Berichten

Over De ogen van Mona van Thomas Schlesser

Met grote stappen beent Thomas Schlesser (46) naar het eerste schilderij dat hij wil laten zien, op de bovenste etage van het Centre Pompidou in Parijs: ‘Zwart vierkant op witte achtergrond’ van Kazimir Malevitsj. Hij borrelt over van energie, is niet gewoon enthousiast, maar ronduit bezeten. Als zijn lange haar voor zijn ogen hangt, schudt hij het met een ruk naar achteren, zijn ogen schitteren. „Malevitsj werd geboren in 1879, in wat nu Oekraïne is, hij behoorde tot de avant-garde”, doceert hij. „Dit werk is puur, radicaal, ontdaan van alles, het trilt. Dit schilderij vertelt ons over beweging. Malevitsj riep om innerlijke vrijheid, om mystiek. Hij was autonoom, ontzettend moedig. Een onontkoombaar werk.”

Verder beent hij, op naar La proue van de Noorse kunstenaar Anna-Eva Bergman, een grote, zwarte vijfhoek, net uit het lood. En dan door naar een werk van Pierre Soulages, ‘peinture 200×220 cm’, vijf horizontale banden in zwart. Vervolgens de porte-bouteille (flessenhouder) van Marcel Duchamp, „misschien wel de intelligentste kunstenaar van de twintigste eeuw.”
Hij is een geboren verteller, deze kunsthistoricus, directeur van de Hartung-Bergman Stichting en sinds kort bestsellerauteur. Zijn roman De ogen van Mona behaalde in Frankrijk tot nu toe een oplage van bijna een half miljoen, werd aan 30 landen verkocht en wordt binnenkort verfilmd. Hij schreef het boek „toen een kind niet geboren werd” – en meer wil hij er niet over kwijt.

Van de boekcover kijken de ogen van Meisje met de parel van Vermeer ons aan. De verhaallijn van de roman volgt Mona, een tienjarig meisje dat ineens korte tijd niets meer ziet, de artsen vrezen dat ze de kans loopt blind te worden. Psychische oorzaken mogen niet worden uitgesloten en dus krijgen haar ouders het advies met haar naar een psychiater te gaan. Haar grootvader, met wie ze een goede band heeft, biedt aan dat op zich te nemen. In plaats van naar een kliniek neemt hij zijn kleindochter mee naar het Louvre, het Musée d’Orsay en naar het Centre Pompidou. Een jaar lang bekijken ze iedere week samen één schilderij, in chronologische volgorde. Zowel in het Franse als in het Nederlandse boek zijn alle kunstwerken mooi in kleur afgebeeld.

Zo’n bezoek verloopt volgens een vast stramien: eerst kijkt Mona zo lang ze kan naar het kunstwerk, in het begin een paar minuten, uiteindelijk wel drie kwartier. Dan vertelt opa Henry over het leven en het werk van de kunstenaar, ze discussiëren over wat hen opvalt en tot slot volgt een les: wat wil het kunstwerk ons vertellen? Tussendoor lezen we nog over Mona’s vader, die een brocante-winkel runt en een drankprobleem heeft, over haar bezorgde moeder en over haar geheimzinnige grootmoeder, een onafhankelijke vrouw, activiste voor euthanasie, over wie niemand haar iets wil vertellen. De vorm van 52 korte hoofdstukken volgens hetzelfde stramien, de eenvoudige taal en de opa-kleindochterrelatie droegen ongetwijfeld bij tot het succes van het boek. Schlesser is geen doorgewinterde romanschrijver, zijn personages komen beduidend minder goed uit de verf dan hun gesprekken over de kunstwerken.

Verder lezen

https://www.nrc.nl/nieuws/2024/12/05/bestsellerauteur-thomas-schlesser-over-zijn-roman-over-kijken-naar-kunst-kunst-staat-in-dienst-van-het-leven-a4875595