Philippe Claudel en Khaled Hosseini
Vorige week vroeg een Franse journalist aan de Vlaamse schrijver Stefan Hertmans of zijn historische roman Le coeur converti (De bekeerlinge) ook door een hedendaagse bril gelezen kon worden. Mocht hij het verhaal over de twee geliefden in de twaalfde eeuw, op de vlucht vanwege hun verboden verhouding, ook lezen als een metafoor voor de vluchtelingen van nu? Hertmans antwoordde dat hij zelf geen hedendaagse elementen in zijn boek had willen brengen, het was een verhaal uit de vroege Middeleeuwen. Maar verder: ja, literatuur neemt het al eeuwen op voor de buitenstaander, voor de verstotene, de ‘ander’, de vluchteling.
Het werk van Philippe Claudel, die deze vrijdag de SPUI25-lezing houdt in Amsterdam, illustreert dat als geen ander. De roman waarmee hij beroemd werd, Grijze zielen (2003), gaat over de moord op een uitzonderlijk mooi tienjarig meisje in 1917, een buitenbeentje. Het is niet zozeer een boek over 1914-1918 als wel een boek over wat oorlog doet met een mens. Zijn novelle Het kleine meisje van meneer Linh (2016) gaat op het eerste gezicht over een grootvader en zijn kleinkind, maar blijkt bij nader inzien een geëngageerde fabel over asielzoekers. In Het verslag van Brodeck (2008) laat Claudel zien hoe er irrationele, xenofobe gevoelens de kop opsteken als er een vreemdeling in een klein dorp komt wonen.
Iedere schrijver staat, bewust of onbewust, in verhouding tot zijn eigen tijd. Dat weten wij lezers maar al te goed en dus lezen we tussen de regels door: wat staat er? En vooral ook: wat staat er niet? ‘Een roman brengt je daar waar feitelijke verwoording tekort schiet’, zei Hella S. Haasse, ‘er gebeurt iets waardoor je zicht op de werkelijkheid verruimd wordt.’ Een romanschrijver reikt ons, onnadrukkelijk en indirect, die dingen aan waar het hem om gaat. Daarvoor heb je lange adem nodig – die van de roman.
Lees verder via
https://www.nrc.nl/nieuws/2018/09/21/voel-hoe-wij-omgaan-met-vluchtelingen-a1617290