Nobelprijs voor Olga Tokarczuk
Olga Tokarczuk is een van de twee laureaten van de Nobelprijs voor Literatuur die vandaag bekend werden gemaakt. Tokarczuk, een bijzondere dame met een dito oeuvre. Als je met haar spreekt, spreekt ze met haar hart, haar ogen, met huid en haar. Jaren geleden ontmoette ik haar voor het eerst, ze was writer in residence in Amsterdam, en verbleef in het appartement boven Athenaeum. Later interviewde ik haar voor mijn boek over Europese literatuur, en kwamen we elkaar nog diverse keren tegen. Toen ik haar vorig jaar sprak, in Parijs, voor NRC, terwijl het pijpenstelen regende, vertelde ze me dat ze nog precies wist wat we tegen elkaar hadden gezegd, op het Spui, in Amsterdam, die eerste keer. Mijn geheugen liet me in de steek, maar het hare niet.
Ze is bevlogen, rusteloos, altijd op reis, altijd in haar hoofd aan het schrijven. Haar eerste werk staat dichtbij het genre van de mythen en legenden, het heeft iets magisch-realistisch. Ze komt uit het hart van Europa, bewondert Kafka boven alles – het gaat om zijn zoektocht naar het absolute, naar transcendentie. Haar eerste werk is niet politiek geëngageerd, dat kwam pas later. Met name in haar laatste vuisdikke boek, De Jacobsboeken, beschrijft ze de Poolse, en indirect de Europese geschiedenis, met een betrokken, geëngageerde blik. Identiteit en de worsteling daarmee zijn vanaf het begin haar thema’s. In 2004 legde ze me uit dat in Polen schrijvers bijzondere mensen zijn, mensen die de toekomst van het land kennen, de lotsbestemming van een individu. In die zin past haar eigen werk naadloos in die toen gegeven definitie. Het is wat ze doet in haar laatste roman. Haar werk ligt in die zin in het verlengde van de door haar bewonderde voorgangers: Milosz, Herbert, Szymborska, Gombrowicz, Schulz. Melancholie is volgens haar hét thema van de Midden-Europese literatuur: ‘afscheid nemen en dat hartstochtelijk missen’. Zelf groeide de schrijfster op in een dorpje in Zuid-Silezië, een streek in het zuidwesten van Polen, waar in de loop der eeuwen om gevochten werd door Tsjechen, Polen, Duitsers en Pruisen. Sinds de Tweede Wereldoorlog behoort de streek tot Polen. Het waren haar grootouders die er zich vestigden. ,,Zij bouwden huizen, probeerden te overleven”, vertelde ze me, ,,mijn ouders hadden te maken met de communistische tijd. Ik behoor tot de eerste generatie die echt vrij was om te schrijven wat zij wilde. Mijn identiteit is drieledig: ik voel me Europees, maar ook innig verbonden met de Poolse taal en cultuur en met mijn kleine Zuid-Silezische vallei. Ik woon op een plek die geen mythologie heeft, die geen sprookjes of legenden kent, waar geen graven zijn uit een ver verleden. Niets van dat alles. Ik kon er alles zelf scheppen – dat is in wezen een heel tragische handeling. Daarover schreef ik Huis van de dag, huis van de nacht. Ik was een groot oor dat luisterde. Ik schiep, ik verzon het verleden en de toekomst van die regio. Een schrijver heeft wortels nodig, grond waar hij thuis hoort.” Het boek is meer dan een biografie, het is een waar fresco: in een veelheid van poëtische, mystieke en religieuze verhalen, vervlochten met het leven van een duizelingwekkend aantal personages, geeft Tokarczuk haar beeldende interpretatie van het 18de-eeuwse Polen.
Landen, identiteiten, niets bij Tokarczuk is in marmer gehouwen. Mensen zijn nomaden, de reis een vorm van leven. Daarover zei Tokarczuk in Parijs:
„In die zin ben ik heel Midden-Europees. In een oude Britse encyclopedie las ik ooit dat Polen een land was dat soms opdook op de kaart, maar nooit twee keer op dezelfde plek. Het was een grapje, maar er zit wel wat in. Mijn grootmoeder was tijdens haar leven een burger van drie verschillende landen, terwijl ze nooit een stap buiten haar dorp heeft gezet. Wij zijn voortdurend in beweging.”
Wat een oeuvre, wat een verdiende prijs.
Lees verder:
https://www.nrc.nl/nieuws/2004/07/30/voorbereiding-op-de-duisternis-7695882-a347150
https://www.nrc.nl/nieuws/2019/05/23/mijn-personages-worden-in-het-nauw-gedreven-a3961334