Berichten

Over De onafscheidelijken van Simone de Beauvoir

Op één derde van De onafscheidelijken, een tekst die Simone de Beauvoir bij leven niet publiceerde, staat een onvergetelijke en toch herkenbare scène: de vijftienjarige Andrée is aan het schommelen, hoger en hoger. ‘Als een op hol geslagen slinger’ vliegt ze ‘van het ene stuk hemel naar het andere’. Haar vriendin Sylvie ziet haar heen en weer suizen, ze wordt bang van de strakheid van haar blik en haar op elkaar geperste lippen, ze hoort de ijzeren haken kreunen: ‘Ze gaat er een einde aan maken, dacht ik.’

Dit korte verhaal, geschreven in 1954, is een ode aan De Beauvoirs jeugdvriendin Elisabeth Lecoin (Zaza), die op 21-jarige leeftijd overleed aan een virale meningitis. Zaza was haar eerste hartstocht, haar intellectuele geestverwant, het meisje dat ze boven alle anderen adoreerde. Volgens een enkeling beleefde De Beauvoir met Zaza haar eerste lesbische liefde. Ze schreef eerder over de innige vriendschap: in Een welopgevoed meisje, in Met kramp in de ziel, in twee ongepubliceerde jeugdromans.

Het was haar geadopteerde dochter die besloot de novelle alsnog te publiceren – en terecht. Het verhaal – heel krachtig, nu het zo apart is verschenen – geeft ons niet alleen inzicht in een bijzondere en vormende vriendschap, maar vooral in een voor ons lang vervlogen tijd. Een tijd waarin de kerk het leven van meisjes en jonge vrouwen bepaalde. Wie zoals Zaza geboren was in de Franse rooms-katholieke bourgeoisie, had zich te houden aan strenge tradities en knellende sociale verplichtingen. Persoonlijke vrijheid, intellectuele ontwikkeling waren in dat milieu niet aan de orde. Een huwelijkspartner werd door de ouders gekozen en gekeurd. Een jonge vrouw zoals Zaza, intelligent, non-conformistisch en vrij van geest, kon er niet gedijen. Voor De Beauvoir was Zaza’s dood dan ook een misdaad, een moord zelfs, omdat ze, zoals Le Bon schrijft in haar nawoord, uitzonderlijk was en niet kon leven met de beperkingen.

Verder lezen

https://www.nrc.nl/nieuws/2021/02/04/hier-begon-de-zucht-naar-vrijheid-van-de-beauvoir-a4030543

Simone de Beauvoir, de biografie van Kate Kirkpatrick

Simone de Beauvoir maakte deel uit van een intellectueel ‘power couple’. Daarbij is de intellectuele kracht altijd aan Sartre toegeschreven en de kracht van het duo aan De Beauvoir. Dat is althans de stelling van haar jongste biografe Kate Kirkpatrick. De Beauvoir is altijd afgeschilderd als Sartre’s aanhangsel, betoogt ze, als zijn discipel, zijn muze, zijn imitator, degene die zijn werk vulgariseert, die zijn filosofie in haar romans aanschouwelijk maakt.

De Amerikaanse filosoof Kirkpatrick illustreert haar stelling met een groot aantal krantenkoppen en artikelen: in 1947 bijvoorbeeld betitelde The New Yorker haar als ‘Sartre’s female intellectual counterpart’ en ‘the prettiest Existentialist you ever saw’. Je kunt je afvragen of Kirkpatricks stelling ook nu nog geldt: beschouwen we De Beauvoir (1908-1986) nog steeds louter als bijrijder van Sartre (1905-1980)? Is haar eigen werk inmiddels niet erkend los van het werk van haar levenspartner?

De tweede sekse geldt als de basistekst van het feminisme, haar strijd voor de zaak van de vrouw (stemrecht, abortus, financiële onafhankelijkheid) staat op háár lijstje trofeeën en aan een van de interessantste briefwisselingen uit die tijd, die met de Amerikaanse schrijver Nelson Algren, had Sartre part noch deel.

Toch is Kirkpatricks uitgangspunt prikkelend omdat ze daardoor de nadruk legt op De Beauvoirs autonome houding, die sterke wil om haar eigen pad te bepalen. Het gaat haar om het wordingsproces, om ‘becoming’ De Beauvoir. Zo gaat Kirkpatrick in de eerste hoofdstukken in op Beauvoirs leven en werk voordat ze Sartre ontmoette. In haar dagboeken beschrijft ze hoe ze wil dat haar leven eruit zal zien: ‘Wees niet juffrouw de Beauvoir’, schrijft ze rond haar achttiende, ‘wees jezelf’. Ze spreekt zichzelf toe: ze moet niet louter de wil van haar omgeving volgen, zich geen sociaal wenselijke rol laten opdringen. Het is aan haar, en aan haar alleen om haar leven vorm te geven. Als briljante studente filosofie en klassieke talen stoort het haar dat filosofische discussies zo vaag blijven, dat ze de afstand tot het echte leven niet overbruggen: zou de literatuur die kloof kunnen dichten?

Kirkpatrick bespreekt De Beauvoirs worsteling met het geloof (als dochter van een gelovige moeder) en schrijft over de scheiding die ze als studente filosofie al vroeg aanbracht tussen ‘de wereld buiten’ (waarop ze geen invloed heeft) en ‘de wereld binnenin’ (die ze wil vormen). Ze bespreekt de mannen uit De Beauvoirs leven voordat Sartre opdook: haar vader, die haar vertelt dat liefde bestaat uit ‘geleverde diensten, affectie en dankbaarheid’; haar jeugdvriend Jacques die met haar wil trouwen; haar studiegenoot Maheu, die haar haar bijnaam ‘de bever’ geeft.

lees verder via

https://www.nrc.nl/nieuws/2020/03/26/simone-de-beauvoir-meer-dan-sartres-aanhangsel-a3994988