Berichten

Het J’accuse van Michel Houellebecq

Eergisteren publiceerde Michel Houellebecq een open brief aan president Hollande  in de Italiaanse krant Corriere Della Sera. Hoewel ik geen integrale Franse of Engelse vertaling van het stuk heb kunnen vinden, lijkt hij hierin als gebruikelijk ongezouten, en bovendien consequent, zijn mening te geven, ‘J’accuse Hollande et je défends les français’, luidt de titel van het stuk. De politiek elite veegt hij de mantel uit: ze hebben het land jaren geleden al betrokken bij ‘absurde en kostbare operaties’ in Irak en Libië. Ze zagen grenzen als ‘een voorbije idiotie, het symbool van een misselijkmakend nationalisme’. En ze hebben verzuimd aan ‘hun allerbelangrijkste taak’ te voldoen, namelijk ‘de bevolking van Frankrijk, die aan hun zorg is toevertrouwd, te beschermen’.

Dat hij Hollande weg zet als een ‘onbetekenende opportunist’ en Valls als een ‘geestelijke debiel’, hoeft lezers van Soumission niet te verbazen. In zijn recentste roman analyseert hij snijdend en spottend de huidige Franse politiek. De ware agenda van de UMP en van de Parti Socialiste, schrijft zijn verteller, is ‘de verdwijning van Frankrijk’, Frankrijk moet onderdeel worden van ‘een federaal Europees geheel’. Dat de kiezers dat niet willen, ‘wordt al jaren onder het tapijt geveegd en genegeerd’. In Soumission zijn de traditionele Franse politieke partijen zo zwak en uitgehold dat ze geen andere weg meer zien dan steun te verlenen aan een moslimpartij die de nieuwe president levert.

Ook verwijt Houellebecq in zijn artikel Hollande en zijn kabinet dat zij onverantwoordelijk zijn omgegaan met het snijden in het politiekorps: ‘gedreven tot wanhoop en verontwaardiging, wordt het hen bijna onmogelijk gemaakt hun taak te vervullen.’ Ook in dit opzicht blijft hij consequent. In een eerdere roman, La carte et le territoire (De kaart en het gebied), portretteerde Houellebecq een Franse politiecommissaris, Jasselin, die de gruwelijke moord op zijn naamgenoot, Michel Houellebecq, moet oplossen. Hij schetst hem als een vriendelijke negentiende-eeuwse bromsnor, kind van gescheiden ouders, vertelt als consulteerde hij wikipedia wat de taken zijn van een commissaris en wat zijn salaris is (€ 2898). Jasselin is getrouwd, bekijkt met tevredenheid zijn ‘vieux couple’, een ‘vredig nest’ ver weg van de geluiden van de wereld, ver weg van de barbaarsheid en het geweld waarin hij overdag leeft’. Jasselin heeft een hond, geen kinderen en betreurt dat allesbehalve. Hij doceert dat iedere politieagent op iedere dag van een onderzoek toch tenminste één aantekening moet maken in een notitieblokje ‘zelfs als het feit dat u noteert u volstrekt onbelangrijk toeschijnt’. En natuurlijk zou het onderzoek die volstrekte onbelangrijkheid ervan bevestigen, maar ‘je moet nu eenmaal een minimale intellectuele activiteit behouden’. ‘Een volstrekt inactieve politieagent raakt zijn motivatie kwijt’. De ironie druipt ervan af.

De politieke elite heeft gefaald, concludeert Houellebecq in zijn stuk, ‘de enige oplossing die ons rest is langzaam naar de enige echte vorm van democratie te gaan, de directe democratie’. Waar de huidige democratie volgens hem toe leidt, schetste hij in Soumission. Waar zijn eigen aanbeveling toe leidt, heeft Houellebecq vooralsnog in zijn verbeelding niet uitgewerkt.