Over Heuvel van Jean Giono
Een paar mannen liggen onder een eik een dutje te doen. ‘Ze worden gewekt door de stilte. Een vreemde stilte. Dieper dan gewoonlijk; stiller dan de stiltes die ze gewend zijn. Iets is ervandoor gegaan; er is een lege plek in de lucht.’ Ze kijken om zich heen, bestuderen het rauwe landschap van de Bastides Blanches, een gehucht diep in de Provence, het land van de wind, de veldslang, het everzwijn, de lavendel, de eekhoorn en de wezel. Ze kijken zoekend naar de olijfbomen, de rode aarde, de bloeiende orchis, de eg, de ploeg, de wanmolen. Dan zien ze het: de oude fontein is gestopt met stromen.
Dat de bron ineens is opgedroogd is maar één van de omineuze voortekenen, een van de sluipende bedreigingen die op de dertien inwoners van het gehucht afkomen: de oudste ligt op sterven, de jongste is ernstig ziek, net over de heuvel verspreidt een bosbrand zich met razende snelheid in de richting van hun huizen.
In de heerlijke, kleine roman Heuvel van Jean Giono (1895-1970) is alles zintuig, oog en oor. De natuur is personage, ook in de vertaling van de onvolprezen Kiki Coumans. Hitte-nevel scheurt open, een dorp zit ‘als sierduiven op de schouder van een heuvel’. Bossen dansen, de geur van kamperfoelie en brem stroomt in grote golven. Beken zijn overwoekerd door sneeuwballen en bramen. Als je je ogen sluit bén je als lezer even in die ook nu nog onherbergzame Zuid-Franse heuvelkammen.
Verder lezen
https://www.nrc.nl/nieuws/2020/04/23/in-deze-roman-is-de-natuur-een-personage-en-uit-op-wraak-a3997676