Stéphane Audeguy en de anderen
Stel dat de doden onzichtbaar om ons heen zweefden, dat ze over onze schouder meekeken, ons onhoorbaar becommentarieerden, ons tegenspraken en ons voortdurend een lesje geschiedenis zouden geven. Dat zijn tachtig miljard doden, waarbij ‘de zeven miljard van degenen die men de levenden noemt weinig voorstellen’, schrijft Stéphane Audeguy in zijn recent vertaalde roman Wij, de anderen.
Naar hen verwijst de titel; de anderen, dat zijn geesten van mensen die lang geleden het tijdelijke voor het eeuwige verruilden, de doden die het landschap door en door kennen, degenen die weten hoe Kenya het land geworden is dat het tegenwoordig is. Ze weten van wie de Kenyanen afstammen, bij welke conferentie het koloniale Engeland besloot Duitsland af te troeven en dwars door het hele land een spoorlijn aan te leggen. Zo kunnen de Engelsen Afrika beter exploiteren ‘en dat is niet zo makkelijk, kennelijk’. De geesten hebben de mannen, van overal ter wereld gerekruteerd om de spoorlijn aan te leggen, zien sterven. Leeuwen deden hun voordeel met de extra vleesvoorraad onder handbereik. Ook vertellen de doden ons, als een Grieks koor, dat de luipaarden tegenwoordig meesmuilend naar de toeristen kijken die hen fotograferen, maar ze hebben het liever zo dan doelwit te zijn van jagers die het honderd jaar geleden op hen hadden voorzien. De geesten bekritiseren ook een paleontoloog die een lezing komt geven en laten zien dat hij onzin uitkraamt, ‘hij praat over zijn verre voorouders alsof het zijn buren waren op de camping’.
Zo zijn ‘de anderen’ het klankbord in deze roman, ze geven, soms mopperend en spottend, feitelijke achtergrondinformatie en verdieping. Ze vertolken de rede in een wereld die, ook in deze roman, aardig chaotisch is. Eerder verdiepte Audeguy zich in een ander, even rumoerig tijdperk door imaginaire memoires te schrijven van de broer van de Franse filosoof Jean-Jacques Rousseau, Mijn broer, de enige zoon, een knappe verzonnen biografie waarin hij en passant een hele eeuw de revue laat passeren. Die achttiende eeuwse queeste naar een broer krijgt in deze roman een pendant in de eenentwintigste eeuw. Wat begint als een zoektocht naar een vader, loopt uit op de ontdekking van een broer. Hoofdpersoon is de 33-jarige fotograaf Pierre, die bij het doodsbericht van ene Michel Figuier even heel goed moet nadenken wie dat kan zijn. Hij heeft zijn vader nauwelijks gekend. Toch stapt hij in het vliegtuig naar Kenya, om zijn vader te begraven en te ontdekken wat voor leven hij leidde. Hij maakt kennis met de vrouwen van wie zijn vader hield, ontmoet zijn buren, woont in zijn huis in de armste wijk van Nairobi en begint – als in een ware initiatie – te begrijpen wat voor man zijn vader was. Een idealist die de kapitalistische, individualistische en geglobaliseerde wereld de rug toekeerde en oude tradities in zijn eigen leven wilde inpassen, een man die hartstochtelijk hield van Afrika en alles in het werk zette om het land niet door westerlingen of Chinezen te laten verwoesten. Een strijder tegen het neo-kolonialisme en in het dagelijks leven een sobere man op zoek naar de wezenlijke waarden in het bestaan. Een man ook, die, toen hij zijn einde voelde naderen, de inheemse riten aanhield en naakt in de weiden ging liggen, als prooi voor roofdieren.
Zoals in zijn eerdere werk combineert Audeguy ook in deze roman avontuur en geschiedenis, zoektocht en engagement. Wat je bijblijft is vooral de toon van deze schrijver, eerlijk, robuust en authentiek.
Stéphane Audeguy: Wij, de anderen. Vertaald door Tatjana Daan. Cossee. 239 blz. Prijs € 19,90