HHhH
‘Himmlers Hirn heisst Heydrich’. Dat is de betekenis van de opvallende titel HhhH, de roman van de Franse auteur Laurent Binet (1972), die vorig jaar de Prix Goncourt du premier roman kreeg. Het boek draait om Reinhard Heydrich, een van de gevaarlijkste SS-ers van het Derde Rijk, chef van de Gestapo en van de geheime diensten, ‘protector’ van Bohemen en Moravië. ‘De beul van Praag’ alias ‘het blonde beest’ was de rechterhand van Himmler en, dankzij zijn uitzonderlijke liefde voor systeemkaarten, een van de meest efficiënte organisatoren van de ‘Endlösung’.
Het boek gaat over de aanslag op Heydrich, gepleegd door twee verzetsstrijders, de Tsjech Jan Kubiš en de Slowaak Jozef Gabčík, in mei 1942. En nog preciezer: het gaat om een jonge historicus en docent Frans in Praag, die volledig in de ban is van deze aanslag, ook wel ‘operatie antropoïde’ genoemd, en er een boek over wil schrijven.
Want hoe doe je dat? Uit duizenden bladzijden, honderden boeken en tientallen films je eigen verhaal distilleren, je eigen woorden vinden voor wat historici al feitelijk hebben gedocumenteerd en romanschrijvers voor jou ook al hebben verbeeld. Waar liggen bovendien de grenzen? Mag je een historisch personage wel zomaar laten gapen, nerveus laten zijn of een voorkeur voor koffie boven thee geven, terwijl je geen idee hebt of dit conform de werkelijkheid is? Wanneer wordt een verzinsel verraad? Binet maakt ons deelgenoot van zijn twijfel en van dichtbij volg je zijn dilemma tussen trouw aan de waarheid enerzijds en de verleiding van de verbeelding anderzijds. Het is een originele manier om de lezer aan je te binden en hem mee te laten denken.
En het werkt. Binet maakt ons vanaf de eerste bladzijde medeplichtig aan het boek dat hij aan het schrijven is. Hij ‘verlaagt’ zijn verzetsstrijder ‘tot de rang van een gewoon personage en zijn daden tot literatuur, het is alchemie en onterend, maar wat kan ik eraan doen?’ Uiteindelijk wint de fictie het van de geschiedenis. Binet is nu eenmaal gegrepen door deze geschiedenis die ‘in romantiek en intensiteit de meest onwaarschijnlijke fictie ver achter zich laat’. Hij ziet alle films die over zijn personages gaan, bezoekt tentoonstellingen, leeft zich volledig in. ‘Londen, Frankrijk, een regering in ballingschap, een dorp genaamd Lidice, cyanidecapsules, granaten, radiozenders en gecodeerde boodschappen, hakenkruisvlaggen, Duitse spionnen, gedeporteerde joden, wraak, een slotenmaker, de geest van het verzet’, allemaal elementen die Binets passie voor avontuur, spanning, heldendom en kwesties van leven en dood aanwakkeren.
In korte hoofdstukken en strakke zinnen schetst hij Heydrichs jeugd in Halle an der Saal, zijn vader, een ‘vrolijke gast’ en antisemiet, zijn blonde moeder, zijn deelname aan het Freikorps, zijn blonde, nazigezinde verloofde en zijn seksverslaving waardoor hij de krijgsmacht wordt uitgegooid. Heydrich neemt dienst bij de SS, valt op door zijn efficiënte ambtelijkheid en zijn onverschillige wreedheid. Om hem in diskrediet te brengen laten rivalen het gerucht rondgaan dat hij joods is. Hitler hecht er geen waarde aan en noemt hem ‘uitzonderlijk begaafd en uitzonderlijk gevaarlijk’. ‘Het zou stom zijn om niet van zijn diensten gebruik te maken’. Binet laat ons stap voor stap zien hoe Heydrich carriëre maakt, maar volgt aan de andere kant ook de instructie van de verzetsstrijders, schetst de mensen die hen helpen en brengt de voortgang van de planning van de aanslag in kaart.
Binet, die ook als persoon erg aanwezig is in het verhaal, maakt ons deelgenoot van zijn liefde voor Praag en voor zijnTsjechische vriendin. Ademloos volgt hij – en wij met hem – de slimme wijze waarop Hitler de Tsjechische regering klem zet. Zijn kennis over relevante bijfiguren verlevendigt het verhaal. De Franse diplomaat Alexis Léger bijvoorbeeld, als dichter bekend geworden onder de naam Saint-John Perse ‘behoort tot de familie van schrijvers-diplomaten die [hem] tegenstaan als de pest.’ Door omstandigheden is het Léger die het doodvonnis over Tsjecho-Slowakije uitspreekt, arrogant en onverschillig. ‘In zijn geval lijkt mijn instinctieve afkeer bijzonder gerechtvaardigd’.
Terwijl Binet bezig is met het schrijven van HhhH verschijnt De welwillenden van Jonathan Littell. Hij is door het succes ervan ‘door de wijs is gebracht’, het onderwerp van de boeken ligt immers dicht bij elkaar. Hij gaat in de aanval: ‘ik vraag me wel af hoe Jonathan Littell weet dat Blobel, de drankzuchtige chef van het Sonderkommendo 4a, een Opel had. Als Blobel werkelijk in een Opel reed, dan leg ik me erbij neer. Maar als het bluf is, verzwakt dat zijn hele werk.’ Een paar bladzijden verder velt hij zijn oordeel: ‘Ik zie het opeens heel duidelijk: De welwillenden, dat is gewoon ‘Houellebecq bij de nazi’s’.
Precies dit soort terzijdes maakt de aantrekkingskracht uit van Binets roman. Hij is, als kind van zijn tijd, voortdurend in discussie met wat er om hem heen gebeurt, hij beschrijft waarom de toedracht van de aanslag hem fascineert, maar meldt ook hoe het hem persoonlijk vergaat, hoe hij vast komt te zitten en worstelt om verder te komen. Hij schrijft op wat zijn meelezers tegen hem zeggen en betrekt de lezer bij de tot standkoming van zijn roman. Juist dat meta-discours verleidt je en neemt je mee in het toch al spannende verhaal.
Ook
daarom kwam het boek er goed vanaf in een polemiek in Frankrijk over de vraag of je als romanschrijver die de oorlog niet heeft meegemaakt over het nazisme mag schrijven en zo ja, hoe. Naast De welwillenden verschenen er tezelfdertijd nog andere boeken over de Tweede Wereldoorlog: Yannick Haenel publiceerde Jan Karski, een relaas over de Poolse verzetsstrijder, Philippe Claudel kwam met L’enquête, Fabrice Humbert met L’origine de la violence. Claude Lanzmann kraakte Haenels boek, omdat de auteur zich verplaatste in een historische verzetsstrijder op een manier die de waarheid, volgens Lanzmann, geweld aandeed. Jonge schrijvers leven, vond de maker van Shoah, in een obscure tijd zonder duidelijke toekomst. Ze beleven niets, lijden nergens onder. Daarom zouden ze zich een verleden toeëigenen waar ze part noch deel aan hebben gehad. Binets aanpak waarin juist de frictie tussen roman en werkelijkheid zichtbaar maakt, vond, terecht, genade in Lanzmanns ogen.
daarom kwam het boek er goed vanaf in een polemiek in Frankrijk over de vraag of je als romanschrijver die de oorlog niet heeft meegemaakt over het nazisme mag schrijven en zo ja, hoe. Naast De welwillenden verschenen er tezelfdertijd nog andere boeken over de Tweede Wereldoorlog: Yannick Haenel publiceerde Jan Karski, een relaas over de Poolse verzetsstrijder, Philippe Claudel kwam met L’enquête, Fabrice Humbert met L’origine de la violence. Claude Lanzmann kraakte Haenels boek, omdat de auteur zich verplaatste in een historische verzetsstrijder op een manier die de waarheid, volgens Lanzmann, geweld aandeed. Jonge schrijvers leven, vond de maker van Shoah, in een obscure tijd zonder duidelijke toekomst. Ze beleven niets, lijden nergens onder. Daarom zouden ze zich een verleden toeëigenen waar ze part noch deel aan hebben gehad. Binets aanpak waarin juist de frictie tussen roman en werkelijkheid zichtbaar maakt, vond, terecht, genade in Lanzmanns ogen.
Laurent Binet: HhhH. Vertaald door Liesbeth van Nes. Meulenhoff. 447 blz. Prijs € 19,95
beste margot
ik had dit artikel al eerder gezien maar nog niet gelezen omdat ik eerst het boek zelf wilde lezen. Dat viel me niet mee. Ik wist ook niet dat anderen zo lovend waren. Dat zag ik pas na afloop toen ik de stofomslag weer om het boek deed. Ik vond de toon waarop Lanzmann Shoah behandelde toch een hele andere dan die van Binet en begrijp niet dat men zich niet die van de laatste ergert. Ik las vandaag je interview uit 2007 met szymborska en daar kon ik me meer in vinden.