Berichten

Mahmoud of het wassende water van Antoine Wauters

Wie ooit op een pad bovenop de hoge wand van een stuwmeer heeft gelopen, weet hoe angstaanjagend dat kan zijn: de gladde muur bijna loodrecht onder je, de immense watermassa die tegen de wand duwt, de verborgen wereld in de peilloze diepte onder het spiegelende wateroppervlak. Zelfs de ervaren onderhoudstechnicus in het recente verhaal van Maylis de Kerangal en Joy Sorman (de in het Frans recent verschenen roman Sayvoz), wordt op zo’n dreigende plek door duizelingen en angstaanvallen bevangen en krijgt nachtmerrieachtige visioenen. Zo’n onheilspellend beeld is ook gevangen in een van de foto’s in de recente bundel fotosyntheses van Maarten Asscher. De foto laat een desolaat oorlogslandschap zien, zoals we nu dagelijks uit Oekraïne onder ogen krijgen: de ruïnes van een kerk, restanten van huizen. De foto blijkt geen oorlogstafereel, maar de bodem van een stuwmeer, dat één keer in de tien jaar leeg moet stromen, om noodzakelijk onderhoud te kunnen plegen.

Zijn twaalfde boek situeert de Waalse schrijver Antoine Wauters op het water van een heel concreet stuwmeer, dat ontstond door de bouw van de Tabqa-stuwdam bij Raqqa in Syrië. Zijn hoofdpersoon, de oude dichter Mahmoud Almasji, vaart er iedere dag in zijn dennenhouten sloep, denkend aan zijn gestorven vrouw en aan zijn verdwenen kinderen. Het Assad-meer, gevormd op de rivier de Eufraat en in 1973 officieel in gebruik genomen door de toenmalige president van Syrië, Hafiz al-Assad, wordt zo een tweede, heel aanwezige hoofdpersoon in het boek. De jihadisten van Daes (IS) nemen bezit van de dam, stoppen hem vol explosieven, er wordt om gevochten, de dam dreigt door te breken.

Tegen deze angstaanjagende achtergrond deint Almasji ieder dag op het meer. Vaak zet hij zijn snorkel en zijn hoofdlamp op en duikt hij naar beneden, dwalend in zijn herinneringen. Daar spreekt hij met zijn eerste vrouw, Sarah, met zijn tweede vrouw Leila-uit-de-bergen, daar maakt hij in gedachten brood klaar voor zijn drie kinderen, inmiddels opgeslokt door de oorlog. Leraar was hij, docent spraakkunst, een internationaal beroemd dichter, tot hij het niet langer verdroeg ‘betaald te worden om de corruptie en de machtsgeilheid van onze dierbare president in stand te houden.’ Hij liep weg, verdween drie jaar in de gevangenis. Toen hij eruit kwam, ‘droeg ik alleen nog een grote ijskap op mijn hoofd. Ik was mijn ziel kwijt.’ Spreken kan hij niet meer, hij schaamt zich voor zijn ‘angst op hete kolen’, voor ‘het treurige, afgematte schepsel’ dat hij is geworden: ‘het kwaad slaat van alle kanten toe, op allerlei manieren, maar het echte kwaad, ja, dat is zij, de afwezigheid.’

‘Wat is het woord van een oude man waard in een wereld/ als de onze? Heeft het zin te willen duren?/ De wereld is erdoor bezeten./ Zoveel mogelijk ruimte innemen./ Blijven duren./ Je eigen kamp laten triomferen./ Je familie./ Je God.’

Verder lezen

https://www.nrc.nl/nieuws/2022/05/12/het-verhaal-van-syrie-verwoord-in-het-verdriet-van-een-enkele-man-a4124229