Portret van Boualem Sansal, laureaat van de Duitse Vredesprijs 2011

,,In het begin van de jaren 80 reisde ik als jonge ingenieur door het land en zag ik ineens een huis van baksteen, dat zag je verder nergens. Men zei me dat dat het huis van ‘de Duitser’ was, een chemisch ingenieur en ou-SSer, die in concentratiekampen had gewerkt en na de Tweede Wereldoorlog was gevlucht. Via Egypte en Marokko was hij in het Algerijnse leger terechtgekomen. Uiteindelijk trok hij zich terug in een dorpje op het Algerijnse platteland, trouwde de dochter van de stamoudste, nam de lokale leiding over en maakte van het dorp een klein Duitsland”.



Dat is precies de achtergrond van Onvoltooide geschiedenis (Le village de l’Allemand), de onlangs in het Nederlands vertaalde roman van de Algerijnse auteur Boualem Sansal aan wie volgende week de Duitse Vredesprijs zal worden uitgereikt. Sansal (61), even in Nederland op uitnodiging van de Universiteit van Amsterdam, is klein en krom, heeft priemende ogen en draagt  zijn grijze haar in een staartje achter in de nek. Hij is een en al pessimisme, maar straalt een soevereine energie uit. Hier staat een wanhopige man die niet zal knakken. Zijn roman vertelt hoe de twee zonen van deze Duitser ontdekken wie hun vader werkelijk is geweest en wat voor misdaden hij heeft gepleegd. Beiden zijn ze in Algerije geboren en in Frankrijk, bij familie, opgegroeid. Als de oudste zoon hoort dat zijn ouders bij een islamistische terreuraanslag in hun dorp zijn omgekomen, gaat hij terug en brengt een bezoek aan hun graf.
Het is het startpunt van een zoektocht naar het leven van zijn vader, zijn afkomst, diens nazi-sympathie, zijn actieve rol in de kampen en zijn vlucht naar het buitenland. Door alles wat hij ontdekt raakt hij volledig van slag, zijn huwelijk loopt op de klippen, er komt een eind aan zijn voorspoedige carrière. Het dagboek dat hij bijhoudt wordt later, na zijn zelfmoord, gelezen door zijn jongere broer. Het is een pakkend, goed geschreven boek, dat je meeneemt in een afgrond van ontzetting, een roman die draait om schuldgevoel en schuldvraag – en bovendien prangend actueel.
,,De Tweede Wereldoorlog was een racistische oorlog”, zegt Sansal, ,, waarin misdaden tegen de menselijkheid werden gepleegd en een bepaald ras bijna werd uitgeroeid. Ik heb er 30 jaar lang alles over gelezen wat ik maar te pakken kon krijgen, maar ik begrijp er nog steeds niets van. In Algerije werden aan het begin van de jaren ’90 200.000 mensen gedood door de islamisten, alleen omdat het geen islamisten waren. Hoe dat te vertellen, dat is de belangrijkste vraag. Zijn we verantwoordelijk voor wat onze ouders hebben gedaan? Zijn we schuldig door hun daden? Dat is de vraag waarmee de twee broers worden geconfronteerd. Wij hebben een ‘devoir de connaissance et de mémoire’, wij hebben de plicht het verleden te kennen en ons dat verleden te herinneren. Maar verantwoordelijk?”
De jongste broer, tot wiens houding Sansal zich het meest voelt aangetrokken, leest het dagboek van zijn broer met ontzetting, maar berooft zich niet van het leven. Integendeel. Hij mobiliseert zijn vrienden in de banlieue, die net als hij nog nooit van de Endlösung in de Tweede Wereldoorlog hebben gehoord en vertelt hen zijn verhaal. Zo stelt Sansal een taboe aan de orde. in Algerije wordt er niet over de holocaust gesproken, geen geschiedenisboek vermeldt de shoah. Sansal trekt een parallel tussen het nazisme en het islamisme: één-partijenstelsel, de macht aan de militair, staatspropaganda, alomtegenwoordigheid van de staatspolitie, geschiedvervalsing en xenofobie, het is een en dezelfde methode. De jongste broer strijdt tegen de actuele vorm van gewelddadig fundamentalisme, het radicale islamisme en de jihad die in de troosteloze betonnen woonwijken buiten Parijs voet aan de grond begint te krijgen. Het maakt hem tot een buitenstaander, een roepende in de woestijn.
Op het gebied van buitenstaanderschap en van roepen in de woestijn is  Sansal een ervaringsdeskundige. Als een van de bekendste Algerijnse schrijvers is hij ongeveer de enige die het land niet heeft verlaten. Tot 2003 had hij, als ingenieur en econometrist, een hoge functie op het ministerie van industrie. In 1999 publiceerde hij, bij een Franse uitgeverij, zijn eerste roman, Le serment des barbares. Het is een boek in een exuberante, chaotische stijl over een oude inspecteur die de moord op een zwerver moet zien op te lossen. Maar het eigenlijke onderwerp van zijn boek is de teloorgang van een dorp, de wantoestanden in een klein ziekenhuis, falende scholing, corruptie en machtsmisbruik, het verhaal hoe zijn land belandde in `une barbarie sans nom’. `Le pays n’a plus de mémoire’ – het land heeft geen herinnering, geen geschiedenis meer, schrijft hij. Niemand vertelt de jongeren hoe het vroeger was, hoe de mensen toen leefden, welke dromen ze hadden. Niemand legt hun uit waar het mis is gegaan. En waarom.
Ook zijn volgende romans en pamfletten hebben een uitgesproken kritische toon. Dat werd Sansal niet in dank afgenomen. ,,Sinds 2003 zijn mijn boeken verboden en ben ik door de minister van cultuur tot persona non grata verklaard. Ik heb haar toen geschreven om te vragen wat ze met die uitdrukking bedoelde. Moest ik het land verlaten? Ik heb natuurlijk nooit antwoord gekregen. In Algerije word ik als een hond behandeld. Wat kan ik eraan doen? Die mensen hebben alle macht, ze kunnen me zo vermoorden, ze hebben er al duizenden vermoord. Iedere dag wil ik weg, wil ik in vrede leven. Maar iedere dag opnieuw zeg ik tegen mezelf dat niet ík weg moet, maar zíj. Ik ben een legitiem burger van het land, maar op grond waarvan zijn zij president, of minister? De propagandamachine van de regering heeft van mij een vreselijk beeld geschapen. Voor de meeste Algerijnen ben ik de duivel, een verrader van de natie, een bandiet, een vriend van Israël. Mijn vrouw wil het land verlaten, ze is moe, ze wil weg. Dit is geen leven, zegt ze. We kunnen nooit ons huis uit, gaan nooit naar een r
estaurant. In een café zitten, zoals wij nu? Uitgesloten, een vrouw komt een café niet binnen, verboden door de islamisten.”
Hoewel de buitenwereld denkt dat de situatie in Algerije de afgelopen tijd aanzienlijk is verbeterd, denkt Sansal daar anders over. De terroristische aanslagen zijn minder frequent geworden, dat is waar. Maar de regering is oppermachtig als het gaat om de controle van informatie. ,,Er is een beroemd geval van berichtgeving over de terroristische aanslag op een dorpje, in 1997. ‘300 mensen de keel afgesneden’, schreven de kranten. Pas 6 maanden geleden gaf de regering toe dat het er 1230 waren. Een krant die informatie publiceert die niet van het Ministerie van Defensie komt is ten dode opgeschreven.” Als voorbeeld verwijst Sansal naar het lot van journalist en hoofdredacteur Mohamed Benchikou, die na het verschijnen van zijn kritische boek Bouteflika, l’imposture algérienne in de gevangenis verdween. Zijn krant werd opgedoekt.
Geen krant die een stuk van Sansal durft te plaatsen, geen radio- of tv-station dat hem aan het woord wil laten, geen universiteit die hem om een lezing vraagt. Hij zou in eigen land graag aan het debat deelnemen, zijn mening geven, zoals hij dat elders doet. ,,Weet u, alle advertenties die  door bedrijven worden aangeleverd, worden door één staatsinstituut gedistribueerd. Stel dat dagblad El Watan een stuk van mij zou publiceren, dan wordt die krant er meteen van beschuldigd een aanval te doen op de waarden van de natie en raakt hij zijn advertenties kwijt. Drie dagen geen advertentie-inkomsten en de krant is failliet.”
Het recente boek van Sansal werd overigens wel besproken door El Watan. Onder de kop ‘Moedig of geestelijk gestoord?’ signaleert de criticus het succes van het boek in het buitenland en vraagt hij zich af of de auteur niet volledig paranoïa is. Weet Sansal wel dat er chronologisch een kloof gaapt tussen de tijd van het nazisme in de jaren 30 en het islamisme in Algerije in de jaren 90? Hoe durft hij zo’n apocalyptisch beeld te schetsen van het land? Hij is zeker getraumatiseerd omdat hij al zo lang in doodsangst leeft.
Sansal heeft op dit alles maar één antwoord: schrijven, dwars tegen alles en iedereen in, schrijven tegen het vergeten. Onlangs verscheen zijn nieuwe roman, Rue Darwin, gebaseerd op zijn familiegeschiedenis. ,,Mijn vader komt uit een traditioneel geslacht van grondbezitters. Hij was getrouwd en verliet zijn gezin voor mijn toen achttienjarige moeder. Zij kwam uit de Franstalige kleine burgerij. Onverenigbare achtergronden. Ze zijn getrouwd maar werden door hun eigen families verstoten. Toen mijn moeder zwanger was van hun vierde kind stierf mijn vader. Ze gaf mij aan de buurvrouw, de anderen gingen naar een weeshuis, mijn oudste broer werd gekidnapt door de familie van mijn vader.”
Of het boek ooit door zijn landgenoten gelezen zal worden, is de vraag. ,,Als ik daaraan denk, kan ik beter ophouden. Er zijn gelukkig veel mensen die mijn werk lezen, in Frankrijk, in Denemarken, in Duitsland, ook Algerijnen. Ik moet dit gewoon doen. Je weet nooit wat er morgen gebeurt’.

Boualem Sansal: Onvoltooide geschiedenis, vertaald door Jan Versteeg, De Geus, 256 blz, prijs € 19,90
Rue Darwin, Gallimard, 256 blz, € 17,50