Over 10 jaar Europese literatuurprijs en Madame de Staël

In de salon van kasteel Coppet, aan het meer van Genève, zitten Amin Maalouf en Philipp Blom te schaken. In een hoek van de binnenplaats rookt Michel Houellebecq zijn eerste sigaret. Olga Tokarczuk, Leïla Slimani en Marie NDiaye lopen met elkaar te praten onder de eeuwenoude bomen in het park dat bij het château hoort. Ze hebben het over de positie van de vrouw in Polen, Marokko en Frankrijk, over racisme en de gevaren van het populisme. Emmanuel Carrère en Jenny Erpenbeck zitten nog aan het ontbijt. Christiane Taubira en Daniel Cohn-Bendit bekijken een documentaire over Maya Angelou. De eerste discussie van de dag wordt gevoerd door Isabella Hammad en Bas Heijne – over identiteit en Europa. Ondertussen wandelen ze in rustig tempo van het kasteel, via de dorpsstraat naar de steiger aan het meer van Genève, waar ze in de verte de stoomboot uit Lausanne zien aankomen: Frans Timmermans is in aantocht.

Zo ongeveer moet een ochtend op kasteel Coppet eruit hebben gezien, zo’n tweehonderd jaar geleden. Hier ontving Germaine de Staël aan het begin van de negentiende eeuw de crème de la crème van de Europese schrijvers, denkers en politici. Ze is de dochter van de steenrijke Zwitserse bankier Jacques Necker, voormalig minister van Financiën van Frankrijk, wiens ontslag indirect tot de Franse Revolutie leidde. Ze schrijft, ze neemt het woord, ze reist, ze is rijk, onafhankelijk en ze gedraagt zich ernaar – volstrekt ongepast voor een vrouw in die tijd. Ze wordt dan ook bespot, geridiculiseerd, bekritiseerd, en gehaat, voornamelijk door machtige mannen.

Als echtgenote van de Zweedse ambassadeur in Parijs bestiert ze een salon in het hart van Parijs en een tweede in haar eigen Château de Coppet in Zwitserland. Wie er in Europa toe doet is haar gast. Volgens de grote literatuurcriticus van haar tijd, Charles Sainte-Beuve, die ook regelmatig op Coppet vertoeft, beginnen de eerste literaire en filosofische discussies er om 11 uur ’s morgens. Ze gaan de hele dag door, ook tijdens het diner, en duren tot aan het souper, dat tegen 11 uur ’s avonds wordt geserveerd. Ook na middernacht praat men verder. Wie in Coppet komt houdt van discussiëren en debatteren. En van spelletjes: trictrac, schaken, woordspelletjes.

Was Germaine de Staël onze tijdgenote geweest, dan zou ze, als grondlegger van de Europese literatuur, Europese schrijvers en vertalers van nu uitnodigen en de juryleden van de Europese Literatuurprijs genereus onthalen. Coppet was een café avant la lettre, in de definitie van George Steiner: ‘een plek voor rendez-vous en samenzwering, voor intellectuele discussie en roddel, voor de flaneur en de dichter of de metafysicus boven zijn aantekeningen’, kortom voor ‘de sociëteit van de geest’.

In Coppet gaat het niet alleen over literatuur, maar over alle relevante vraagstukken van die tijd. Fictie, non-fictie, wetenschap, politiek, het een doet er niet minder toe dan het ander. Volgens Friedrich Schlegel, schrijver en trouwe metgezel van Madame de Staël, waren ‘de grootste tendensen’ van zijn tijd ‘de Franse Revolutie, Wilhelm Meisters Lehrjahre van Goethe en de Wissenschaftslehre van Fichte’. Een roman en een filosofisch werk stonden op hetzelfde plan als een politieke omwenteling. Dát was Europa toen, het Europa in de geest van Descartes en Cervantes. In zijn boek Rome, Naples et Florence (1826) duidt de beroemde schrijver Stendhal de bezoekers van Coppet – zo’n zeshonderd – aan als de ‘staten generaal van de Europese opinie’. De grote filosoof Voltaire, die niet ver van Coppet woont en daar ook een salon bestiert, ‘komt niet in de buurt’. Van Chateaubriand tot Madame Récamier en Lord Byron – allemaal gaan ze op bezoek bij Madame de Staël. Daarnaast correspondeert ze met velen die haar al dan niet bezocht hebben, met Goethe, tsaar Alexander I, Thomas Jefferson. Haar briefwisseling omvat vele duizenden brieven. De gasten van De Staël hebben affiniteit met haar eigen idealen: ze hangen de Verlichtingsideeën aan, denken na over de perfectibilité, de mogelijkheid om de mens te vervolmaken. Er heerst optimisme over de mens: die is waardig en in staat vrij te zijn. Ze geloven in het vrijheidsideaal, zijn geporteerd van een gematigde republiek en dito regeringen.

Verder lezen:

https://www.groene.nl/artikel/salons-van-melancholie-en-tederheid