Berichten

Bij de presentatie van De Klik, uitgave van de Gouden Ganzenveer.

Bij de presentatie van De klik, een mooie kleine uitgave geschreven door Nelleke Noordervliet, Gouden Ganzenveer 2022 en Nina Polak, Jonge Veer 2022, mocht ik, als Gouden Ganzenveer 2021, hen toespreken.

Lieve Nelleke, lieve Nina,

Toen ik de mooie uitgave ter ere van jullie veren kreeg, vorige week, las ik net een anonieme brief van een schrijfster van dan twee eeuwen geleden, een brief gericht aan een tijdgenote.

Tot mijn verrassing zag ik dat jullie boek De klik, ook uit een briefwisseling bestaat. Twee geweldige schrijfsters, met ieder een veer. En een klik. Hoe zou die eruit zien?

Afgelopen zaterdag hoorde ik jullie bij de Taalstaat vertellen dat jullie eigenlijk nooit brieven schrijven. Toen werd ik nog nieuwsgieriger.

De brief van meer dan 200 jaar geleden die ik vorige week net aan het lezen was, was een anonieme, maar wel publieke brief, wat niet ongebruikelijk was in die tijd.  De auteur was een schrijfster van 48 jaar. De schrijfster tot wie ze zich richtte was zo’n 26  jaar jonger. De jonge schrijfster, die aan het begin van haar carrière stond, had een stuk geschreven over haar idool, de filosoof Jean-Jacques Rousseau. Die was net overleden. De jonge schrijfster bewonderde hem, bejubelde hem. In haar essay schoof ze de schuld van zijn dood in de schoenen van zijn vrouw. Die was hem niet waard geweest, die was niet in staat geweest hem gelukkig te maken.

In haar anonieme brief, als antwoord op dat essay, veegde de oudere schrijfster de vloer met haar jonge collega aan. Hoe kon ze zoiets beweren: had ze Rousseau soms gekend? Wist ze überhaupt wel wat voor vrouw die echtgenote was? Was het niet zo dat ze gewoon napraatte wat kwaadsprekers over haar hadden verteld? Was dat nu rechtvaardigheid, was dat nu goedheid? Met superieure ironie liet ze haar jonge collega alle hoeken van de moraal zien.

Die oudere schrijfster was Isabelle de Charrière, hier beter bekend als Belle van Zuylen, van Nederlandse origine, getrouwd met een Zwitser, wonend in Colombier, bij Neuchatel, aan het meer van Genève.
De jonge schrijfster was de toen 22-jarige Frans-Zwitserse Germaine de Staël,  die uit zou groeien tot een invloedrijk auteur en een nog invloedrijkere stem in Europa. Zij woonde in Coppet, ook aan het meer van Genève.
De relatie tussen beide schrijfsters zou er in de loop der tijd niet beter op worden. Al was het maar omdat ze van dezelfde man hielden.

In de brief die Belle van Zuylen aan Germaine de Staël schreef, werden er dus bepaald harde noten gekraakt.

Dat is in jullie briefwisseling niet het geval. Integendeel. In jullie correspondentie overheersen vriendschap, begrip en empathie. Jullie beginnen met een gedeeld guilty pleasure, het kijken naar het datingprogramma B&B Vol liefde, dat ik eerlijk gezegd niet kende voor ik er bij jullie over las.

Van het een komt het ander, jullie schrijven verder over de taal der liefde, over de hardnekkige zoektocht naar de ware, die steeds opnieuw de kop opsteekt, en jullie schrijven over liefdesverdriet.

Jullie uitgave staat daarmee in een lange traditie: de brief als vorm van literatuur, een intiem genre en eeuwenlang het domein van vrouwen. In de Taalstaat bespraken jullie de vraag of het nu wel of niet passend was liefdesverdriet te benoemen bij een publieke gelegenheid als een prijsuitreiking. Moest dat geopenbaard of kon dat beter verzwegen blijven?

Grappig genoeg eas dat 400 jaar geleden ook al een vraag. Ik moest bijvoorbeeld denken aan de brieven van Madame de Sévigné. Ook zij schreef over liefdesverdriet. Dat gold niet haar man of haar minnaar, maar haar dochter. Van haar hield ze innig, maar haar dochter trouwde in 1669 met een  graaf uit het Zuiden van Frankrijk en dus verhuisde ze van Parijs naar de Provence. Haar moeder schrijft dat ze wanhopig is, dat ze zich voelt alsof haar hart en haar ziel zijn uitgerukt. Ik citeer: ‘Ik omhels je met een tederheid die zijn gelijke niet kent’, ’wees ervan verzekerd dat ik voortdurend aan je denk. Ik ben steeds bij je. Blijf altijd van me houden. Dat is het enige dat me kan troosten’. Die dochter was wat minder bedroefd.

Die moeder zou honderden brieven aan haar dochter schrijven, en daarmee de beroemdste épistoliere van haar eeuw worden. Hoewel ze niet met het oog op derde lezers waren geschreven, werden die brieven na haar dood gepubliceerd. Sommigen spraken er schande van – wat pathetisch, een moeder die zo van haar kind houdt, dat had ze beter binnenskamers kunnen houden.

Zo’n 100 jaar later lijkt Germaine de Staël daarop te reageren. ‘Ik respecteer het hart dat lijdt’, schreef ze in haar essay over fictie, ‘ik houd van fictie die het lijden van het hart verlicht. Degene die de mens afleidt van zichzelf, van zijn eigen hartstocht, en er ik citeer ‘onafhankelijke verrukkingen’ voor in de plaats zet, geeft ons het enige echte geluk waar de mens gevoelig voor is.’

Dat schreef ze in haar essay over de fictie, uit 1795. Het was een ode aan fictie, een lofzang op de roman.

‘De mens heeft geen kostbaarder eigenschap dat zijn verbeelding’, schreef ze, ‘de mens is zo weinig  in de wieg gelegd voor geluk, dat je alleen met behulp van schepping, van verbeelding, nog wat plezier op aarde kunt vergaren en kunt vechten tegen het ongeluk’.

Zo melancholiek zijn jullie niet, in De klik. Maar met de eerste zin, die over de verbeelding, zijn jullie het vast eens. Want jullie schrijven ook over de populariteit van ‘waar gebeurd’ en de huidige trend waarbij fictie wordt gedevalueerd ten gunste van puur autobiografische boeken.   ‘Een waargebeurde jeugd vol misbruik’ – ik citeer – is nog het enige boek is dat goed verkoopt. ‘Zelf moeten interpreteren wat een tekst je te vertellen heeft is te veel gevraagd. Het is te intensief, te tijdrovend’.

Maar vooral moest ik bij het lezen van jullie correspondentie denken aan die andere bijzondere briefwisseling van zo’n vijftig jaar geleden: Een gevaarlijke verhouding of Daal-en-Bergse brieven, van Hella S. Haasse, uit 1976. Dat boek heeft de vorm van een imaginaire briefwisseling tussen een alter ego van de schrijfster en de markiezin de Merteuil, een fictief personage uit Les Liaisons dangereuses (1782) van Choderlos de Laclos. Die markiezin is, zoals u weet, een uitzonderlijke, misdadige, perverse vrouw die niet aarzelt jonge vrouwen te verleiden, te misleiden en hun leven te volledig te ruïneren.
Aan het eind van het boek laat Laclos de markiezin naar Holland vluchten, waar Haasse de draad weer oppakt. Haasse raakte helemaal in de ban van de markiezin. Ze stelde zich voor dat ze, mismaakt en eenzaam, in Den Haag was gaan wonen en schreef haar brieven, waarop de markiezin dan weer antwoordde.

Haasse gebruikt die imaginaire correspondentie om met ironie de aristocratische kringen van die tijd te beschrijven en vooral de positie van de vrouw daarin.

Ook in deze briefwisseling worden hard noten gekraakt:
‘Ik voel geen sympathie voor u’, schrijft Haasse met understatement.

Maar verdomd interessant vindt ze haar wel, die markiezin van het kwaad.

Bij jullie briefwisseling zou het motto anders luiden, namelijk:
’ik voel grote sympathie voor u’.

Jullie vinden elkaar in sommige angsten, in het ’s nachts wakker liggen, jullie uiten zorgen over  – ik citeer – ‘de neergang waarin de literatuur zich bevindt, de heersersblik van sommige mannelijke collega’s die het schrijven zien als het allerhoogste, ten spijt’.
Jullie schrijven over de populariteit van true crime. Over de vrolijkheid van de poëzie van Fritzi Harmsen van Beek, over de gevaren van strenge identiteitspolitiek. Over discipline en motivatie. Over gepriviligieerd nihilisme.

Als Nina schrijft dat ze soms de interesse in het schrijverschap verliest, spitst Nelleke haar oren.

En ik ook.

Dat krijg je als je twee geweldige auteurs, met twee prachtige veren aan elkaar koppelt.

Jullie blazen, met deze prachtige uitgave, de traditie van de literaire correspondentie op een fantastische manier nieuw leven in.
En hopelijk schrijven jullie nog een tijdje verder.

 

Margot Dijkgraaf, 30 januari 2023