Berichten

Montpellier, festival La Comédie du Livre (blog 1)

‘Ik lees geen boeken’, zegt mijn tafelheer, de burgemeester van Valfaunes (655 inwoners), ‘ik ben ICT’er en ik heb mijn handen vol aan alles wat er in mijn dorp speelt. De grote stad rukt op, de wijnboeren hier zitten in financiële problemen vanwege de hagelbuien van vorig jaar, waardoor de oogst is mislukt. Hoe zou ik een boek kunnen lezen?’ Ik vraag hem naar zijn eerste associatie met Nederland en de literatuur uit de Lage Landen. ‘Reizigers’, zegt hij, ‘kosmopolieten’. ‘Een land en een literatuur van water’, zegt mijn buurvrouw aan de andere kant, een “déléguée à la culture”, die het dus weten kan. Ze heeft acht boeken gelezen van de dertig Nederlandse en Vlaamse schrijvers die dit weekend op uitnodiging van Montpellier Métropole – en mede dankzij de Nederlandse ambassade in Parijs en beide letterenfondsen – in Montpellier optreden. En ze wil ze allemaal ontmoeten. Kan ik daar wellicht voor zorgen?

We zijn te gast op het wijndomein Terres des Cambon, een van de vele wijnkastelen rond de Pic Saint Loup, de hoogste berg in de Zuid-Franse heuvels, waar de aftrap plaats vindt van de Comédie du Livre, het jaarlijkse literaire festival van Montpellier, dat een kleine 100.000 mensen trekt. Op de trams, aan de vlaggenstokken, in de abri’s – overal straalt de prachtige oranje festivalposter, een ontwerp van Brecht Evens, je tegemoet.

Dertig schrijvers, een carte blanche voor Alice Zeniter, de Franse schrijfster die een belangrijk boek schreef over de beladen relatie tussen Algerije en Frankrijk en een ere-uitgever, dit jaar uitgevershuis Sabine Wespieser – het is genoeg voor een overvol programma van vier dagen, binnen én buiten de stad. Alle media besteden er aandacht aan: Le monde des Livres (4 pagina’s), weekblad Le Point (dat vandaag bij een lunch een ‘coup de coeur’ uitdeelt aan Débâcle van Lize Spit, verschenen bij Actes Sud in de vertaling van Emmanuelle Tardif), het wekelijkse ‘uitvouwblad’ Le1, maandblad TransfugeLire en Magazine littéraire. Ook alle regionale media staan vol met recensies en interviews met Margriet de Moor, Anna Enquist, Tommy Wieringa, Lieve Joris of een van de andere aanwezige schrijvers.

Op verzoek van Occitanie Livre & Lecture houd ik vanmorgen een lezing over Nederlandstalige literatuur. Zo’n vijftig mediatheken en bibliotheken zijn gekomen naar het eeuwenoude pand waarin de DRAC (het regionale culturele hoofdkantoor) zetelt. Clematis klimt langs de balkons omhoog, de binnentuin lijkt op een jungle, tussen de metershoge bamboe ontwaar ik nep-Romeinse zuilen. Ik vraag mijn toehoorders wat het eerste woord is dat bij hen opkomt als ik ‘Nederlandstalige literatuur’ zeg. ‘Rien’, zegt er iemand. Dan, aarzelend: Anna Enquist, Hella Haasse, wandelen, zee, Rembrandt. Nieuwsgierig zijn ze naar de literatuur van dat verre, exotische land in het hoge noorden, waar het altijd regent. Dus vertel ik dat we in ‘les Pays-Bas’ ‘néerlandais’ spreken en geen ‘hollandais’, dat Vlamingen en Nederlanders elkaar kunnen verstaan, dat er 23 miljoen mensen zijn die Nederlands spreken tegenover 274 miljoen die Frans als moedertaal hebben. Ik vertel hen over Multatuli en Couperus, over Hermans en Wolkers, over Haasse en Enquist, over Gerbrand Bakker, Stefan Hertmans, Herman Koch, Inge Schilperoord en Niña Weijers. Twee uur later hebben ze hun literaire route voor het weekend bepaald, nu willen ze die schrijvers wel eens in levenden lijve beluisteren. Vanmiddag eerst Toine Heijmans, Annelies Verbeke en Fouad Laroui over ‘l’étranger’ (de vreemdeling) in de literatuur en dan naar ‘les nouveaux talents’ in het centrum voor beeldende kunst. En dan nog Lize Spit. Zoals Julie Malaure, critica van Le Point over haar boek zei: ‘kijk uit, pas op, ze lijkt zo lief en kwetsbaar, maar met haar boek geeft ze je een enorme dreun’.