Berichten

Aanstellerij & ijdelheid

Vanmorgen luisterde ik, tussen de koffie en de Jaap Edenbaan, naar een stukje Nieuwsweekend. Altijd een leuk programma met gasten van wie je iets kunt opsteken. De boekbespreker van de week ging iets vertellen over een Franse schrijver. Leuk. Ik lees ook wel eens een Frans boek.
Ik spitste mijn oren. Hij ging het hebben, de literatuurkenner, over een boek, ‘typisch Frans, heel dun’. Dat beloofde wat, ik zette de radio harder. Het was een ‘dolkomisch’ boek. Hoera, dacht ik, een geestig Frans boek. Ik wachtte even met mijn tweede kopje koffie. Een boek van Sylvain Tesson. Dat is een bergbeklimmer, wist ik, een populaire reisschrijver en durfal, die na de val van een dak verminkt raakte en daarna te voet Frankrijk doorkruiste, waar hij weer verslag van deed. Maatje van die andere bestsellerschrijver Jean-Christophe Rufin. De man die in Frankrijk de natuur op de agenda had gezet. Het was een hit in Frankrijk, hoorde ik. Ademloos luisterde ik verder. Hier sprak iemand met kennis van zaken, ik kon er vast nog wat van leren. Over David Mitchell had hij ons al verteld dat die ons verslaafd maakt aan zijn personages, net zoals Balzac. Dat beloofde wat. ,,Als het om romans gaat die momenteel in de Franse literatuur worden geschreven, gaat het over aanstellerij en ijdelheid”, sprak de radiostem. Dat gold natuurlijk niet voor Houellebecq, de enige Franse schrijver die echt iedere Nederlander kent. Nee, non-fictie, vervolgde hij, ,,daar zijn ze goed in”, dat ,,essayistische zit in de genen”, ,,dat kunnen ze”. Ah, dacht ik, goed om te weten. ,,Bruckner en Finkielkraut”, voegde hij toe, ,,die hebben we hier niet”. Tsjonge, hij mist in Nederland een schrijver die patent heeft op polemische uitspraken en een reactionair denker. Interessant. ,,Reisproza heeft in Frankrijk een andere status dan bij ons”, hoorde ik. De naam Le Clézio viel, en ook die van Jan Brokken. Goh, die kant van de Franse Nobelprijswinnaar van 2008 was me ontgaan. Het was een echt leerzame ochtend.
Ik moest nu werkelijk naar de ijsbaan, maar ik kon me niet van de radio losrukken, zoveel stak ik van dit alles op. ,,Fransen kijken wat meer naar buiten”, oreerde hij verder, ,,ze zijn niet zo bang voor grote gedachten, dat heeft iets met de volksaard te maken”. Wat een scherpe blik heeft deze man, dacht ik.
,,Die 600 pagina’s van Mitchell wil je graag lezen”, zei hij vervolgens, ,,maar je wil natuurlijk geen bagger lezen,’een Frans boek dat mislukt is, is zo’n gezellige 150 pagina’s. Geen ramp als je het gelezen hebt. Tussen de maaltijden door kan een Fransman dit genieten”. Huh? Nu raakte ik, alle concentratie ten spijt, toch even de draad kwijt. En ik moest nu toch echt mijn schaatsen uit het vet gaan halen.
Ik keek nog even over mijn schouder naar de duizenden Franse boektitels in mijn kast. De sterke vrouwen van Marie NDiaye, de Franse jeugd van Nicolas Mathieu, de roman van een slachtoffer van de aanslag op Charlie Hebdo, over het eind van de beschaving van Amin Maalouf, Spanje onder Franco van Lydie Salvayre, de culturele clashes van Leïla Slimani, de vluchteling van Ali Zamir, de incestroman van Kouchner.
Vanmiddag toch even op zoek naar aanstellerij & ijdelheid. Ik zou ze al die tijd toch niet gemist hebben?