Michelangelo in Istanbul
‘Mensen win je door ze te vertellen over veldslagen, koningen, olifanten en wonderlijke wezens; door uit te weiden over het geluk na de dood, de engelen die om hen heen zweven en de demonen die hen bedreigen’. Het zijn de aan Kipling ontleende gedachten van een Turkse danseres, als ze aan de zijde ligt van de slapende kunstenaar Michelangelo Buonarroti. De mens smacht naar verhalen die hen in staat stellen uit hun werkelijkheid te treden en een andere wereld binnen te gaan. Een wereld waar ze zich gelukkig kunnen wanen, hun eigen ik beter leren begrijpen of hun wanhoop kunnen verdrijven.
En ja – er is sprake van een olifant in Mathias Enards vijfde roman. En er wordt een gevecht gevoerd: een onzichtbare, onbekend gebleven, of wellicht verzonnen strijd tussen een paus en een sultan, tussen twee culturen, een kunstenaar en zijn opdrachtgevers.
Al eerder verdiepte Enard zich via de literatuur in strijd, guerilla en wapentuig. Hij debuteerde in 2003 met een roman die laat zien wat een burgeroorlog doet met een mens (La perfection du tir, Actes Sud), vervolgde met een boek over driehoeksstrijd in de liefde (Remonter L’Orénoque, Actes Sud) en publiceerde daarna een satirisch werkje over de techniek van het terrorisme (Bréviaire des artificiers, Verticales). Met de vuistdikke roman Zone (2008, prix Decembre), die in vele talen werd vertaald, bereikte hij een groot publiek – al is het een allesbehalve toegankelijke roman. In een stroom van woorden, zonder duidelijke zinsindeling, zonder gangbare interpunctie, schetst Enard een panorama van de conflicten die er in de loop der tijden rond de mediterranee zijn uitgevochten. Zijn verteller is een spion die uit het vak wil stappen en voor het laatst een lange treinreis maakt, zijn koffer vol verschrikkelijke verhalen.
In zijn nu in het Nederlands vertaalde roman slaat Enard een andere toon aan. Hij put uit zijn kennis van de beeldende kunst (Enard was student aan de Ecole du Louvre) en van de Arabische wereld (hij studeerde Arabisch en Perzisch, vertoefde lange tijd in die regio en doceert nu aan de universiteit van Barcelona). Een zinnetje uit de biografie van Vasari over Michelangelo intrigeerde hem: de beroemde Italiaanse kunstenaar zou in 1506 een uitnodiging hebben ontvangen van de Turkse sultan Bajazet. Waarom?, vroeg Enard zich af, en zou hij gegaan zijn? Michelangelo was toen in Rome onder contract bij paus Julius II, had mooie opdrachten en werd alom geëerd. Stel dat hij gegaan was, bedacht, Enard, wat zou hij daar dan gedaan hebben?
Uit dat gedachtenspel kwam zijn boek voort. Hij laat Michelangelo naar Istanbul reizen om daar, in opdracht van de sultan, een brug te ontwerpen over de Bosporus, een immense boog die oost en west met elkaar moet verbinden. Paus Julius II geeft hem wel prestigieuze opdachten, maar geeft niet thuis als het op betalen aankomt. De kunstenaar heeft tabak van zijn opdachtgever en tart hem door de opdracht te aanvaarden van een andere wereldheerser.
Het is een intrigerend en symbolisch verhaal dat Enard ons voorschotelt en bovendien prachtig opgeschreven. In korte poëtische scenes schetst hij in wat voor wereld Michelangelo terecht komt. De korte ontvangst door de sultan, de assistent/dichter die hem tot gids dient en verliefd op hem wordt, het atelier dat voor hem in gereedheid wordt gebracht, de aap aan wie hij zich hecht, de opschrijfboekjes waarin hij noteert welke schatten hij ziet en de danseres die over verhalen filosofeert, liggend naast de bezeten kunstenaar die zo weinig in haar lichaam geïnteresseerd is. Michelangelo verkent Istanbul, doorkruist de bazars, laat een dolk maken, schrijft aan zijn broers en zijn vrienden. Het ontwerp dat hij uiteindelijk maakt van de brug moet dat van zijn oudere collega Leonardo Da Vinci verre overtreffen. Michelangelo zal het ware gezicht van Istanbul of van zijn gastheer niet doorgronden, net zomin als de liefde die er door twee verschillende personen voor hem wordt gekoesterd. Veel gebeurt achter de schermen, onzichtbaar en onbegrijpelijk voor een vreemdeling.
Het is altijd een riskante onderneming een historisch personage te laten optreden in een verzonnen verhaal. Niet voor niets nam Enard achterin een bibliographie op van de archieven die hij consulteerde. Keek Michelangelo inderdaad nooit in de spiegel omdat hij niet van zijn eigen gezicht hield? Nam hij nooit een bad? Schreef hij inderdaad het ene na het andere carnet vol? Was hij inderdaad zo sober als Enard beschrijft? In ieder geval blijft de auteur trouw aan het algemene beeld dat Michelangelo’s biografen van hem hebben geschetst. De rest is fictie.
Onlangs verscheen een prachtige, nieuwe korte roman van Enard bij de kleine uitgeverij Inculte. L’alcool et la nostalgie, een poëtisch liefdesverhaal over sneeuw en misverstand, die bij tijd en wijle aan Andreï Makine doet denken. Enard schreef het tijdens een transsiberische treinreis van Moskou naar Novosibirsk.
We zullen nog veel van hem horen.
Mathias Enard, Vertel hun over veldslagen, koningen en olifanten. Vertaald door Katrien Vandenberghe. Arbeiderspers. Prijs 18,50