De dieven van Albert Cossery
Midden in Caïro ligt de Dodenstad, een immense begraafplaats waar de armen onderdak vinden in mausolea. In dit doolhof woont de journalist en filosoof Karamalla. Hij vindt het er best prettig: geen huisbaas, geen last van mensen die hem met hun ellende lastigvallen, én hij is terug bij zijn familie, maar nu ‘zonder de meningsverschillen en botsingen die altijd ontstaan bij ieder samenzijn van levende wezens’. In zijn artikelen bespot hij ‘de groteske figuren die de macht uitoefenen’, daarom laten die hem vaak opsluiten. De domheid van zo dichtbij mee te maken – hij ervaart het ‘als een wonderbare verrijking van de geest’.
Die onthechte spotzucht en dat oog voor absurdisme maken deze Karamalla tot een alter ego van Albert Cossery, de Egyptische, in het Frans schrijvende auteur van een klein, maar puntgaaf literair oeuvre. Net als zijn personage wijdde Cossery (1913-2008) zich aan het peilen en observeren van egoïsme, hebzucht, onverschilligheid, minachting, vernedering. Ironie is zijn handelsmerk.
In Grote dieven kleine dieven, de laatste roman die hij voltooide, verbaast zijn filosoof zich met tijdloze actualiteit over ‘de lafheid van volkeren en hun onderwerping aan de onbeschaamdheid van onrechtvaardige bestuurders’. Waar komt die aan verering grenzende welwillendheid tegenover tirannen vandaan? Maar ja, wat kun je er, als arme sloeber aan doen? Je kunt je hoogstens vermaken met de ‘stompzinnige en criminele daden’ van politici en de rijken der aarde.
https://www.nrc.nl/nieuws/2019/10/04/als-arme-sloeber-kun-je-beter-overal-om-lachen-a3975561