Berichten

Piano ostinato van Ségolène Dargnies

Hoe je leven te veranderen? De jonge pianist Gilles wordt in Piano ostinato voor het blok gezet. Hij is jong, ambitieus, zijn internationale carrière neemt net een vlucht, als hij, midden in het pianoconcert in a-mineur opus 54 van Robert Schumann, een brandende pijn krijgt in zijn rechtermiddelvinger. De pijn zet door, wordt intenser, bovendien mag hij die tijdens de rest van zijn concert niet laten merken. De pijn wordt  dermate heftig dat hij uiteindelijk zijn handen, zijn  armen niet meer voelt. Ook de dagen erna doen zijn armen pijn, zijn rug, heupen, zijn wervelkolom, zijn stuitje, zijn schedel – alles brandt. Hij sluit zich af van de wereld, blijft binnen. De enige die hij nog ziet is een ekster, die dagelijks bij hem neerstrijkt op de vensterbank en een aria aanheft, een schor, dissonant lied, een beetje schel.

Het leven van Gilles staat on hold. De route die hij, en vooral zijn agent, had uitgestippeld is geblokkeerd, alles ligt stil. Hij verzint een list, gaat iets doen waar hij nooit eerder een seconde aan heeft gedacht: dagelijks naar het zwembad. Hij neem een docent, blijkt een raszwemmer: van schoolslag tot vlinderslag – alles lukt. Tussen de slagen door weeft Dargnies een paralel verhaal, dat van Robert Schumann, die om vergelijkbare redenen zijn carrière van pianist moest laten voor wat hij was en componist werd. Gilles kruipt onder zijn huid, identificeert zich, komt heel dichtbij, gaat met ‘Bobby’ Schumann in dialoog.

Piano ostinato van Ségolène Dargnies is een geweldig, muzikaal debuut. In 2019 verscheen het in Frankrijk bij Mercure de France, nog hetzelfde jaar bracht Vleugels het  in de uitstekende Nederlandse vertaling van Marijke Arijs. Dargnies heeft de droge humor, de korte zinnen en de visuele slapstickstijl van Jean Echenoz, de spannende vertelvorm van Julia Deck, de geografische precisie van beiden. Ze speelt met het perspectief, wisselt van ‘hij’ naar ‘ik’, naar ‘jij’, de vertelling golft, duikt onder, houdt in, versnelt en komt weer boven. Wat een fijn debuut, deze kleine roman van nog geen 80 pagina’s.

Ségolène Dargnies, Piano ostinato, vertaald door Marijke Arijs, uitgeverij Vleugels.

Hoera, Zij namen het woord is verschenen!

Onlangs verscheen mijn nieuwe boek Zij namen het woord. Rebelse schrijfsters in de Franse letteren, bij Atlas Contact.

Daarin schets ik tien portretten van uitzonderlijke, schrijvende Franse vrouwen uit de 17e tot de 21e eeuw. Ze schrijven, ze spreken, ze gaan de barricaden op, ze doorbreken taboes, ze verleggen grenzen. En ze bieden inspiratie – door hun boeken, hun denkbeelden, hun daden of hun karakter. De vrouwen in dit boek heten Colette of Françoise Sagan, George Sand of Simone de Beauvoir, Madame de Staël of Maryse Condé. De een is grondlegger van de Europese literatuur, de volgende vecht voor de positie van de vrouw als schrijfster, weer een ander richt haar pijlen op onrechtvaardigheid en ongelijkheid of eist voor de niet-westerse stem een plek op in de literatuur. Allemaal zijn ze Franstalig, rebels, tegendraads. Schrijven is gevaarlijk – en hoe

Jamal Ouariachi schreef in NRC:

‘Ook Margot Dijkgraaf schuift niet zichzelf maar haar onderwerpen naar voren als rebel of dwarsdenker. In Zij namen het woord biedt zij tien portretten van beroemde Franse schrijfsters uit de afgelopen vier eeuwen. We lezen over Madame de Staël (1766-1817) die het, vanwege haar boek De l’Allemagne, aan de stok kreeg met Napoleon, of over het roerige rock-’n-roll-leven van Françoise Sagan vanaf het moment dat zij op piepjonge leeftijd haar debuut, Bonjour Tristesse, publiceerde, en over de onvermijdelijke Simone de Beauvoir.

‘Rebels zijn ze vooral vanwege hun literaire werk’, schrijft Dijkgraaf over de geportretteerden, ‘niet vanwege hun gedrag of hun levensstijl.’ Dat mag waar zijn – toch tonen de biografische schetsen die Dijkgraaf geeft tien vrouwen die zich ook in hun persoonlijke leven weinig gelegen laten liggen aan wat de mannenwereld van hen eist. En daar ook de prijs voor betalen: kritiek, schande, afkeuring, niet serieus genomen worden.

Wat opvalt aan Dijkgraafs aanpak, is dat zij geen labels plakt, niet per se stromingen probeert te identificeren – al was het maar omdat deze rebellen zich daar zelf doorgaans aan onttrekken. Wel legt ze dwarsverbanden tussen de tien behandelde auteurs, maar het blijven individuen. En zoals dat gaat bij individuen, ontwikkel je als lezer bepaalde voorkeuren. Dat meen ik ook bij Dijkgraaf zelf te observeren: sommige van haar portretten, hoewel grondig en kundig, blijven wat afstandelijk, maar aan het begin van het hoofdstuk over George Sand voert Dijkgraaf zichzelf ten tonele, toen zij als studente met het werk van Sand in aanraking kwam. Dat maakt het portret van Sand meteen enorm levendig.

Ook het hoofdstuk over Nathalie Sarraute begint met Dijkgraafs kennismaking, als twintigjarige, met Sarraute’s L’usage de la parole. Wat volgt is een minutieuze analyse van dit werk. Buitengewoon aanstekelijk gedaan, zozeer dat in ieder geval deze lezer nog komende week een rondje boekhandels en antiquariaten inboekt op zoek naar alles van Sarraute wat ik maar te pakken kan krijgen. Dat geldt ook voor het werk van Annie Ernaux en Lydie Salvayre. En dat is precies wat je van een boek als dat van Dijkgraaf mag verwachten: dat het je enthousiasmeert voor het werk van de geportretteerden. Missie glorieus geslaagd.’

https://www.nrc.nl/nieuws/2020/03/05/boekenweek-2020-incestueus-zooitje-van-rebellen-schreeuwers-en-opportunisten-a3992771

Verder sprak ik met Jellie Brouwer op Kunststof radio:
https://www.nporadio1.nl/kunststof/onderwerpen/530637-margot-dijkgraaf-schrijver

En met Annemieke Bosman in Opium:
https://podcastluisteren.nl/ep/Opium-Het-gesprek-Margot-Dijkgraaf-11-maart

In de Nieuwsshow zei Lidewijde Paris:
https://www.nporadio1.nl/nieuwsweekend/onderwerpen/531758-lidewijde-paris-met-de-boeken