Casanova is geen Don Juan

Ruim 7 miljoen euro betaalde de Bibliothèque Nationale de France vorig jaar voor het originele manuscript van Histoire de ma vie van Giacomo Casanova. De beroemde, achttiende-eeuwse Italiaan schreef in het Frans zijn levensverhaal. Meteen aan de ingang van de expositie die de BNF aan hem wijdt staat een vitrine met een van de dozen waarin de 3700 losse vellen werden vervoerd: een fluwelen box, folioformaat, vuistdik, met daarop in gouddraad de naam Casanova op het diepzwarte fluweel geborduurd. ‘Histoire de Jacques Casanova de Saingalt, vénitien, écrite par lui-même à Dux en Boheme’ staat er op de eerste bladzijde. Het handschrift is haastig, gedreven, met veel zwierige halen, lichtjes aflopend op de bladzijde. Het Frans is ook nu nog goed te begrijpen, al zijn sommige pagina’s lastig leesbaar vanwege de vele doorhalingen en correcties, uitgelopen inkt en andere vlekken.



Casanova schreef Histoire de ma vie in een paar jaar, aan het eind van zijn leven, toen hij als bibliothecaris vertoefde op kasteel Dux in Bohemen – op doktersadvies. De ouderdom sloeg toe, gezondheidsperikelen verhinderden hem verder te leven zoals hij gewend was. Om niet dood te gaan van verveling, zette hij zijn belevenissen op papier. In gedachten beleefde hij opnieuw zijn avonturen. Hij werd weer jong.
In 1798, vlak voor zijn dood, geeft Casanova de dozen met de duizenden vellen in bewaring aan zijn neef. Diens kinderen verkopen het manuscript in 1821 aan de Duitse uitgever Friedrich Arnold Brockhaus uit Leipzig. Er verschijnt een gekuisde versie van enkele fragmenten in een Duitse vertaling. De vertaling wordt door een docent Frans uit Dresden terugvertaald naar het Frans, gecensureerd en geredigeerd. Lang werd aangenomen dat het manuscript de bombardementen op Leipzig tijdens de Tweede Wereldoorlog niet had overleefd, maar het bleek – naar verluid op de fiets – in veiligheid gebracht. In 1960 verschijnt een eerste complete versie van Histoire de ma vie in het Frans en volgt een raadselachtige periode waarin het originele manuscript weer verdwijnt – totdat er vier jaar geleden een telefoontje kwam van iemand die zei bereid te zijn het aan de bibliotheek te verkopen. Op het vliegveld van Zürich kreeg de directeur van de BNFde dozen en hun inhoud te zien. Toen er zich een anonieme weldoener meldde die bereid was de vraagprijs van ruim 7 miljoen euro op tafel te leggen, werd de koop gesloten.
Een jaar later toont de BNF trots haar aanschaf en bouwde er een schitterende tentoonstelling omheen. Het leven is een schouwtoneel en dat van de fameuze Giacomo Casanova al helemaal. Zakenman, alchemist, verleider, spion, reiziger, libertijn, uitvinder, boef, bibliothecaris, gokker – wat was hij niet? Hij was in ieder geval veel meer dan de spreekwoordelijke vrouwenverleider waar men hem nu vooral mee associeert. Tien schouwtonelen richtte de BNF in, die ieder een aspect van Casanova’s leven over het voetlicht brengen. De eerste scene toont schilderijen en prenten van Venetië, waar Casanova in 1725 werd geboren; tekeningen van maskers tijdens het Carnaval; en een soort toverlantaarn waarmee door middel van beschilderde glasplaatjes beelden worden geprojecteerd. Gedimd licht voert je de barokke Venetiaanse wereld binnen.
Casanova wordt opgevoed door zijn grootmoeder. Als jongetje lijdt hij aan neusbloedingen en ze neemt hem mee naar een soort heks die rare dingen met hem uithaalt – een episode die zijn interesse voor het irrationele voedt en die hij later in geuren en kleuren zal blijven vertellen. Hij gaat rechten studeren in Padua, bedenkt zich en keert terug naar Venetië. Dan ambieert hij een carrière bij de kerk, maar zijn affaires en een desastreuze preek gooien roet in het eten. Een tijdje voorziet hij in zijn onderhoud als violist en legt zich toe op het kaartspel. Bij alle steden die hij tijdens zijn leven zal aandoen is hij een geducht tegenstander die het toeval aan zijn kant heeft staan. Een deel van de expositie toont bijzondere speelkaarten en andere spelen uit die tijd: trente-et-quarante, eenentwintigen, lansquenet, marseillaise, primiera, hombre, barcarolle, maar ook biljart, schaken, dammen, farao – menigmaal verloor Casanova zijn fortuin, maar even vaak won hij het weer terug.
In 1755 belandt Casanova  in de beruchte gevangenis van Venetië, vanwege  het bezit van verboden boeken over alchemie en kabbalistiek, en vanwege zijn libertijnse levenswijze (hij versierde dames van adel en ook een non, die de maitresse was van een machtige abt). Prachtig is het decor rond het fragment waarin Casanova beschrijft hoe hij zich voelt nadat hij, via het loden dak van de gevangenis, is ontsnapt. Vanuit de gondel waarin hij wegvaart ziet hij een fantastische zonsopkomst, dankbaarheid welt op in zijn hart, tranen kan hij niet langer onderdrukken. Hij vlucht naar Parijs.
Dan pas lijkt zijn leven echt te beginnen. Alle Europese hoven willen het verhaal horen van zijn spectaculaire ontsnapping, overal betekent zijn komst aantrekkelijk amusement. Zijn leven bestaat vanaf dat moment uit reizen: meer dan 67.000 kilometer zou hij de rest van zijn leven afleggen. De expositie toont voorwerpen die hij met zich meenam en eindeloze lijsten die hij maakte van noodzakelijke reisbenodigdheden: etui’s, vorken, poederdozen, krultangen, zijden kousen, wandelstokken, kurketrekkers, lorgnetten, olie- en azijnflesjes, tabaksdozen, doosjes van schildpadschild, ringen, armbanden, fazanten, wijn, cadeaus van velerlei aard. De Europese machthebbers die Casanova ontvangen delen hun verborgen agenda met hem, huren hem in voor een geheime opdracht. Zo wordt hij spion, gewiekst handelaar en topnetwerker avant la lettre.
Een hele zaal toont tekeningen en prenten van alle grootheden die hij ontmoette:  de encyclopedisten Diderot en D’Alembert, ‘die de kunst verstond iedereen te inspireren met wie hij sprak’, de schilder Anton Mengs, paus Clemens XIII, Madame de Pompadour, de Duitse kunsthistoricus Johann Winkelmann en de drama
turg en staatscensor Crébillon père, die in het gezelschap van twintig katten leefde en Casanova’s Frans perfectioneerde. Samen met de adellijke Madame d’Urfé, met wie hij een hartstocht voor alchemie deelt en wier fortuin hij schaamteloos plundert, bezoekt hij de filosoof Jean-Jacques Rousseau, ‘die leeft van de muziek die hij copieert’ en hen volgens Histoire de ma vie onbeleefd en ongeïnteresseerd tegemoet trad. Voltaire had geen hoge pet op van Casanova. ‘Een soort grapjas’ heeft hij ontmoet, schrijft hij aan zijn correspondenten. In de tussentijd timmert Casanova aan de weg. Overal probeert hij zijn commerciële ideeën aan de man te brengen. In Warschau presenteert hij grootste plannen voor een zeepfabriek. Catherina II van Rusland tracht hij over te halen een nieuw  landbouwsysteem in te voeren – tevergeefs.
Natuurlijk is er op de tentoonstelling ook aandacht voor alle geneugten van het leven zonder welke de dandy Casanova niet kon leven: verfijnde gerechten, goede wijnen, prachtige stoffen, mooie vrouwen. Het goede leven aan de Europese hoven wordt uitgebreid in beeld gebracht. Prachtig is bijvoorbeeld de tekening van François Bernard Lépicié (1744) waarop het nuttigen van een hemels ontbijt, met koffie en chocolademelk, wordt gevierd. Ook die van René Gaillard, waarop een stoffenverkoopster haar schitterende waar uitstalt is typerend voor het rijke leven dat Casanova ambieerde.

Recent gaan er stemmen op die het beeld van de verleider Casanova willen bijstellen. Ook de expositie maakt een onderscheid tussen Casanova en Don Juan, het verzonnen personage uit de gelijknamige comédie van Molière. Ten onrechte zouden de twee vaak verward worden. Volgens Bruno Racine, de directeur van de BNF, was Casanova, anders dan Don Juan, een teder man die nooit een vrouw tegen haar zin verleidde, een feminist zelfs! Ook de Belgische schrijfster Lydia Flem lijkt in haar boek Casanova ou l’Exercice du bonheur (Seuil) die visie te onderschrijven.

In publicaties rond deze tentoonstelling wordt Casanova bovendien uitgeroepen tot een van de grootste schrijvers van de 18e eeuw. Dat lijkt me toch wat teveel eer. ‘Mijn leven is mijn onderwerp. Mijn onderwerp is mijn leven’, schreef hijzelf. En dat is precies de waarde van zijn werk. Hij geeft ons, eeuwen later, een magnifiek inkijkje in een tijd die we ons nauwelijks meer kunnen voorstellen.
Modern – dat lijkt zijn levensstijl wel. Hij zocht naar een onmiddelijke bevrediging van al zijn behoeften, volgens een credo van lichtheid en lichtzinnigheid. Het was een man die open stond voor alle mogelijke experimenten, met een grote nieuwsgierigheid naar nieuwe ontwikkelingen of het nu ging om occultisme, de techniek van het duel of de laatste gezelschapsspelen. Een gewiekst reiziger die het netwerken heeft uitgevonden voor de term bestond. Maar vooral een man die trouw was en bleef aan één ding: zijn eigen vrijheid.

Casanova, la passion de la liberté, Bibliothèque Nationale de France in Parijs, te zien tot 19 februari. Gelijknamige, schitterende catalogus, BNF/Seuil, € 49.
Vanaf 2013 zal Histoire de ma vie in meerdere delen verschijnen in de Pleiadereeks.