Berichten

Eric Vuillard: 14 juillet

Éric Vuillard begint 14 juli, net als zijn met de Prix Goncourt bekroonde boek De orde van de dag, met een onvergetelijke sleutelscène. In de Folie Titon in Parijs is aan het eind van de 18de eeuw de koninklijke behangfabriek gevestigd. Behang is in die tijd een nieuwe uitvinding, die dankzij Marie-Antoinette in de mode is geraakt. Ze houdt van bloemetjes, engelen en herderlijke tafereeltjes. De directeur van de fabriek, Jean-Baptiste Réveillon, eist op 23 april 1789, tussen twee feesten door, van zijn werknemers dat zij akkoord gaan met een salarisverlaging: de internationale concurrentie is moordend.

Maar het volk heeft honger. Velen zijn werkeloos. Protesten komen op gang, duizenden mensen rukken op naar deze fabriek waar luxeartikelen worden gemaakt voor de elite: de villa wordt geplunderd en vernield. Wat eetbaar is wordt opgegeten, wat drinkbaar is opgedronken. De cavalerie opent de aanval, er vallen doden, er worden mensen gearresteerd, opgehangen. De Franse Revolutie is begonnen.

Lees verder:

https://www.nrc.nl/nieuws/2019/08/22/de-stemmen-van-de-radertjes-a3970844

Eric Vuillard: L’ordre du jour – prix Goncourt 2017

Een 9 – dat was het gemiddelde cijfer dat de leesclub Frans van Athenaeum gaf aan L’ordre du jour, het met de prix Goncourt bekroonde boek van Eric Vuillard. Het is relatief dun, geciseleerd en stilistisch perfect. Er staat geen woord, laat staan een zin te veel in, de scènes zijn net schilderijen, goed gekozen taferelen die en détail worden opgeroepen. En om die détails gaat het bij Vuillard. De grote lijn kennen we: de annexatie van Oostenrijk door Hitler, aan de vooravond van het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog.

Maar dat beeld uit het eerste hoofdstuk: die 24 directeuren van grote industriële ondernemingen, die hun hoed afnemen, hun handschoenen uitdoen en hun snor opkrullen terwijl ze anti-chambreren voordat Goering en Hitler hen willen ontvangen  – dat blijft je bij. En een paar hoofdstukken verder: dat beeld van het afscheidsdiner van .., met Chamberlain, Churchill en Schussnig, dat dîner dat eindeloos getraineerd wordt zodat de Engelsen niet meteen adequaat kunnen reageren op het bericht dat Duitsland Oostenrijk is binnengevallen.

Knap vonden de leesclublezers het boek, indrukwekkend, filmisch, paradoxaal ook, gezien het contrast tussen de grote stappen waarmee de auteur door de geschiedenis wandelt in tegenstelling tot de paar beelden en details die hij uitvergroot. Een ‘j’accuse’ vond een ander, met name door het laatste hoofdstuk waarin alle grote merken die we nog dagelijks gebruiken (Krupp, BMW, Bayer, Agfa en andere) aan de historische schandpaal worden genageld. Ironisch, zelfs sarcastisch, vond men de toon van de verteller, die de brug slaat tussen het ‘récit sans fiction’ en de ‘discours critique’ die ook in het boek zit.

Onvergelijkbaar is het boek met eerdere Goncourtwinnaars die ook de oorlog tot onderwerp hadden, Lydie Salvayre, Alexis Jenni, Jérôme Ferrari of Jonathan Littell. Door de stijl, door de focus op enkele scènes, door het afstandelijke in toon en register. Voor de een was het een retorische truc – dat focussen behoort gewoon tot het métier van de schrijver -, voor anderen werkte het wonderwel.  Niemand die niet doordrongen was van het feit dat de schrijver erin geslaagd was te laten zien dat er niets veranderd is, sindsdien. Het grote geld wint altijd. Wie geld heeft, bezit de macht.

Sommige lezers toonden zich helemaal gegrepen. Anderen vroegen zich af waar het hart zit in dit récit, waar zit de emotie? Het is een stilistisch kunstig boek, en dwingt daarmee bewondering af. Maar ben je iemand anders na het lezen van dit boek?

Hoe dan ook, de narratieve non-fictie, zo succesvol in Nederland, heeft in de Fransman Vuillard een geweldige evenknie.