Berichten

Over de Algerijnse kronieken van Albert Camus

Tijdens de coronapandemie werd De pest van Albert Camus opnieuw een bestseller. De roman over de pestepidemie gaf precies aan hoe iedereen zich voelde: opgesloten, eenzaam en angstig. Ook de hoofdpersonen waren herkenbaar. De een maakte zich grote zorgen over de toekomst, de ander nam het wat luchtiger op. Wat eigenlijk niemand opviel was dat de roman zich afspeelde in Oran, een stad in het noordwesten van Algerije, het land waar Albert Camus in 1913 werd geboren.

Met dat land, in die tijd een Franse kolonie, had Camus een sterke band: hij groeide op in een volkswijk van Algiers, in een gezin van pieds-noirs. Zijn moeder was van Spaanse komaf, zijn vader, afstammeling van Elzassers die zich in de 19de eeuw in Algerije hadden gevestigd, sneuvelde als soldaat in de Eerste Wereldoorlog. Op zijn zeventiende stelden artsen bij Camus tuberculose vast, wat hem de absurditeit van het leven deed inzien. Wat was de zin ervan, als het er van de ene op de andere dag volstrekt anders uit kon zien? Het legde de basis voor zijn filosofie van het absurde, zijn zoeken naar evenwicht tussen opstand en opgeven, tussen schaduw en licht. Vanaf dat moment besloot hij zijn leven te wijden aan wat hem het meest zinvol leek: schrijven.

In 1940 – hij was toen 27 jaar – vertrok Camus naar Parijs om werk te zoeken. Bij de krant Alger républicain had hij naam gemaakt als journalist, hij had een geëngageerde toneelgroep opgericht en was kort lid geweest van de communistische partij. In Frankrijk ging hij werken voor de clandestiene krant Le Combat en begon hij aan zijn roman De vreemdeling (1942) die hem beroemd zou maken.

Op en neer reizend tussen Algerije en Frankrijk, dacht Camus zijn leven lang na over de verhouding die beide landen tot elkaar moesten innemen. Hoe zijn denken zich ontwikkelde en ook hoe consequent hij daarin was, wordt duidelijk uit zijn onlangs voor het eerst vertaalde Algerijnse kronieken (1939-1958).

Voor de bundel, die oorspronkelijk in 1958 verscheen, selecteerde Camus een aantal artikelen die hij gedurende meer dan twintig jaar over Algerije publiceerde. Hij reisde door het land, kende het door en door. In 1939 bijvoorbeeld schreef hij een reportage over de hongersnood in Kabylië en een artikel over het verwerpelijke Franse beleid ten aanzien van het onderwijs in die regio: Franse en Algerijnse kinderen kregen gescheiden onderwijs, 80 procent van de Algerijnse kinderen viel buiten de boot. In de felle tekst ‘Crisis in Algerije’ wees hij erop dat er ‘niets inferieurs’ was aan het Algerijnse volk; de Fransen waren volstrekt onwetend, ze beseften niet eens dat honderdduizenden Arabieren twee jaar lang in de oorlog voor hen hadden gevochten.