Onbekende brieven van Belle van Zuylen ontdekt

In het archief van de familie Beelaerts van Blokland, in 2005 geschonken aan het Nationaal Archief, zijn vier onbekende brieven van de achttiende eeuwse schrijfster Belle van Zuylen aangetroffen. Een geweldige vondst – niet alleen omdat werd gedacht dat de van haar bekende correspondentie, begin jaren ’80 door uitgeverij Van Oorschot in het Verzameld Werk uitgegeven, volledig was. Maar ook omdat de vier nu gevonden brieven gericht zijn aan een jonge neef van de schrijfster, van wie niet bekend was dat hij een briefwisseling met zijn beroemde tante,  geboren van Tuyll van Serooskerken, had onderhouden.



,,Goudstof”, zegt Hein Jongbloed, archivaris van het Nationaal Archief, die de vondst deed, ,,hier doe je het voor”. In 2005 schonk jonkheer F.V. Beelaerts van Blokland een grote hoeveelheid, ,,brieven, documenten en ander archiefmateriaal verpakt in verhuisdozen, plastic zakken en kistjes” aan het Nationaal Archief. Het instituut ontvangt wel vaker parcituliere archieven, maar dit was ,,een zeldzame chaos, die eenmaal uitgepakt, maar liefst 23 meter plank vulde”, vertelt Jongbloed. In die meters bleken zich de meest uiteenlopende documenten te bevinden: het huisarchief van de familie van Coelhorst (via baronesse van Tuyll van Serooskerken in de verzameling documenten beland), documenten betreffende vroege ertswinning op het eiland Billiton ten westen van Indonesië, maar ook alle brieven die gepubliceerd waren in het Verzameld Werk – brieven waarvan sindsdien niemand meer wist waar ze zich bevonden.
Ergens in die 23 meter trof Jongbloed een paar handgeschreven velletjes aan, bijeengehouden door een gelinieerd, geelverkleurd, dubbelgevouwen velletje, waarop met de hand was geschreven: ‘brieven aan C.L. de Tuyll van zijn tante’. Jongbloed bekeek de velletjes, de lakzegels, las her en der een fragment, vroeg zich af ,,wie schrijft dit?”. Wat hij las verschilde enorm van wat hij tot dan toe onder ogen had gekregen. ,,De meeste correspondentie uit de 18e eeuw is wijdlopig, breedsprakig, het zijn eindeloos lange zinnen waarin bijna niets wordt gezegd. Dit was anders. Hier springt iemand op je bureau. Ik zag het ook aan het handschrift, men schreef toen met een ganzenveer en om zo soepel te kunnen schrijven als deze briefschrijver moest het wel iemand zijn die dat heel veel deed”.  Eén zin bracht opheldering: ‘J’avois commencé un petit roman intitulé Henriette et Richard’. Degene die ooit die kleine roman had geschreven, was niemand minder dan Belle van Zuylen. Jongbloed: ,,Dan vlieg je naar de bibliotheek en ontdek je dat deze vier brieven niet in het verzameld werk staan. Een sensatie”.
Het bleek te gaan om vier brieven van Belle van Zuylen aan haar jonge neef Carel Lodewijk van Tuyll van Serooskerken (1784-1835). Het zijn, om meerdere redenen, fantastische brieven. Ze bevestigen op een volstrekt tastbare manier het beeld dat we hebben van de erudiete, wijze, op goede smaak en opvoeding gestelde, door de Verlichtingsdenkbeelden beïnvloede en daarom nog steeds moderne schrijfster. Ze zijn geestig, scherp en vooral – omdat ze tot een heel jonge, in de eerste brief dertienjarige jongen zijn gericht – heel persoonlijk en direct.
Op 24 november 1797 antwoordt Belle op een (verloren gegane, eerste) brief van Carel Lodewijk: ,,Ja, natuurlijk weet ik van uw bestaan, beste neef. Uw moeder heeft de lof van u gezongen, maar ik heb u laten opgroeien, met het vaste voornemen op een dag kennis met u te maken’. Al in de eerste alinea schrijft ze aan de 13-jarige alsof hij een volwassene is, waarbij ze niet schroomt actuele, politieke uitspraken te doen: ‘U wilt zeevaarder worden, dat is moedig, een roeping die heel mooi was in ons land, toen we nog een echt land waren. De Prinsen van Oranje (..) hebben bij ons niet die geest van onafhankelijkheid in stand gehouden, die ons vroeger Hollander maakte, en geen Engelsman of Fransman’. Een maand daarvoor was een groot deel van de Hollandse vloot in Engelse handen gevallen. De Nederlanden beleefden juist in die jaren roerige politieke tijden, waaraan Belle van Zuylen, als intelligente observator van haar tijd, vaak in haar brieven refereert. In dezelfde brief aan haar jonge neef vertelt ze hem dat Napoleon een kleine man is. ‘Men denkt natuurlijk dat een groot man niet door een normale deur kan (..). Het is bizar de man van die grote reputatie te zien inkrimpen tot de man die hij in werkelijkheid, op ware grootte, was. Ieder moet zijn eigen weg gaan en niet aan zijn roem denken. De Hollanders zijn daartoe, van alle moderne volken, het meest in staat’.
Gezond verstand, voeten in de klei, geen kapsones en hard werken. Dat is het beeld dat van Belles denkbeelden uit deze vier brieven opstijgt. Ze raadt haar neef aan om scenes uit de grote tragedies uit het hoofd te leren, om ‘de exacte wetenschappen, wiskunde, algebra en astronomie’ te bestuderen. Hij moet de Engelse werkwoorden ‘to have en to be’ foutloos kunnen vervoegen, net zoals zijn oudere broer die enige tijd bij haar in Zwitserland logeert. Leren, werken, studeren – het zijn onderwerpen die ze al uitwerkte in een andere beroemde lange brief uit 1799, gericht aan die broer van Carel Lodewijk, Willem-René van Tuyll-van Serooskerken. Het is een brief die ook vandaag de dag een stevige impuls zou kunnen geven aan de strijd tegen de zesjescultuur en graaimentaliteit: Werk, streef niet naar beloningen, je afkomst zal er in de toekomst niet meer toe doen. Zorg dat je een ‘verlicht’ man wordt. Lees de klassieken. Houd je verre van eigendunk en onvervulbare verlangens. De vrouw is geen spat minder intelligent dan de man, ze heeft alleen minder kans gehad om zich te oefenen. ‘Do not avoid to be taught’, schrijft ze in oktober 1799 aan haar jonge correspondent.
Belle van Zuylen heeft niet alleen oog voor de geestelijke, maar ook voor de lichamelijke conditie van haar twee neven. De oudere broer laat ze tijdens de logeerpartij, ‘voorzien van een korset van kurk’, zwemlessen nemen in het meer van Neuchâtel. Carel Lodewijk vraagt ze in een brief waarom hij nog niet kan zwemmen, hij is notabene ‘een man van de zee’! Als Carel haar schrijft d
at hij van jagen houdt, antwoordt ze zuinigjes: ‘c’est fort bien, men heeft altijd gejaagd’. Vindt hij het geen naar gezicht om die levendige konijnen gekneld te zien zitten in zo’n val? ‘Als ik alleen zou wonen, zou ik noch vlees noch bouillon tot me nemen’, schrijft ze, ‘en als u mijn mening afkeurt, spreek, ik zal naar u luisteren’.
Het lijkt alsof Belle van Zuylen deelneemt aan de gesprekken van vandaag – over ruim twee eeuwen heen. Dat maakt de ontdekking van deze vier brieven inderdaad tot een sensatie.
Vanaf 28 oktober zijn de vier nieuw ontdekte brieven digitaal te bekijken via www.gahetna.nl. De andere 147 zijn na te lezen in het Verzameld Werk, uitgegeven door Van Oorschot.