Over La fabrique de l’oeuvre, expositie Proust in de BnF

Bij binnenkomst kijkt een jonge Marcel Proust je recht aan, donkere haren met de scheiding precies in het midden, licht geloken ogen, dun snorretje boven sensuele lippen, een witte gardenia in het knoopsgat. In 1892 maakte Jacques-Émile Blanche dit bekende schilderij van de schrijver die honderd jaar geleden, op 18 november 1922, stierf. Op de donkere muur ernaast worden letters geprojecteerd die woorden worden, dan zinnen vormen en vervolgens alinea’s. Een krassende kroontjespen haalt woorden door, schrijft er andere bij, streept zinnen door, brengt nieuwe aan en laat daarna een halve alinea verdwijnen. Tot er, na een paar minuten en vele correcties later, slechts één korte zin overblijft: „Longtemps, je me suis couché de bonne heure”, de fameuze eerste zin van À la recherche du temps perdu, het zevendelige literaire meesterwerk van 3.000 pagina’s, geschreven tussen 1908 en 1922, en in delen gepubliceerd vanaf 1913 . „Er is een tijd geweest dat ik vroeg naar bed ging”, luidt die zin in de vertaling van Martin de Haan en Rokus Hofstede uit 2015.

De animatie geeft meteen weer waar het in deze unieke tentoonstelling, in de Bibliothèque François Mitterand, om gaat: „La fabrique de l’oeuvre”, het vervaardigen van het werk: hoe is die enorme literaire kathedraal gebouwd, in elkaar gezet? Het gaat hier om het proces, de totstandkoming, de compositie van het immense werk van Marcel Proust (1871-1922), de beroemdste Franse schrijver ooit. In vitrines trekt de hele geschiedenis van Op zoek naar de verloren tijd aan je voorbij: van de mededeling van uitgeverij Gallimard dat ze niet in het boek geïnteresseerd waren, tot de prix Goncourt in 1919 en de postume uitgave van zijn nog ongepubliceerde werk, in eerste instantie door Marcels broer, Robert Proust.

Anders dan de expositie over Proust begin van dit jaar in het Parijse stadsmuseum Musée Carnavalet, heeft deze tentoonstelling niet in eerste instantie de ambitie een beeld te geven van de tijd waarin het werk tot stand kwam. Het gaat er duidelijk ook niet om een jong publiek voor Proust te enthousiasmeren of zijn belang voor het heden te illustreren. Hier gaat het om de manuscripten, de handschriften, de oorsprong. Wie de expositie binnengaat, betreedt een literair heiligdom. De belichting is minimaal, waardoor de handschriften nauwelijks te lezen zijn. Er heerst een bijna gewijde stilte, slechts onderbroken door korte fragmenten klassieke muziek. Bezoekers zijn, als ik er ben, op de vingers van één hand te tellen. Aandachtig en eerbiedig bestuderen ze, bril op de neus, de vele vitrines in een poging de handschriften te ontcijferen – het zijn kenners van het oeuvre, zoveel is duidelijk.

Degene die het werk van Proust goed kent, of minstens enigszins, komt hier uitstekend aan zijn trekken. Wie bekend is met het werk, herkent de indeling van de tentoonstelling, die de delen belicht in de volgorde waarin ze gepubliceerd werden. We zien dus eerst de manuscripten van Du côté de chez Swann (‘Swanns kant op’) uit 1913 en eindigen met die van Le Temps Retrouvé (‘De tijd hervonden’), postuum gepubliceerd in 1927. Dat de catalogus dan weer alfabetisch op trefwoord is geordend, maakt nalezen achteraf tot een uitdagende exercitie.

Verder lezen:

https://www.nrc.nl/nieuws/2022/11/16/een-kijkje-in-het-literaire-heiligdom-van-marcel-proust-a4148505