‘Een gat in de markt’ luidde de mooie dubbelzinnige kop boven een stuk van Elsbeth Etty in NRC Handelsblad van 21 september. In dat artikel maakte ze gehakt van Vagina. A New Biography van de Amerikaanse feministe Naomi Wolf. ‘Kut met peren’, luidde haar oordeel. Alles wat het feminisme van de jaren 1970 had bereikt, werd volgens Etty door Wolf bij het oud papier gezet: Wolf ging terug in de tijd door te verklaren dat vrouwelijke seksualiteit werd bepaald door ‘basale neurologische bedrading’, niet door cultuur, opvoeding of wat dan ook.
Dat NRC zo groots uitpakte met de bespreking van dit boek – opening op de eerste twee pagina’s van de boekenbijlage met een enorme afbeelding van een ondubbelzinnig zwart driehoekje op ware grootte – past in de trend, die de kop uitstekend verwoordt. Het vrouwelijke geslachtsorgaan verkoopt, de vrouwelijke lust laat de kassa rinkelen. De Vagina Monologentrekt volle zalen, Fifty Shades of Greyvan E.L. James, koningin van de vrouwelijke softporno, voert al maandenlang de bestsellerlijsten aan. De eerste imitatie, Bared to You, van Sylvia Day werd in alle Nederlandse kranten groot besproken. Alain de Botton kreeg na het verschijnen van zijn essay Let’s talk about sex nog veel meer vragen en reacties dan op welk van zijn eerdere boeken ook. Vochtige streken (2008) van Charlotte Roche ging vlot over de toonbank en Het seksuele leven van Catherine M. van Catherine Millet, het boek dat wel als koploper van de nieuwe trend gezien mag worden, werd tien jaar geleden al een wereldwijde bestseller.
Over het literaire gehalte van bovengenoemde titels is relatief weinig te berde gebracht. Er valt ook weinig over te zeggen. Daar gaat het immers niet om. Het gaat om commercie, trendsetting, om het inspelen op de tijdgeest: openheid en transparantie is bon ton, alles in het openbare leven – reclame, televisie, commercie – staat bol van de verwijzingen naar en beelden van seksualiteit. Er is maar weinig dat louter tot het privédomein behoort, alle geheimen, persoonlijk of niet, worden vroeg of laat openbaar. Sterker nog, het geheim bestaat eigenlijk niet meer. Bijna alle taboes zijn – in het Westen althans – geslecht. Ook seks is gewoon geworden.
Wat betekent dat voor de schrijver en vooral voor de schrijfster? En voor de literatuur? Hoe verwoordt een hedendaagse auteur seksualiteit nu ze alomtegenwoordig is geworden? Dat was het onderwerp van een rondetafeldiscussie afgelopen juni in Lyon, tijdens de jaarlijkse Assises Internationales du Roman. Drie uiteenlopende schrijvers waren er uitgenodigd: Nicholson Baker (Verenigde Staten), Céline Minard (Frankrijk) en Sara Stridsberg (Zweden).
Nicholson Baker, geboren in New York in 1957, studeerde filosofie, is schrijver en musicus en docent poëzie. Hij schrijft romans en verhalen en bestrijkt een breed spectrum, van historische romans tot politieke essays. Maar hij staat ook bekend als een ‘dirty book writer’. Het is lastig in de grote, uitermate verlegen en snel blozende schrijver een pornografisch auteur te ontdekken, maar toch is hij de man die in 1992 Vox publiceerde, een boek over telefoonseks via de ‘babbelbox’. In The Fermata(1994; De fermate, 1994) verzon hij een man die over een bijzondere gave beschikt: hij is in staat de tijd in de ‘pauzestand’ te zetten, tijd die hij vervolgens gebruikt om vrouwen uit te kleden en zich hun erotische leven voor te stellen. In 2011 verscheen House of Holes, een ronduit pornografische roman met een hoog absurdistisch gehalte. ‘Een seksueel pretpark’ – daar droomde Baker vroeger van, een huis vol gaten waar je allerlei lichaamsdelen in kwijt kunt, een knop op je afstandsbediening waarmee je precies die behoeften kunt laten vervullen die je op dat moment bevangen. Het is een ronduit krankzinnig boek, een seksuele variatie op Alice in Wonderland, vol taalspel en vreemde fantasie. House of Holes onderscheidt zich duidelijk van andere pornografie: in zijn pornoparadijs geen geweld, geen misbruik, geen aids, geen wreedheid, geen dwang. Seks is een spel, meer niet, het maakt iedereen gelukkig. ‘Waarom?’ schrijft Baker, ‘omdat ik vind dat de pornografie zich helemaal op het verkeerde spoor bevindt. Ze is somber, smerig, uitzichtloos, drijft op onderbuikgevoelens. Ik vond dat ze een injectie nodig had van een beetje bovennatuurlijkheid, wat fantasie en absurdisme en vooral, een beetje humor.’
Die combinatie is inderdaad meestal afwezig. Pornografisch schrijven is vaak gelieerd aan een vorm van geweld, dwang en duistere werelden, zelden tot nooit aan humor of een vreugdevol bestaan. Het seksuele leven van Catherine M. van Catherine Millet, sec en klinisch opgeschreven, mag dan een vertelster hebben die zich geheel vrijwillig aan haar mannen overlevert, de roman geeft bepaald geen beeld van een vrouw die geniet van haar leven. Ze is vrij, ze bepaalt haar eigen keuzes, maar humor? – nee. Het seksuele leven van Catherine M. is een seksuele autobiografie, een genre waarvan Catherine Millet zich de pionier mag noemen. Minutieus, realistisch en afstandelijk doet zij het opwindende seksuele leven van haar alter ego uit de doeken. Hoeveel echtgenoten is een vrouw eigenlijk toegestaan? vroeg ze zich als kind af. Later, als minnares en gulzig deelneemster aan seksuele orgieën in de jaren zestig en zeventig, raakt ze de tel kwijt – voorgoed. Millet beschrijft en benoemt haar seksuele handelingen, vangt ze, zoekend, in woorden. Dat doet ze zonder obsceen te worden, zonder in perversie te vervallen en zonder sadisme of troebele gevoelens – op een nieuwe manier, in een nieuwe taal.
Strijd om macht, in dit geval seksuele macht, is een belangrijk thema in het boek. De vertelster is een spin in een seksueel web, bij machte om genot te verschaffen of niet. Haar alter ego neemt vaak een passieve houding in, maar weet daar wel voordeel uit te halen. In seksuele relaties is het, bij Millet, niet noodzakelijkerwijs degene die zich lijkt te onderwerpen, die machteloos is. Ze speelt ook met het thema van de femme fatale, die de psyche van de man aan zich onderwerpt. Millet
was zich er goed van bewust dat ze, als vrouwelijke auteur, een van de laatste taboes doorbrak. Ze zette haar vrouw-zijn in en dat was ook zeker een doorslaggevend element in de enorme publiciteit dat het boek ten deel viel.
Hoe gaat de jongere generatie schrijfsters daarmee om? Vinden zij dat zij, als vrouw, op dat punt een verantwoordelijkheid hebben, zit daar een uitdaging? De twee vrouwen die in Lyon op het podium zaten, Céline Minard (1969) en Sara Stridsberg (1972), vonden dat in ieder geval niet. Sterker nog – ze vonden het een onzinnige vraag. Minard, een ongewoon talent in de Franse literatuur, auteur van acht boeken in acht jaar, gebruikt vocabulaire waarbij ook een Fransman naar het woordenboek moet grijpen, en is in alle opzichten ontregelend. Haar recentste roman, So long Louise, is een kruising tussen een sprookje waarin allerlei vreemde figuren opduiken, een absurdistische roman en een testament: een tachtigjarige vrouw kijkt terug op haar leven en laat haar bezit achter aan de veel jongere vrouw met wie ze haar leven heeft gedeeld. De (lesbische) seksualiteit is een klein, vanzelfsprekend onderdeel in het totale mozaïek. Wat Minard bezighoudt is niet de seksualiteit tussen mensen, maar de seksuele intertekstualiteit, de bevruchting tussen de teksten onderling. In haar boek speelt ze met de monoloog van Molly Bloom uit Ulysses. Fragmenten met erotische lading laat ze terugkomen in haar eigen boek, getransformeerd, geparafraseerd en op een andere manier geseksualiseerd. ‘So long Louise baise avec Ulysse,’ aldus Minard.
Sara Stridsberg kon zich goed vinden in deze definitie. Ook haar werk is doordrenkt van referenties aan boeken van illustere voorgangers: Vladimir Nabokov, Gertrude Stein, Marguerite Duras. Haar roman, in het Frans voorzien van een Engelse titel, Darling River, bevat maar weinig darlings. Haar personages balanceren op de rand van de afgrond, ze zwerven, zijn ieder kompas kwijt en wanhopig op zoek naar de zin van hun leven. Een vader en zijn dochter rijden iedere nacht een willekeurige route, hij rijdt en drinkt, zij slaapt op de achterbank. Een man in een dierentuin raakt geobsedeerd door een vrouwtjeschimpansee met wie hij de liefde wil bedrijven, en zo zijn er nog enkele personages die het roer kwijt zijn. Incest, geweld, pedofilie, een totaal gebrek aan moraal, kindertijd als een bron van ellende – dat zijn de kernthema’s in deze donkere roman. Alles echoot de onuitgesproken, drukkende seksualiteit uit de romans van Marguerite Duras. ‘I can hear the Pacific Ocean,’ zei Stridsberg, ‘the Atlantic, the Mekong River running through the words. It is the same movement, ebb and flow, concentration, vertigo, breathing, a blind pulse of desire working beyond reason and logic.’
Voor Minard en Stridsberg is schrijven over seks geen doel op zich, ze willen niets laten zien, ze hoeven niets te bewijzen. Seksualiteit is gewoon een onderdeel van hun schrijven, beweren ze – inderdaad, net zoals je over de natuur schrijft, een karakter laat zien, een dialoog opzet. Niets bijzonders. Een bijzondere verantwoordelijkheid omdat ze vrouw zijn? Onzin! Ze leven nu, en willen helemaal niet geplaatst worden in een vrouwelijke traditie. Dat mag dan zo zijn – de seksualiteit in deze romans is, als vanouds, gelieerd aan misère, aan onderdrukking, aan het kwaad in de mens. De personages die deze schrijfsters opvoeren bevinden zich aan de zelfkant van de maatschappij, het zijn bijna zonder uitzondering ontspoorde figuren, levend in een bij uitstek gewelddadige wereld. Minard en Stridsberg verkennen vooral hun eigen innerlijke universum, hun eigen fantasmen.
Onlangs verscheen bij Les Editions de la Transparance de bundel La violence au féminin, samengesteld door Claude Benoit, verbonden aan de Universiteit van Valencia. Het boek bevat een aantal essays over geweld in het werk vrouwelijke toneelschrijvers, filmmakers en romanschrijvers. Geweld en seksualiteit blijken, bijna zonder uitzondering, onderling verbonden. In haar openingsessay laat Lydie Salvayre, auteur van een oeuvre waarin geweld in vele hoedanigheden voorkomt, overtuigend zien dat literatuur en geweld op zich al een onverbrekelijk duo zijn. Ze citeert een groot aantal auteurs. Mallarmé: ‘Er is geen betere bom dan een boek.’ Dostojevski: ‘Je moet schrijven met een zweep in je hand.’ Nietzsche: ‘Schrijf met je bloed en je zult leren dat het bloed je geest is.’ Kafka: ‘De literatuur is een bijl die de bevroren zee in ons breekt.’ Literatuur is intrinsiek gewelddadig, schrijft Salvayre, omdat zij de taal ter discussie stelt. Wie de taal ter discussie stelt, stelt alles ter discussie: de politiek, de moraal en de seksualiteit.
Geldt een dergelijke stelling ook voor niet-westerse auteurs? Welke aanpak hanteert in dit kader bijvoorbeeld de in het Frans schrijvende Afghaanse auteur Atiq Rahimi (1962)? Hij kreeg voor zijn indrukwekkende roman Syngué sabour. Pierre de patience in 2008 de prix Goncourt. Ook deze roman, in 2009 in het Nederlands vertaald door Kiki Coumans als Steen van geduld, draait om macht, vrouwen en seksualiteit – thema’s die in de Afghaanse samenleving natuurlijk zeer beladen zijn. Een enorm verschil dringt zich op: terwijl westerse auteurs een eigen universum creëren en naar hartelust en in vrijheid hun fantasmen vormgeven, laat Rahimi ons de realiteit van een andere, keiharde, gewelddadige wereld zien die niets met fantasie te maken heeft.
In zijn stijl blijft Rahimi dicht bij de orale traditie van de Afghaanse Pashtun-poëzie, de eeuwenlang voornamelijk door vrouwen gezongen korte gedichten over thema’s als liefde, eer en dood. Zijn taalgebruik is eenvoudig, ingetogen, sober, poëtisch en vooral filmisch van aard. Het is een stijl die past bij het onderwerp van zijn boek, dat een ode is aan de Afghaanse vrouw. Een vrouw, ‘ergens in Afghanistan of elders’, waakt bij haar man die in coma van een missie is teruggebracht, een kogel in zijn nek. Het huis bevindt zich midden in een gebied waar gevochten wordt, haar buren worden gemarteld en onthoofd. Ze brengt haar dochtertjes onder bij haar tante en blijft zelf waken bij het lichaam van haar man. Dagenlang herhaalt de vrouw mechanisch de gebeden die de imam haar heeft opgedragen. Ze geeft zichzelf de schuld van het coma waarin haar man zich bevindt. Totdat ze zich bewust wordt van het leven dat ze tot dan toe heeft geleid: ze is vernederd en mishandeld door haar vader, uitgehuwelijkt en in de echt verbonden zonder da
t haar echtgenoot aanwezig was en sindsdien als slaaf gebruikt door haar schoonfamilie. Toen haar man eenmaal arriveerde, behandelde hij haar louter als slaaf en seksueel object. Koud en ongenaakbaar ligt hij nu voor haar, als was hij haar ‘syngué sabour’. In de Afghaanse legende is dit een ‘geduldsteen’, waaraan je je zorgen en ellende, je pijn en verdriet kan toevertrouwen. De steen neemt die verhalen in zich op totdat hij op een dag uit elkaar spat. Op dat moment ben je definitief van je zorgen verlost.
Stukje voor stukje vertrouwt ze haar man, die daar als een steen ligt, haar geheimen toe. Ze vertelt hem over haar angst, haar zorgen, haar eenzaamheid. Ze vertelt hem hoe vernederd ze zich voelde wanneer hij haar beval zich te bedekken met een ‘verberg je vlees!’. Ze vertelt hem over haar tante, die, omdat ze toch geen kinderen kon krijgen, werd uitgehuwelijkt aan een man die haar misbruikte – tot ze hem de hersens in sloeg. De vrouw vertelt haar echtgenoot dat er in het begin van hun huwelijk geen kinderen kwamen omdat hij steriel is, en niet zij, zoals hij verkondigde. Om niet mishandeld en verstoten te worden, vond ze een oplossing: ze sliep met een ander en kreeg kinderen. Maar hij is niet hun vader.
Macht en seksualiteit zijn, in deze roman, in deze samenleving dus van een heel ander kaliber. In overeenstemming daarmee is ook de stijl veel minder barok, veel minder uitgelaten dan die van de eerder besproken romans. Rahimi’s stijl is sober, vloeiend, filmisch – hetgeen de roman meer impact geeft. Bij hem geen breed uitgeschreven verhaallijn, geen halve pathos, bovennatuurlijke personages, figuren die hun seksuele escapades uitvergroten, maar soberheid, suggestie en een cinematografische blik.
In een interview dat ik met Rahimi had in het Institut français in Amsterdam, vertelde hij waarom hij deze roman had geschreven. In 2005 was hij door een vijfentwintigjarige getalenteerde dichteres uitgenodigd voor een literaire ontmoeting in Afghanistan. Een week voor het evenement hoorde hij dat de bijeenkomst was afgelast wegens de dood van de dichteres. Ze was vermoord, door haar man. De zaak werd gezien als een familieaangelegenheid, de man werd niet vervolgd. Dat is het lot van vrouwen in grote delen van de wereld, zei Rahimi, ‘daarom heb ik deze roman geschreven. Pas als de man verlamd is, voor dood ligt, kan de vrouw zich uiten. Dan pas kan ze haar hart openen, over haar ellende spreken, haar verlangens en haar dromen.’
Macht en seksualiteit zijn, zoveel is duidelijk, belangrijke literaire thema’s in de hedendaagse literatuur. In niet-westerse literatuur nemen romans vaak stelling, ook als het om machtsverhoudingen en seksualiteit gaat. Het maakt dat soort boeken tot een risicovol protest, een kritiek en reflectie op de misstanden in de maatschappij, een schreeuw en een aanklacht. In de hedendaagse literatuur in het Westen, waar nauwelijks meer taboes gelden, is seksualiteit, en met name die van de vrouw, vaker een ludieke speeltuin voor de obsessies van het individu – en bovendien lekker winstgevend.
Dit artikel verscheen eerder in Armada. Tijdschrift voor Wereldliteratuur, december 2012