Berichten

Julia Deck: Een huis dat van ons is

‘De roman is het terrein van het experiment’, zei Julia Deck in een interview toen ze in Amsterdam verbleef. In dat opzicht is de Franse schrijfster echt een auteur van het befaamde uitgevershuis Minuit. Net als haar illustere voorgangers Nathalie Sarraute, Alain Robbe-Grillet en haar tijdgenoten Jean Echenoz, Marie N’Diaye en Tanguy Viel experimenteert ze met vorm en thematiek. Haar debuut, Viviane Élisabeth Fauville (2012), schreef Deck (1974) in de u-vorm: ‘Op maandag 15 november, gisteren dus, hebt u uw psychoanalyticus vermoord.’ Wat volgde was een thrillerachtig verhaal, waarbij je met de hoofdpersoon door Parijs zwierf.

Uit Decks tweede (nog onvertaalde) roman Le triangle de l’hiver (2014) zou je een almanak van zeeterminologie kunnen samenstellen. Hierin volgen we een ongrijpbare jonge vrouw die van de ene naar de andere Franse havenstad reist. Decks personages balanceren op de grens van normaliteit en waanzin, één stap verder en ze zouden over de rand schieten.

In haar derde, ook onvertaalde roman Sigma, presenteert Deck een geheime organisatie met een speciale spionagemissie: kunstwerken zijn gevaarlijk, ze ontregelen en dus dienen subversieve kunstenaars onschadelijk gemaakt te worden. Deck excelleert in het schetsen van een universum dat geloofwaardig is en tegelijkertijd absurdistische, groteske trekken heeft.

Ook haar recent vertaalde vierde roman, Een huis dat van ons is, begint met een regel die je meteen op scherp zet: ‘Zowel in het algemeen als in het bijzonder vond ik het een vergissing om de kat te doden toen je me vertelde over je plannen met het lijk.’ Dit keer combineert Deck elementen van een thriller met een hilarische analyse van een buitenwijk van Parijs, uitgerust met de recentste ecologische technieken. Eva is een Parijse stedenbouwkundige die samenwerkt met een collega uit Rotterdam. Haar vijftien jaar oudere man lijdt aan ‘compulsieve stoornissen’ en gaat alleen de deur uit om zijn psychiater of zijn moeder te bezoeken. Ze willen Parijs uit en kopen, ‘met het oog op hun ecologische voetafdruk’, een omgebouwd pakhuis met zonnepanelen, warmteterugwinning en afvalzuilen. Terwijl zij werkt aan het stadsontwikkelingsproject dat ze heeft binnengesleept – rond het concept ‘onzekere ruimte’ –, leest hij antropologen, in de tuin, onder de parasol.

En dan opent zich de hel: de anderen. Ze worden geterroriseerd door de buurvrouw, haar kat, haar man de makelaar. Met de dag groeit de overlast. De warmtewisselaars blijken niet te werken, de straat ligt maanden open. Het begint raar te ruiken. De kat verdwijnt net als de buurvrouw. Deck beheerst de kunst om verwarring te stichten, te ontregelen. Ze schotelt je een herkenbare wereld voor, die van een moderne woonwijk waar de barbecue wordt aangestoken en overspel wordt gepleegd. Dan voert ze langzaam de graad van bizarheid en buitenissigheid op, draait ze de bankschroef van het mysterie aan. Wie beweert dat er in de Franse literatuur niets te (glim)lachen valt, kent Deck niet. Haar werk is intelligent, haar plot spannend en haar humor spitsvondig, tongue-in-cheek, absurdistisch – een en al experiment.