Het Musée Stendhal in Grenoble

Het kost even moeite hem te vinden, die ene deur in de drukke winkelstraat in het centrum van Grenoble. Maar dan is hij er toch, de poort die toegang geeft tot de negentiende eeuw. Eerst een donkere, bijna morsige binnenplaats, dan statige houten trappen, vervolgens, groot op de muur, de plattegrond van het appartement waar Stendhal woonde, getekend door de grote schrijver zelf.

Hier woonde de wereldberoemde auteur van Le rouge et le noir (Het rood en het zwart) vanaf zijn zevende, nadat zijn moeder was overleden. Hij adoreerde zijn kunstzinnige, getalenteerde moeder, in alles het tegenovergestelde van zijn saaie vader, Chérubin Beyle, advocaat bij het gerechtshof van de Dauphiné. Na haar dood, dé tragedie in zijn leven, trok de hele familie in bij haar vader, een beroemd en geliefd arts in Grenoble, een man van de Verlichting.

Marie-Henri Beyle, zoals Stendhal eigenlijk heette, mocht vrijelijk putten uit zijn grootvaders bibliotheek: hij las Molière, Fénelon, Voltaire, maar ook Horatius, Dante en Cervantes. Het moet een paradijs zijn geweest voor de voorlijke jongen, die extreem beschermd werd opgevoed: tot zijn dertiende mocht hij niet naar buiten. In het gezin was men veel te bang voor ziekten, voor vallen, verdrinken, verkeerde vrienden. Nooit mocht hij praten met een kind van zijn eigen leeftijd, schrijft hij in zijn autobiografie.

Dus zocht hij zijn toevlucht op ‘la treille’, het langwerpige terras, aan de achterkant van het appartement, vanwaar je ruim uitzicht hebt over het stadspark. „Op het terras zat hij te kijken wat zich in het stadspark afspeelde”, zegt Olivier Tomasini, directeur van het Stendhal Museum, „hij was er, en tegelijkertijd was hij er ook niet. Dat heeft hem die observerende blik op de wereld gegeven, die je in zijn werk terugvindt.”

https://www.nrc.nl/nieuws/2019/09/26/priveles-in-het-rariteitenkabinet-a3974601