Echt gebeurd – autobiografische familieroman van Delphine de Vigan

Een roman is fictie, maar in Frankrijk steeds minder. Dat is kort gezegd een van de belangrijkste trends in de Franse literatuur van de laatste jaren. De roman is het populairste literaire genre – dat is in Frankrijk niet anders dan elders in Europa. Populairder dan het essay, poëzie of toneel. Maar wat is een roman? Wie kan hem nog definiëren? De roman is zo elastisch als wat, heeft een enorme vitaliteit, schreef de auteur Philippe Forest op de website BibliObs, de roman absorbeert alles, integreert grote en kleine verhalen van allerlei soort, hij vreet alle andere genres op.
Sinds het ontstaan van de roman in de 19e eeuw (Balzac, Flaubert) werd de kern ervan gevormd door fantasie, verbeelding, wat het hart uitmaakte van een roman was wat niet direct uit de werkelijkheid kwam. Dat nu lijkt in Frankrijk definitief passé. De roman zoekt steeds meer een verhouding tot de waarheid en de werkelijkheid, staat steeds dichter bij de persoonlijke ervaring, bij de realiteit en het fait divers. De lezer wil een ‘roman vrái’, schrijft Forest, en geen ‘vrai roman’, met andere woorden een roman die op de werkelijkheid is gebaseerd en niet puur uit de verbeeldingskracht van de schrijver komt. Literaire non-fictie zouden we hier misschien zeggen, een term die in Frankrijk geen gangbare equivalent kent. Maar ook dat etiket dekt bij lange na niet alle boeken die in Frankrijk gemakshalve als ‘roman’ worden bestempeld. Nou ja gemakshalve – verkooptechnisch is wellicht een beter woord, aangezien de roman verreweg het genre is dat het best verkoopt.
Biografie, autobiografie, autofictie, enquête, herinneringen, non-fictie – alles is in Frankrijk ‘roman’: het relaas van Sylvain Tesson die een half jaar doorbracht in de wouden van Siberië, het autobiografische verslag van de verwoestende tsunami in Sri Lanka van Emmanuel Carrère, Echenoz’ inkijkje in de levens van de componist Ravel en zijn karakterschets van de legendarische hardloper Emil Zátopek, allemaal romans, maar allemaal tevens ‘echt gebeurd’. Het vreselijke, koel neergeschreven incestverhaal van Christine Angot, de reconstructie van een moord in de banlieue van Morgan Sportès, het boek over de affaire Fritzl in Oostenrijk van de hand van Régis Jauffret – allemaal gebaseerd op de realiteit, op onderzoek, allemaal subjectieve getuigenissen en op documenten gebaseerde boeken. Allemaal ‘roman’.
Dat staat ook op de omslag van Niets weerstaat de nacht, het onlangs vertaalde boek van de Franse (scenario-) schrijfster Delphine de Vigan. Verzonnen is er maar heel weinig in dit boek. Na de zelfmoord van haar moeder heeft de schrijfster een uitgebreid onderzoek gedaan naar haar moeders leven, haar jeugd, de oorzaak van haar waanzin, de redenen voor haar korte opname in een psychiatrische inrichting. Ze interviewde haar moeders broers en zussen, beluisterde haar grootvaders bandopnames waarin hij zijn leven samenvatte, bekeek alle fotoboeken van de familie en reconstrueerde de familieweekends. ‘Ik zocht, onderzocht, zwoegde, deed ontdekkingen, bracht dingen aan het licht, besteedde uren aan het lezen en herlezen, aan het bekijken van films, foto’s ik stelde steeds dezelfde vragen, en ook andere’, schrijft Vigan. Een groot gezin, veel gezelligheid, een vrolijk en intens familieleven van vrijzinnige mensen, grote onderlinge verbondenheid – dat is de mythe. De werkelijkheid is anders. Achter de mythe schuilen intens verdriet over dodelijke ongelukken, gevoelens van haat, overspel, sterke vermoedens van incest en meerdere gevallen van zelfmoord.



Delphine de Vigan wilde haar moeder ‘eer bewijzen, haar een papieren doodskist aanbieden’. Ze maakt ons deelgenoot van de obstakels die ze daarbij tegenkomt. Net als bijvoorbeeld Laurent Binet in HhhH onderbreekt ze haar verhaal om van een afstandje de wording van haar eigen boek te beschouwen en de lezer deelgenoot te maken van haar twijfels, van de momenten waarop het schrijven stokt, van het commentaar dat haar geliefde geeft op wat ze heeft geschreven. Soms kan ze niet verder, vraagt ze zich af waar ze mee bezig is, soms is ze ‘de bezieling’ kwijt, is er alleen maar ‘een reusachtige vermoeidheid of een gigantische moedeloosheid’. Dan realiseert ze zich dat schrijven ‘niets vermag’, dat ‘het hooguit de mogelijkheid biedt vragen te stellen en bij het geheugen te rade te gaan’. Op zoek naar de waarheid? Wat een illusie. Ze heeft alleen maar ‘losse stukjes en alleen al ze ordenen leverde fictie op. Wat ik ook zou schrijven, het zou een verzonnen verhaal zijn’. Maar steeds komt ‘de obsessie’ met het onderwerp boven, steeds drijft die passie haar verder.
Af en toe realiseert ze zich de impact van haar verhaal: ‘over je familie schrijven is zonder enige twijfel de beste manier om er ruzie mee te krijgen’. Daar weet menig schrijver van mee te praten, ook de laatste jaren heeft menig Frans auteur een familielid of een voormalige vriend(in) voor de rechter moeten treffen. En inderdaad, als lezer kun je je voorstellen dat haar familie op zijn zacht gezegd niet blij moet zijn geweest. ‘Heb ik het recht te schrijven dat mijn moeder en haar broers en zussen allemaal op enig moment in hun leven (of hun leven lang) gekwetst, kapotgemaakt zijn, geestelijk uit hun evenwicht werden gebracht (..) dat ze hun familie met zich hebben meegedragen als een brandmerk? Heb ik het recht te schrijven dat Georges een vader was die schade aanrichtte, kapotmaakte en vernederde? (..) dat hij met sommigen van zijn dochters betrekkingen onderhield die je op z’n minst verdacht kunt noemen?’  Dat recht heeft Delphine de Vigan zich toegeëigend. Ze heeft persoonlijke redenen om de vraag met ‘ja’ te beantwoorden: ‘Ik schrijf dit boek omdat ik (..) wil weten wat ik doorgeef, omdat ik wil ophouden bang te zijn dat ons iets overkomt..’. Ze wil de geërfde demonen analyseren en op afstand houden, begrijpen waar ze uit voortgekomen is en zichzelf beter begrijpen.
Als lezer bekroop mij regelmatig de vraag: waarom zou ik dit willen weten? Dit gaat mij niet aan, houd het voor jezelf. Maar meer dan een half miljoen Fransen kochten het boek, ze wilden het wél weten, ze schreven massaal brieven naar de auteur. Nieuwsgierigheid? Herkenning? Het
verlangen achter de façade te kijken, te weten hoe de buurvrouw eraan toe is? Dit is ‘echt gebeurd’, wisten haar lezers, dit is het échte leven.
Ook al lijkt wel een roman.
Delphine de Vigan: Niets weerstaat de nacht. Vertaald door Jan Versteeg. De Geus. 442 blz. Prijs € 21,90