd, net als de wereld. De literatuur in het Frans is, net als de Engelse postkoloniale literatuur, een ‘littérature monde’ geworden. Tegenwoordig zijn de grootste Franse schrijvers Libanees, Algerijns, Marokkaans, soms Russisch, Haïtiaans. Dat heeft niet alleen het beeld veranderd dat men heeft van de francofonie, maar ook van de taal zelf.”

U heeft zelfs gezegd dat het Frans een Afrikaanse taal zal worden?

„Absoluut. Over dertig jaar zullen de meeste mensen die Frans spreken Afrikaans zijn. Niet meer Europees. Tegenwoordig spreken een Togolees en een Senegalees vaak Frans met elkaar, geen Arabisch. Niemand spreekt tegen dat de komst van het Frans gepaard ging met geweld, met kolonisatie. Maar dat is de realiteit van alle talen. Daarom spreken de Argentijnen Spaans. Daarom spreek ik Arabisch. De realiteit van talen is er een van oorlog en geweld. Maar het gaat erom wat je ermee doet: dichten, vrienden maken, grappen vertellen. Je bent nooit slachtoffer van een taal, de taal is wat je ervan wilt maken.”

Ze vindt wel dat je nu eenmaal regels en normen nodig hebt. Tegen de strengheid van de Académie Française, die de woordenschat en de grammatica van het Frans bewaakt, heeft ze geen bezwaar. Bovendien, zegt ze, verdedigt de Académie helemaal niet de puurheid van het ‘traditionele’ Frans, en is zij helemaal niet tegen het Engels. Kijk maar wie erin zitten, zegt ze en noemt Dany Laferrière, een Haïtiaan, Amin Maalouf, een Libanees en André Makine, een Rus die in het Frans schrijft. Precies drie leden die buiten Frankrijk geboren zijn – een zeer kleine minderheid in de veertig leden tellende Académie. Maar het gaat om het principe, zegt Slimani kortaf.

https://www.nrc.nl/nieuws/2020/01/24/schaam-je-je-niet-zei-mijn-vader-nee-zei-ik-a3988049