Le grand Meaulnes verstript

Op 1 juni 1905 ziet de negentienjarige student Henri-Alban Fournier in Parijs een mooie jonge vrouw de trappen van het Grand Palais afkomen. Het is een coup de foudre, hij volgt haar naar de Boulevard St. Germain, waar ze blijkt te wonen en blijft haar huis dagenlang observeren. ‘Wat bent u mooi!’, fluistert hij haar in het voorbijgaan toe. Hij volgt haar naar de kerk, spreekt haar na de mis aan, excuseert zich voor zijn brutaliteit. Ze voeren ‘une belle et mystérieuse conversation’. Een paar maanden later hoort Fournier dat ze diezelfde winter getrouwd is. Aan zijn vriend Jacques Rivière schrijft hij: ‘Deze keer is alle hoop vervlogen. Ik weet het sinds gisteravond. De pijn, die ik op dat moment nog niet zo voelde, steekt nu in alle hevigheid op’.



Het zijn zinnen die acht jaar later bijna letterlijk zouden terugkomen in de roman die een van Frankrijks eeuwige bestsellers zou worden, Le grand Meaulnes (twee jaar geleden opnieuw in het Nederlands vertaald door Mario Molegraaf), avonturenroman en Bildungsroman tegelijk, vol sprookjesachtige weemoed, romantiek en verlangen naar een verloren liefde. Het boek verscheen precies 100 jaar geleden, kreeg net niet de prix Goncourt, maar werd wereldwijd door miljoenen mensen gelezen en enkele malen verfilmd. Onlangs verscheen het voor het eerst in een stripversie, van Bernard Capo, waaraan het Institut français d’Amsterdam nu een bescheiden tentoonstelling wijdt. Capo’s stijl is klassiek, natuurgetrouw, precies, op het nostalgische af – en past zo qua sfeer wonderwel bij het boek. Capo tekent met pen op overtrekpapier, coloriste Marie-Paule Alluard brengt met de hand de kleuren aan, de tekstballonnen worden in kleurendruk toegevoegd.
Hoe komt het dat het boek tot op de dag van vandaag nog zo populair is dat het wordt verstript? Wat is er zo aantrekkelijk aan het verhaal van de vriendschap tussen twee schoolvrienden die in de loop van hun leven hun jongensdromen als een luchtbel uit elkaar zien spatten?Zit het hem in de sprookjesachtige setting van een kleine plattelandsschool, de spelletjes en rivaliteiten in het lieflijke landschap van de Berry? In de jarenlange zoektocht naar een meisje aan wie Meaulnes tijdens een bizar avontuur zijn hart heeft verpand? Ongetwijfeld. Wie een romantische geest heeft kan ook nu nog smelten voor de beschrijving van het magische, gekostumeerde kinderfeest op het kasteel waar Meaulnes terecht komt en treuren over zijn omzwervingen in een labyrint zonder draad van Ariadne. De lezer leeft mee met zijn boezemvriend, de verteller, die zijn geheim deelt en het begeerde meisje voor hem vindt – om haar weer te verliezen. Het blijft de roman bij uitstek van het getourmenteerde jongerenhart, verliefd, rusteloos, wanhopig op zoek naar de ander.
Honderd jaar geleden, in 1913, stond Europa aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog, de wereld die men kende stond op het punt te verdwijnen. Fournier, bevriend met de dichter Charles Péguy, bewonderaar van de dichter-diplomaat Paul Claudel en de inmiddels zo goed als vergeten schrijfster Marguerite Audoux, trad niet in de voetstappen van de grote realistische negentiende-eeuwse romanciers Honoré de Balzac en Emile Zola. Zijn toon, zijn stijl, de sfeer die hij wilde oproepen waren eerder verwant aan de dichters en de romantici, Alphonse de Lamartine, Alfred de Vigny en vooral Gérard de Nerval. De beroemde kleine roman van Nerval, Sylvie uit 1853, lijkt voort te komen uit dezelfde bron van droom en fantasie en beweegt zich evenzo tussen sprookje en prozagedicht, in een verkenning van de  menselijke ziel.
Was Alain-Fourniers stijl voor zijn tijdgenoten al niet actueel of vernieuwend, een grotere de kloof tussen de hedendaagse adolescent en de verteller van Le grand Meaulnes is nauwelijks voorstelbaar. Alain-Fourniers personages houden hun emoties verborgen, veel blijft onuitgesproken. Het leven is langzaam en verstrijkt in zeeën van verveling. Besef van afstand, tijd en ruimte – niets is meer hetzelfde. Het boek beschrijft een wereld waarvan zelfs de laatste sporen zijn verdwenen.   
Juist daarom wordt het boek wellicht nog gelezen: Le grand Meaulnes is een literair lieu de mémoire, symbool van een voorbij tijdperk en een verdwenen Frankrijk, dat louter voortleeft in een romantisch collectief geheugen en alleen nog in literaire vorm kan worden gekoesterd. In hetzelfde jaar, 1913, verscheen het eerste deel van wat A la recherche du temps perdu zou worden, eveneens een poging vervlogen tijd, een verloren paradijs, te doen herleven.
Proust zou nog negen jaar krijgen om zijn meesterwerk af te ronden. Alain-Fournier stierf in 1914, op achtentwintigjarige leeftijd, bij gevechten om de Maas, een jaar na de publicatie van wat zijn enige roman zou blijven. Pas in 1991, 77 jaar later, zouden hij en 21 van zijn medesoldaten worden teruggevonden in een anoniem massagraf in de buurt van Verdun.

De strip verschijnt bij Casterman, € 16.