Echt gebeurd – autobiografische familieroman van Delphine de Vigan

Een roman is fictie, maar in Frankrijk steeds minder. Dat is kort gezegd een van de belangrijkste trends in de Franse literatuur van de laatste jaren. De roman is het populairste literaire genre – dat is in Frankrijk niet anders dan elders in Europa. Populairder dan het essay, poëzie of toneel. Maar wat is een roman? Wie kan hem nog definiëren? De roman is zo elastisch als wat, heeft een enorme vitaliteit, schreef de auteur Philippe Forest op de website BibliObs, de roman absorbeert alles, integreert grote en kleine verhalen van allerlei soort, hij vreet alle andere genres op.
Sinds het ontstaan van de roman in de 19e eeuw (Balzac, Flaubert) werd de kern ervan gevormd door fantasie, verbeelding, wat het hart uitmaakte van een roman was wat niet direct uit de werkelijkheid kwam. Dat nu lijkt in Frankrijk definitief passé. De roman zoekt steeds meer een verhouding tot de waarheid en de werkelijkheid, staat steeds dichter bij de persoonlijke ervaring, bij de realiteit en het fait divers. De lezer wil een ‘roman vrái’, schrijft Forest, en geen ‘vrai roman’, met andere woorden een roman die op de werkelijkheid is gebaseerd en niet puur uit de verbeeldingskracht van de schrijver komt. Literaire non-fictie zouden we hier misschien zeggen, een term die in Frankrijk geen gangbare equivalent kent. Maar ook dat etiket dekt bij lange na niet alle boeken die in Frankrijk gemakshalve als ‘roman’ worden bestempeld. Nou ja gemakshalve – verkooptechnisch is wellicht een beter woord, aangezien de roman verreweg het genre is dat het best verkoopt.
Biografie, autobiografie, autofictie, enquête, herinneringen, non-fictie – alles is in Frankrijk ‘roman’: het relaas van Sylvain Tesson die een half jaar doorbracht in de wouden van Siberië, het autobiografische verslag van de verwoestende tsunami in Sri Lanka van Emmanuel Carrère, Echenoz’ inkijkje in de levens van de componist Ravel en zijn karakterschets van de legendarische hardloper Emil Zátopek, allemaal romans, maar allemaal tevens ‘echt gebeurd’. Het vreselijke, koel neergeschreven incestverhaal van Christine Angot, de reconstructie van een moord in de banlieue van Morgan Sportès, het boek over de affaire Fritzl in Oostenrijk van de hand van Régis Jauffret – allemaal gebaseerd op de realiteit, op onderzoek, allemaal subjectieve getuigenissen en op documenten gebaseerde boeken. Allemaal ‘roman’.
Dat staat ook op de omslag van Niets weerstaat de nacht, het onlangs vertaalde boek van de Franse (scenario-) schrijfster Delphine de Vigan. Verzonnen is er maar heel weinig in dit boek. Na de zelfmoord van haar moeder heeft de schrijfster een uitgebreid onderzoek gedaan naar haar moeders leven, haar jeugd, de oorzaak van haar waanzin, de redenen voor haar korte opname in een psychiatrische inrichting. Ze interviewde haar moeders broers en zussen, beluisterde haar grootvaders bandopnames waarin hij zijn leven samenvatte, bekeek alle fotoboeken van de familie en reconstrueerde de familieweekends. ‘Ik zocht, onderzocht, zwoegde, deed ontdekkingen, bracht dingen aan het licht, besteedde uren aan het lezen en herlezen, aan het bekijken van films, foto’s ik stelde steeds dezelfde vragen, en ook andere’, schrijft Vigan. Een groot gezin, veel gezelligheid, een vrolijk en intens familieleven van vrijzinnige mensen, grote onderlinge verbondenheid – dat is de mythe. De werkelijkheid is anders. Achter de mythe schuilen intens verdriet over dodelijke ongelukken, gevoelens van haat, overspel, sterke vermoedens van incest en meerdere gevallen van zelfmoord.



Delphine de Vigan wilde haar moeder ‘eer bewijzen, haar een papieren doodskist aanbieden’. Ze maakt ons deelgenoot van de obstakels die ze daarbij tegenkomt. Net als bijvoorbeeld Laurent Binet in HhhH onderbreekt ze haar verhaal om van een afstandje de wording van haar eigen boek te beschouwen en de lezer deelgenoot te maken van haar twijfels, van de momenten waarop het schrijven stokt, van het commentaar dat haar geliefde geeft op wat ze heeft geschreven. Soms kan ze niet verder, vraagt ze zich af waar ze mee bezig is, soms is ze ‘de bezieling’ kwijt, is er alleen maar ‘een reusachtige vermoeidheid of een gigantische moedeloosheid’. Dan realiseert ze zich dat schrijven ‘niets vermag’, dat ‘het hooguit de mogelijkheid biedt vragen te stellen en bij het geheugen te rade te gaan’. Op zoek naar de waarheid? Wat een illusie. Ze heeft alleen maar ‘losse stukjes en alleen al ze ordenen leverde fictie op. Wat ik ook zou schrijven, het zou een verzonnen verhaal zijn’. Maar steeds komt ‘de obsessie’ met het onderwerp boven, steeds drijft die passie haar verder.
Af en toe realiseert ze zich de impact van haar verhaal: ‘over je familie schrijven is zonder enige twijfel de beste manier om er ruzie mee te krijgen’. Daar weet menig schrijver van mee te praten, ook de laatste jaren heeft menig Frans auteur een familielid of een voormalige vriend(in) voor de rechter moeten treffen. En inderdaad, als lezer kun je je voorstellen dat haar familie op zijn zacht gezegd niet blij moet zijn geweest. ‘Heb ik het recht te schrijven dat mijn moeder en haar broers en zussen allemaal op enig moment in hun leven (of hun leven lang) gekwetst, kapotgemaakt zijn, geestelijk uit hun evenwicht werden gebracht (..) dat ze hun familie met zich hebben meegedragen als een brandmerk? Heb ik het recht te schrijven dat Georges een vader was die schade aanrichtte, kapotmaakte en vernederde? (..) dat hij met sommigen van zijn dochters betrekkingen onderhield die je op z’n minst verdacht kunt noemen?’  Dat recht heeft Delphine de Vigan zich toegeëigend. Ze heeft persoonlijke redenen om de vraag met ‘ja’ te beantwoorden: ‘Ik schrijf dit boek omdat ik (..) wil weten wat ik doorgeef, omdat ik wil ophouden bang te zijn dat ons iets overkomt..’. Ze wil de geërfde demonen analyseren en op afstand houden, begrijpen waar ze uit voortgekomen is en zichzelf beter begrijpen.
Als lezer bekroop mij regelmatig de vraag: waarom zou ik dit willen weten? Dit gaat mij niet aan, houd het voor jezelf. Maar meer dan een half miljoen Fransen kochten het boek, ze wilden het wél weten, ze schreven massaal brieven naar de auteur. Nieuwsgierigheid? Herkenning? Het
verlangen achter de façade te kijken, te weten hoe de buurvrouw eraan toe is? Dit is ‘echt gebeurd’, wisten haar lezers, dit is het échte leven.
Ook al lijkt wel een roman.
Delphine de Vigan: Niets weerstaat de nacht. Vertaald door Jan Versteeg. De Geus. 442 blz. Prijs € 21,90

Shortlist Europese Literatuurprijs bekend – leestips voor de zomer!

De shortlist voor de Europese Literatuurprijs 2013 is tijdens een feestelijke avond in SPUI25 in Amsterdam bekendgemaakt. De jury selecteerde, uit de longlist van 21 vertalingen, vijf titels die in aanmerking komen voor de prijs. De prijsuitreiking zal op 31 augustus plaatsvinden, tijdens de Uitmarkt in Amsterdam.

De volgende vijf titels zijn genomineerd (in alfabetische volgorde op naam van de auteur):
  • Mr Gwyn van Alessandro Baricco, vertaald uit het Italiaans door Manon Smits (De Bezige Bij)
  • Limonov van Emmanuel Carrère, vertaald uit het Frans door Katelijne De Vuyst en Katrien Vandenberghe (De Bezige Bij Antwerpen)
  • Liefde van Karl Ove Knausgård, vertaald uit het Noors door Marianne Molenaar (De Geus)
  • Coupé No6 van Rosa Liksom, vertaald uit het Fins door Annemarie Raas (Podium)
  • De verliefden van Javier Marías vertaald uit het Spaans door Aline Glastra van Loon (J.M. Meulenhoff)
Enkele overwegingen van de jury bij de selectie van de shortlist:
Alessandro Baricco weet met Mr Gwyn een inkijkje te geven in het domein van de creatie, hij schept een universum waarin met minimale middelen op superieure wijze de verbeelding van de lezer wordt aangesproken.

In Limonov geeft Carrère een origineel en zeer overtuigend beeld van de Russische schrijver en halve revolutionair Limonov, dat tegelijkertijd in schrille kleuren de wanhoop van het huidige Rusland schetst.
Liefde van Karl Ove Knausgård is een diepgravende en fascinerende autobiografische roman over de moeizame verhouding tussen man en vrouw, vader en kind, liefde en werk.

Rosa Liksom is een frisse, oorspronkelijke stem in de Scandinavische literatuur. Coupé No6 lezen is een bevrijdende en verrijkende ervaring.

Javier Marías geeft blijk van een diep inzicht in de menselijke geest en drijfveren. De verliefden biedt een waaier aan meesterlijke bespiegelingen over dé thema’s in de literatuur: liefde en dood.
De Europese Literatuurprijs wordt in 2013 voor de derde keer uitgereikt en bekroont de beste Europese roman die in 2012 in Nederlandse vertaling is verschenen. Eerder wonnen Alsof het voorbij is van Julian Barnes en vertaler Ronald Vlek en Drie sterke vrouwenvan Marie NDiaye en vertaler Jeanne Holierhoek. De prijs bestaat uit een geldbedrag van € 10.000 voor de schrijver en € 2.500 voor de vertaler van het bekroonde boek.
De longlistwerd door dertien onafhankelijke boekhandels gekozen. Een vakjury selecteert daaruit de shortlist en de winnaar.

De jury bestaat uit:

  • Alexander Rinnooy Kan, voorzitter; hoogleraar economie en bedrijfskunde aan de UvA en fervent lezer
  • Kees ‘t Hart, schrijver en literair criticus
  • Judith Uyterlinde, schrijver en literair criticus
  • Arno Koek, Boekhandel Blokker, Heemstede
  • Maartje Kroonen, Literaire Boekhandel Lijnmarkt, Utrecht
De Europese Literatuurprijs is een initiatief van Academisch-cultureel centrum SPUI25, het Nederlands Letterenfonds, weekblad De Groene Amsterdammer en Athenaeum Boekhandel en wordt mede mogelijk gemaakt door de volgende onafhankelijke boekhandels:
Voor nadere informatie kunt u contact opnemen met het Nederlands Letterenfonds, tel. 020-520 73 00.

Assises Internationales du Roman in Lyon inspirerend en druk bezocht

Le sentiment de la vie

29/05/2013 >  19:00  20:30

Les Subsistances
8 bis Quai Saint-Vincent
Lyon 1er
La sensation de se sentir pleinement vivant s’impose parfois à nous au détour d’une émotion, d’un souvenir, d’une pensée ou devant la grandeur immobile d’un paysage. Tout à coup, la vie surgit dans ce qu’elle a de plus brut et de plus beau. Comment la littérature peut-être rendre sensible cette sensation physique d’être au monde, cette vie à l’état pur, dont la puissance n’a d’égale que la fugacité ? Entre matérialisme et métaphysique, comment les écrivains traduisent-ils ce surgissement qui nous envahit ? Comment dire ce bonheur physique et psychique d’être là, ici et maintenant ?
Animée par : Margot Dijkgraaf. Avec :
Margot Dijkgraaf
Maxime Ossipov
Jón Kalman Stefánsson
Sylvie  Germain

TwitterFacebook

Hoe beschrijft een auteur een intens levensgevoel? Iedereen kent die flitsen van geluk die ineens door je heen kunnen gaan. Een kort moment, vluchtig, voor je het weet is het weer verdwenen. Waarom is het zo moeilijk het gevoel van geluk te beschrijven en verwoorden auteurs veel vaker het gevoel ongelukkig te zijn? Die vragen nam ik door met de IJslandse schrijver Jón Kalman Stefánsson, de Russische auteur en cardioloog Maxime Ossipov en de Franse filosofe en schrijfster Sylvie Germain.
Het werd een intense discussie waarbij er veel te lachen viel. 600 bezoekers volgden via simultaanvertaling de antwoorden in het Frans, IJslands en Russisch, een ware Babylonische spraakverwarring. Het werk van Stefánsson in in het Nederlands vertaald en verschijnt bij AmboAnthos. Sylvie Germain schreef een mooi boek over Etty Hillesum, maar is nauwelijks in het Nederlands vertaald. Ossipov schreef een eerste boek over zijn ervaringen van cardioloog in een stadje buiten Moskou, ook dat is onvertaald.
De Assises du Roman in Lyon worden dit jaar voor de zesde keer georganiseerd door de Villa Gillet en Le monde. Tientallen auteurs van over de hele wereld geven acte de présence. Iedere ronde tafel trekt rond de 600 bezoekers, waaronder veel studenten. Uitstekend georganiseerd en altijd inspirerend.

Shortlist Prix Tulipe bekend

Persbericht
Amsterdam, 29 mei 2013

Shortlist voor de prix Tulipe 2013 bekend
De jury van de prix Tulipe, de prijs voor de beste Franse roman van vorig jaar, heeft drie romans gekozen voor de shortlist:

Peste & choléra van Patrick Deville

Biografische schets over Alexander Yersin, een Franse wetenschapper uit het team van de beroemde microbioloog Pasteur en de ontdekker van de pestbacil. Deville maakte een schitterend en origineel portret van deze ontdekkingsreiziger, bioloog, astronoom, geograaf, zeevaarder, architect, brievenschrijver en de man die als eerste fietste.

 La vérité sur l’affaire Harry Quebert van Joël Dicker



Een ongekend spannnend boek over een schrijver met een writersblock en een oude moord, met een snelle opening, een flinke dosis suspense en een troebele liefdesgeschiedenis. De Zwitser Joël Dicker bestudeert Amerika en geeft  in zijn page turner en passant tips voor schrijvers weg.

Notre-Dame du Nil van Scholastique Mukasonga


Prachtig geschreven portret van een meisjesschool aan de bron van de Nijl, in de binnenlanden van Rwanda, aan de vooravond van het geweld dat generaties zou tekenen. Knappe debuutroman van een jonge Tutsi-schrijfster die ontsnapte aan de raciale moordpartijen in haar vaderland.

Op 18 juni, om 17 uur, zal in het Maison Descartes, de winnaar bekend worden gemaakt. U bent van harte welkom bij de feestelijke bekendmaking.

De jury bestaat uit: Danielle Bourgois, Margot Dijkgraaf, Phi
lip Freriks, Renée van Herwaarden, Fouad Laroui en Rebecca van Raamsdonk.
De prix Tulipe is een prijs voor de beste Franstalige roman die door zeven grote literaire prijzen in Frankrijk is bekroond. De prijs heeft tot doel de diversiteit en de kwaliteit van hedendaagse Franstalige romans te laten zien en voor een breed Nederlands leespubliek onder de aandacht te brengen.
De gekozen Franstalige roman zal in het Nederlands worden vertaald. Bij verschijnen van de Nederlandse vertaling zal de auteur worden uitgenodigd naar Amsterdam te komen.
De prijs is een initiatief van het Institut Français des Pays-Bas en Margot Dijkgraaf, literair critica en directeur van SPUI25, en zal jaarlijks worden gerealiseerd in samenwerking met Nederlandse uitgevers.

Op 18 juni lanceert het Institut Français bovendien een nieuwe website, waarop regelmatig nieuws over recente Franse literatuur zal worden gepresenteerd. www.franseliteratuurvannu.nl
De longlist bestond uit 7 in Frankrijk bekroonde romans:
Jérôme Ferrari Le sermon sur la chute de Rome (Goncourt)
Philippe Djian Oh…(Interallié)
Scholastique Mukasonga: Notre-Dame du Nil (Renaudot)
Patrick Deville: Peste & choléra (Femina)
Joël Dicker: La vérité sur l’Affaire Harry Quebert (Goncourt des Lycéens et Académie française)
Mathieu Riboulet: Les oeuvres de miséricorde (Décembre)
Emmanuelle Pireyre: Féérie générale (Medicis)
Voor meer informatie: Danielle Bourgois : danielle.bourgois@institutfrancais.nl– Tel. 020-5319535. Bij haar afwezigheid: m.h.dijkgraaf@planet.nl.

Ouder worden in de literatuur – van Casanova to De Beauvoir, van Duras tot Roth

Iedere vrouw boven de 40 in Frankrijk gebeurt het. Van het ene moment op het andere wordt ze niet langer aangesproken met ‘mademoiselle’, maar met ‘madame’. In een artikel in The Guardian legde de Franse schrijfster Marie Darrieussecq de Engelsen onlangs uit wat het verschil is: de Fransen noemen een vrouw ‘mademoiselle’ zolang ze er in hun ogen jong en aantrekkelijk uitziet. Er kan nog met haar geflirt worden, het is de moeite waard te proberen haar in bed te krijgen. Wordt het ‘madame’, dan is haar tijd voorbij. Voor Darrieussecq mede reden om te pleiten voor afschaffing van het woord ‘mademoiselle’, een man is immers op alle leeftijden een ‘monsieur’.
Wanneer ben je eigenlijk oud in 2013? En wat betekent dat dan? Dat is de vraag die Martine Boyer-Weinmann stelt in haar ‘anthropologie littéraire de l’âge’, een recente, gedegen wetenschappelijke studie met de Durassiaanse titel Vieillir, dit elle. Dat ‘vieillir’ is een worsteling – zoveel is meteen duidelijk. Uit ontzetting over het feit dat hij drie maanden later 50 zou worden, schreef de Franse schrijver Stendhal stiekem aan de binnenkant van zijn ceintuur: ‘J.vaisavoirla5’. In dezelfde toestand van shock noteert Giacomo Casanova in zijn autobiografie De geschiedenis van mijn leven dat hij in september 1763, op zijn achtendertigste, ‘begon te sterven’. Bij Marguerite Duras viel het kwartje eerder, in haar autobiografische roman De minnaar lezen we (in de vertaling van Marianne Kaas): ‘Op mijn achttiende ben ik oud geworden. (..) Die veroudering is abrupt geweest. Ik vond dat niet angstaanjagend, integendeel, hoe de veroudering van mijn gezicht zich voltrok heb ik gezien met dezelfde belangstelling als waarmee ik bijvoorbeeld de gebeurtenissen in een boek zou hebben gevolgd. (..) Ik heb een verwoest gezicht.’ Uit dat verwoeste gezicht, uit de manier waarop Duras haar eigen plotse verouderingsproces heeft gelezen en vormgegeven, is in zekere zin Duras als schrijfster geboren.
Hoe worden mensen oud in de literatuur? De vijfenzestigplusser van nu is immers sportief, reislustig en zongebruind. Híj is fit en voetbalt met zijn kleinzoon, zíj is rimpelloos en gaat zingend naar de kinderboerderij met het kroost van haar werkende dochter. De ‘babyboomer is een dynamische zestiger’, schrijft Boyer-Weinmann, iemand die in zijn tienerjaren ‘verrukkelijke utopieën’ koesterde, hij was ‘geboren om nooit oud te worden, nooit te sterven’. En achterom kijken – daar heeft de babyboomer nooit de tijd voor genomen, veronderstelt ze.
Maar hoe zit dat in de literatuur? Wie het werk van een schrijver volgt, volgt tegelijkertijd, onvermijdelijk, zijn of haar proces van ouder worden. Crises, breekpunten, de balans opmaken – het zijn altijd literaire  onderwerpen geweest. Is er eigenlijk een verschil tussen de manier waarop vrouwelijke en mannelijke auteurs met dat proces omgaan?Ja, zegt Boyer-Weinmann in een interview met dagblad Le Monde. In het vrouwelijke schrijven wordt er een stuk minder gezucht en gesteund, er worden minder angsten gekoesterd en geventileerd: ‘het vrouwelijke schrijven is prikkelender en stimulerender’ (dan dat van mannelijke schrijvers).
Aan die laatsten besteedt de wetenschapster niet veel aandacht. In een noot verwijst ze naar een paar late romans van Philip Roth, de Amerikaanse schrijver die onlangs aankondigde definitief met schrijven te stoppen. Inderdaad – zijn alter ego’s takelen lichamelijk af, lijden aan allerlei ouderdomskwalen en worstelen met doodsangst. Exit geest bijvoorbeeld opent met een man die naar New York rijdt voor een bezoek aan zijn uroloog. Sinds zijn prostaatoperatie is hij incontinent geworden, hij heeft weinig lol meer in zijn leven.
En ja – zijn Franse collega Michel Houellebecq, vijftiger, kreunt ook over zijn vorderende leeftijd. ‘Le monde est ennuyé de moy’, citeert hij Charles d’Orleans, de wereld heeft genoeg van mij en ik van hem, ‘et moy pareillement de luy’. Daarbij vergeet hij wel aan te tekenen dat de Franse vorst 40 jaar van zijn leven als gijzelaar moest slijten in een Engels fort. Houellebecqs recentste roman, De kaart en het territorium, draait om veroudering, aftakeling, ziekte, euthanasie en de dood. Het ultieme project van zijn hoofdpersoon, een beeldend kunstenaar, bestaat uit hypnotiserende beelden waarin voorwerpen verrotten, in elkaar schrompelen, verdrinken in lagen van vegetatie. Ashes to ashes, vergankelijkheid alom.
En wat te denken van de uitspraken van de Franse filosoof Jean-Paul Sartre? Op zijn zeventigste verklaarde hij in een interview dat zijn geest nog superkrachtig was. Hij duldde geen oude mensen in zijn buurt, met dertigers wilde hij zich omringen. Oude mensen die hij ook in hun jonge jaren had gekend hadden ‘al hun frisheid verloren’.
Maar oudere mannelijke schrijvers kunnen hun nostalgie, doodsangst, obsessies of zelfoverschatting ook sublimeren in energiek schrijverschap. Dat bleek twee jaar geleden bijvoorbeeld uit De Patagonische haas van de 87-jarige filmmaker Claude Lanzmann. Zelden verscheen er een gretiger ode aan het leven. In een van zijn artikelen in zijn daarna verschenen bundel Le tombe du divin plongeur (2012) bejubelt hij de energie van Simone de Beauvoir, met wie hij ooit zeven jaar samenwoonde. Haar ‘onstilbare reislust’, haar ijzeren discipline, haar wil op reis alles te zien en te weten – het dwong bij hem diep respect af, zeker omdat zij op dat moment (al) 44 was en hij 27.
Boyer-Weinmann beschouwt De Beauvoir – hoe kan het anders – als de oermoeder van het vrouwelijke schrijven over ouder worden. De Franse filosofe wijdde haar bestaan aan de metamorfoses in een vrouwenleven. In haar eerste dagboeken uit 1926 (ze is dan 18) roept ze uit dat ze ‘zoveel ouder is dan haar leeftijdgenoten’, in haar beroemde essay De ouderdom(1970) laat ze zien hoe schandelijk de samenleving omgaat met bejaarden, een taboe dat ze als eerste doorbreekt. Haar romanpersonages verouderen tegen de achtergrond van hun gefnuikte ideologische idealen en hun onvermogen de loop van de geschiedenis te veranderen.  ‘Ik heb nooit een vrouw ontmoet’, schrijft De Beauvoir, ‘die blij was dat ze oud werd’. Ook haar eigen leven en dat van haar moeder neemt De Beauvoir onder de loep – dat feitelijk, afstandelijk en zonder in wanhoop of pathetische zelfoverschatting te vervallen.
Vóór De Beauvoir waren er George Sand en Colette, schrijfsters die tot op hoge leeftijd positief in het lev
en stonden. Tot op de dag van vandaag een patent tegengif voor iedere vorm van levensmoeheid. ‘Ik ben 75’, schrijft Sand in haar dagboek, ‘ik voel me veel beter dan in mijn jeugd, ik word zonder problemen wakker, ik ben kalm en nooit meer verkouden’. Ná De Beauvoir waren er Doris Lessing en Annie Ernaux, vrouwen die hun leven lang schreven. In een van Lessings recentste boeken, De grootmoeders  vertelt ze het verhaal van twee hartsvriendinnen die ieder ieder een relatie met de zoon van de ander – totdat ze zichzelf te oud beginnen te vinden en hun zonen aanraden een vrouw van hun eigen leeftijd te zoeken. Les années (2007) is het magnum opus van Annie Ernaux. Op de sociologische manier die haar eigen is komt ze terug op de cruciale etappes uit haar leven: een jeugd in een arbeidersmilieu, passie, ziekte, dood – en schrijft daarmee een prachtig collectief beeld van het verstrijken van de tijd in het leven van iedere vrouw van haar leeftijd.
Zo analyseert Boyer-Weinmann bij Hélène Cixous, Nancy Huston, Nuala O’Faolain, Regine Detambel en Benoîte Groult en anderen hoe vrouwen omgaan met het voortschrijden van de tijd en met hun eigen veroudering. Er is geen geklaag, valt haar op, nauwelijks wrok, geen diepe wanhoop. Deze vrouwen registreren de metamorfose van hun lichaam, ze zien hoe ze steeds weer van gedaante wisselen. Hun sociale leven verandert, ze nemen steeds vaker hun toevlucht tot de boekenkast. ‘Om door te gaan met leven, moet de dood in ons gedood worden’, schrijft de onderzoekster. En daar zijn ze volop mee bezig. ‘Nooit zal ik ophouden nieuwe dingen te ontdekken’, schrijft Colette een paar weken voor haar dood, ‘iedere keer als ik wakker word is de wereld nieuw voor mij’.
Mannen anticiperen nauwelijks op het feit dat ze ouder zullen worden, zegt Boyer-Weinmann in Le Monde, hen slaat de angst pas goed om het hart op het moment dat ze impotent worden, of incontinent. Vrouwen zijn realistischer, ze kijken vooruit. Al jong weten ze dat er een dag zal komen waarop ze niet langer met ‘mademoiselle’ zullen worden aangesproken.

Martine Boyer-Weinmann: Vieillir, dit-elle. Une anthropologie littéraire de l’âge. Champ Vallon. € 19

Jan Hanlo Essay Prijs voor Marja Pruis

Dit is het juryrapport van de Jan Hanlo Essay Prijs Groot en Klein:

Het mag dan crisis zijn – het essay bloeit. De cultuur staat onder druk en het denken in economische termen heeft de overhand. Valorisatie, maatschappelijk nut, economisch gewin – dat zijn de sleutelwoorden van vandaag. De essayist stelt vragen, reflecteert op de actualiteit, gaat op zoek naar de achterkant van het weefsel, de keerzijde van de medaille. De essayist is nieuwsgierig, onderzoekend, wenst zich niet zomaar aan te sluiten bij het gangbare en doet persoonlijk verslag van zijn of haar zoektocht. De lezer denkt mee, laaft zich, vormt zich een idee, komt tot een eigen inzicht. Zo beantwoordt het essay aan het verlangen naar inhoud, verwondering en fascinatie die onze tijd óók kenmerkt. Onze focus op economie, materiële welvaart en het individu leidt tegelijkertijd tot een grotere behoefte aan inspiratie, ernst, verbazing, inzicht, verdieping, schoonheid, debat en zelfontplooiing. Uitgevers herkennen die vraag en aarzelen niet het over het algemeen als moeilijk te boek staande genre van het essay volop te blijven uitgeven.
Voor de Jan Hanloprijs groot las de jury dit jaar 114 boeken, waarbij de variëteit van de inzendingen enorm was: beschouwende reisverhalen, stevige filosofie, zoektochten naar identiteit, analyses van de menselijke emotie, ooggetuigeverslagen, bewerkte proefschriften, omgewerkte journalistiek, zelfhulpboeken, gebundelde columns – het zat er allemaal bij.
Een deel van de inzendingen vond de jury van uitzonderlijk hoge kwaliteit. Zij had dan ook een relatief groot aantal stevige vergaderingen nodig, waarbij zij uit de rijke oogst eerst een longlist van 16 titels selecteerde.  Daarna volgde een shortlist die zij niet tot de gebruikelijke 3 genomineerden kon beperken, het werden er 5. Tot onze spijt moesten er bijzondere boeken afvallen, zoals de puntige analyse van onze eeuwige haast in Neem de tijd van Koen Haegens; de brug die Joris Note slaat tussen literatuur en politiek in Wonderlijke wapens; het mooi geschreven én uitgegeven Grote landschapsboek van Willem van Toorn; en de eigenzinnige ode aan het zelfstandig denken in Denken op de plaats rust van Henk van der Waal;
Een eigen stem – dat was een van de criteria van de jury. Die persoonlijke stem mocht tegelijkertijd niet ontsporen en het onderwerp overwoekeren. De jury waardeerde de grote greep meer dan de beschouwing op de vierkante centimeter en de poging voor een groot publiek te schrijven meer dan de focus op een klein, al voor de zaak gewonnen, specialistisch  lezerspubliek. Was er sprake van een boek met een wetenschappelijk karakter, dan ging de waardering van de jury uit naar het werk waarbij meer op het spel stond dan louter de popularisering van een vakgebied. Ook gaf de jury in principe de voorkeur aan een boek met een eenheid, boven een bundel van naast elkaar staande artikelen gegroepeerd rond hetzelfde thema. Tot slot heeft de jury in het bijzonder gekeken naar essays met een actuele politiek-maatschappelijke lading, waarbij de auteur het risico nam een origineel pad van denken te bewandelen.
Uiteindelijk heeft de jury 5 uitstekende boeken genomineerd – in veel opzichten ongelijksoortig, doch tegelijkertijd elk exceptioneel.
In Hamburgers in het paradijs, een geschiedenis van ons voedsel met allerhande vraagstukken daaromheen, is Louise O. Fresco erin geslaagd haar enorme vakinhoudelijke kennis te verbinden met brede historische en culturele elementen, die voor een groot publiek boeiend en informatief zijn. Bovendien aarzelt ze niet naar eigen relevante ervaringen te verwijzen en haar betoog daarmee persoonlijker te maken. Haar boek verschaft de lezer een weelde aan nuchter, wetenschappelijk inzicht – over een emotioneel beladen onderwerp dat vaak voorpaginanieuws is – zonder op enig moment te vervallen in een sec encyclopedische toon. Fresco gaat voor de grote greep, het omvattende panorama en zet haar kwaliteiten van fictie-auteur, die zij ook is, in om haar lezer mee te voeren door de wereld van voedsel, landbouw en de toekomst van de aarde.
Ook Joep Leerssen heeft in het academische veld zijn lauweren verdiend. Toch is ook hij er in Spiegelpaleis Europa. Europese cultuur als mythe en beeldvorming in geslaagd de academische toon te verlaten en ieder van ons te verleiden zijn Europese culturele paleis te betreden. Erudiet en verhalend verbindt deze specialist van imagovorming  subjectief en op sprankelende wijze Europese literatuur, muziek en film, in heden en verleden. Speels en verhalend verkent hij het Europese cultuurhistorische labyrint, licht er bekende én onbekende literaire en culturele thema’s uit en brengt zijn kennis op exceptioneel enthousiasmerende wijze over op de lezer.
De innerlijke bibliotheek die Marja Pruis voor haar lezers openstelt in Kus me, straf me biedt ons een intellectueel-avontuurlijke tocht door een persoonlijk labyrint van ‘lezen en schrijven, liefde en verraad’, zoals de ondertitel luidt. In haar boek bespeelt Pruis virtuoos verschillende literaire registers. Ze is poëtisch, uitermate geestig, nu weer beschouwend, dan aarzelend, reflecteert nu eens via fictie of met  journalistieke inslag, maar altijd op een lichte, persoonlijke, direct aansprekende toon. Met verve rekt ze de grenzen van het genre van het essay tot het uiterste op. Ook de lezer voor wie haar onderwerpen strikt onbekend terrein zijn, verleidt ze dankzij haar verademend toegankelijke stijl. Ze schrijft intiem zonder opdringerig te worden, buigt zich over hedendaagse clichés, portretteert genuanceerd, op haar eigen tastende wijze grote vrouwelijke auteurs, waarbij ze een intuïtieve intelligentie etaleert die op haar lezer uitermate aanstekelijk werkt.
Van alle genomineerde boeken is dat van Willem Schinkel ongetwijfeld het onstuimigst. In zijn boek De nieuwe democratie verwoordt hij bevlogen zijn fundamentele kritiek op het huidige democratische bestel. Hij ontmantelt clichés van links en rechts, pleit voor een nieuwe politisering en tracht het debat over democratische vernieuwing een nieuwe impuls te geven. Zijn felle toon, innovatieve taalgebruik en wetenschappelijke kennis onderscheiden het boek van andere publicaties over politiek en democratie. Van de jury krijgt
Schinkel absolute lof voor de manier waarop hij risicovol en kritisch de wereld tegemoet treedt.
Peter Venmans tot slot bewijst in zijn boek Het derde deel van de ziel. Over thymos, dat men uitgaand van een weinig bekend en in wezen onvertaalbaar begrip als thymos toch een uitstekende en verrassende analyse kan geven van elementen die onbewust de huidige samenleving kenmerken. Hoe actueel de oudheid is, bewijst Venmans daarmee op overtuigende wijze. Met enthousiaste eruditie neemt hij zijn lezer aan de hand van grote filosofen en fictieschrijvers mee in zijn verkenning van het menselijk handelen door de eeuwen heen, van meritocratie, heldendom en een lastig te duiden begrip als ‘de ziel’.
Zie hier de vijf nominaties voor de Jan Hanlo-essayprijs 2013. Vijf boeken die informeren, inspireren, wijzer maken, reflecteren en in dialoog gaan. Vijf gedreven auteurs met passie voor hun onderwerp, die op wat voor wijze dan ook een brug slaan naar het hier en nu. Vijf maal een eigen invalshoek, vijf maal een persoonlijke visie. Vijf maal boeken die je na een keer lezen niet ‘uit’ hebt.
Toch heeft de jury een keuze moeten maken voor één winnaar die naar huis gaat met het grootste eerbetoon, de trofee en het geldbedrag van € 7000.  De Jan Hanlo essayprijs 2013 gaat naar een essay waarin de auteur getuigt van een enorme liefde voor en inzicht in de literatuur en niet schroomt zichzelf daarbij risicovol in te zetten, naar een essay dat humor en nuance en combineert met zelfonderzoek en literaire passie. De winnaar van Jan Hanlo essayprijs 2013 is Marja Pruis en haar boek Kus me, straf me.



Zoals gebruikelijk kreeg de jury de inzendingen voor de Jan Hanloprijs Klein zonder dat daarbij de naam van de auteur was vermeld. Het ging dit jaar om maar liefst .. inzendingen. Zij mochten maximaal 2500 woorden tellen en moesten geschreven zijn naar aanleiding van een thema dat ook dit jaar was ontleend aan het werk van Jan Hanlo: ‘Mijn benul. Benul is het eerste besef van expressie. Het is eerlijk.’ (Uit: Mijn benul).
Een aanzienlijk deel van de inzendingen bleek geen enkel verband te hebben met het thema en viel daarmee af. Voor degenen die zich hadden ingespannen om te reflecteren op de gekozen zinsnede, bleek de taak vaak knap lastig. De jury kwam tot een shortlist van drie; twee daarvan interpreteerden het begrip ‘benul’ als een eerste besef van menselijke sterfelijkheid.  De derde, Ruth Lasters, onderzoekt in Alice’s valsnelheid, op heel persoonlijke wijze in hoeverre wij nog in staat zijn tot oorspronkelijke gedachten, tot ‘benul door zelfexpressie’, in een wereld die door de media wordt geregeerd. Daan Stoffelsen analyseert in zijn essay Waarschuwingen, ravijnen en ziekenhuisgebouwen hoe schrijvers van literair werk omgaan met ‘het dodelijke ongeluk’ in de literatuur. Hoe wordt die levensecht, waar zit de identificatie, welke ‘listen’, welke technieken staat de schrijver ter beschikking? Ook het essay van schrijversduo Jan Truijens Martinez en Anouk van Kampen, Alles wat al gezegd is, opent met een ongeluk en is tevens het vertrekpunt van een reflectie over sterfelijkheid. Hoe geeft dit ‘benul’ vorm aan ons leven, welke keuzes maakt een mens? Maar ook: wat vermag de creativiteit?
De jury kent de Jan Hanloprijs Klein toe aan het essay dat een eigen stijl en toon combineert met een originele benadering van een literair thema. Een tekst die de overkoepelende kracht van de essayistiek laat zien en verbanden weet te leggen tussen zeer uiteenlopende literaire werken. De Jan Hanloprijs Klein, bestaande uit € 1500 en de bijbehorende onderscheiding gaat naar Daan Stoffelsen voor zijn essay Waarschuwingen, ravijnen en ziekenhuisgebouwen.
De jury van de Jan Hanlo Essayprijs 2013:
Geert Buelens, Margot Dijkgraaf (voorzitter), Xandra Schutte en Arjen van Veelen

Bruisende Europese literatuurnacht

Gisteravond vond voor de derde keer in Amsterdam de European Literature Night plaats, dit keer in De Brakke Grond. Zeven auteurs uit alle uithoeken van Europa gaven acte de présence en spraken over hun werk, de grote thema’s in de literatuur, de positie van de schrijver in hun land of stad, over het vak van schrijven en de moeilijkheden en uitdagingen die ze daarbij tegenkomen.

De avond was een initiatief van EUNIC, de overkoepelende netwerkorganisatie van de buitenlandse culturele instituten in Nederland. 
Het thema van de avond was afgeleid van een van de onderwerpen uit de Essais van de Franse filosoof Montaigne, ‘Wij lachen en huilen om hetzelfde’. Twaalf teksten rond dit thema – naast die van de zeven aanwezige auteurs nog vijf andere – zijn gebundeld in een boekje met de titel De smalle grens tussen vreugde en verdriet, uitgegeven door Cossee.
Een fotoimpressie, met dank aan Filip Bloem, Tsjechisch Centrum.




Haïtiaanse schrijfster Kettly Mars writer in residence in Amsterdam

Op uitnodiging van het Nederlands Letterenfonds verblijft de Haïtiaanse schrijfster Kettly Mars een maand in het schrijversappartement aan het Spui in Amsterdam. Vanmiddag stelde ze, op verzoek van de organisatie Read my world, een paar collega-auteurs en andere kunstenaars en journalisten uit Haïti voor. Dat deed ze professioneel, prettig en gedegen. Via een skypeverbinding sprak ze met de schrijfster Evelyne Trouillot, met de radiojournalist Hérold Jean-François, met de schrijver/taalkundige Jean-Ephèle Milcé en met de dichteres Emily Prophète. 


Het is geweldig dat Read my world ons de gelegenheid geeft met een land, een taal, en haar kunstenaars kennis te maken – een land waarin enorm veel mensen analfabeet zijn, een land dat om de haverklap wordt getroffen door natuurrampen, een land dat een lange traditie heeft van dictatorschap. Maar hoe bloeiend is er het culturele leven, hoe actief en inventief zijn de kunstenaars, de musici, de dichters en de romanschrijvers. De wereldberoemde en alom vertaalde auteur Dany Laferrière is er een van de boegbeelden van. 
Maar zijn wij hier wel geïnteresseerd in het verre buitenland? Ik schat dat er een tiental niet gebonden toehoorders waren, vanmiddag in de OBA. Onvoorstelbaar treurig, voor een uitstekend initiatief, dat de vensters opent op de wereld, en dat een vervolg krijgt in september, met een driedaags festival in de Tolhuistuin, een cultureel centrum met potentieel, dat lijdt onder allerhande, technische, vertragende problemen. 

Over de laatst vertaalde roman van Kettly Mars schreef ik twee jaar geleden dit stuk in NRC. Binnenkort is ze in SPUI25 – komt haar beluisteren!

Nirvah Leroy wendt zich, in opperste wanhoop over het lot van haar opgepakte communistische echtgenoot, tot een machtige staatssecretaris in Haïti. Deze realiseert zich dat hij het lot van deze mooie vrouw in handen heeft. Ooit waren vrouwen van haar klasse onbereikbaar voor hem, maar nu ‘vertegenwoordigt ze datgene waarnaar meer dan naar al het andere op de wereld zijn begeerte uitging’. Nu heeft hij haar in zijn macht en stelt zich voor hoe hij haar ‘ruw zou (nemen), zonder een woord, zich bedwelmend aan haar klachten, genietend van de ontreddering in haar ogen op het moment dat hij klaarkwam’. Macht, onmacht en begeerte – dat zijn de belangrijkste thema’s in Wrede seizoenen, de onlangs vertaalde roman van de Haïtiaanse schrijfster Kettly Mars.
Mars is dit jaar een van de laureaten van het Prins Claus Fonds, personen die volgens het fonds allen een ‘uitmuntende prestatie op het gebied van cultuur en ontwikkeling’ hebben geleverd. Mars (1958, Port-au-Prince) wordt geëerd als een ‘krachtige en indringende schrijver die frisse inzichten heeft ten aanzien van de hedendaagse werkelijkheid en een levendig, genuanceerd beeld schetst van de Haïtiaanse maatschappij’.
Nu zijn er op Haïti veel schrijvers die een stem geven aan de historie en aan de recente politieke en klimatologische ellende die het land moet doorstaan. Ieder jaar is er een aantal te gast op het Franse festival Etonnants Voyageurs in St. Malo en sinds kort organiseert de organisatie ook een dochterfestival in Port-au-Prince. Tijdens de voorbereidingen voor het festival van dit jaar vond de verwoestende aardbeving plaats, waarbij ook enkele schrijvers het leven verloren. Dat drama heeft inmiddels tot aangrijpende literatuur geleid, zoals Tout bouge autour de moi van Dany Laferrière en de bundel Pour Haïti (ed.S. Dracius).
De Haïtiaanse literatuur ligt, zo lijkt het, aan het infuus van het dagelijks leven. De verhalen van de Haïtianen gaan bijna zonder uitzondering over het leven van alle dag in Haïti, over geweld, corruptie, chantage, willekeur en verscheurde families. De verhalen zijn vaak even chaotisch, even heftig als de geschiedenis van Haïti zelf.
Legendarisch is bijvoorbeeld Frankétienne, schrijver, toneelschrijver en schilder tegelijk, die zijn hele oeuvre à compte d’auteur liet drukken – een politieke en literaire mythe. Zijn boeken zijn volledig onorthodox, bevatten prozagedichten, kreten, opsommingen en een veelvoud van stemmen waarbij klank en vorm, zo lijkt het, belangrijker zijn dan inhoud of plot. Met alle creatieve middelen waarover hij beschikt vecht hij tegen de misère, tegen de corruptie, tegen degenen die om redenen van persoonlijk gewin de heropbouw en de vooruitgang belemmeren.
Ook zijn collega Lyonel Trouillot, die net als Frankétienne, ondanks de gevaren waaraan schrijvers in Haïti blootstaan, het land nooit verliet, schreef, in het Frans en in het Creools, een belangrijk oeuvre bij elkaar. Met zijn recente roman, La belle amour humaine, wat toegankelijker dan zijn eerdere werk, greep hij dit jaar net naast de prix Goncourt. De meest spraakmakende auteur uit Haïti is ongetwijfeld de eerder genoemde Dany Laferrière. Zijn werk is verrassend, vernieuwend, satirisch en vaak erg geestig. Ook andere bekende in het Frans schrijvende auteurs uit Haïti – er zijn ook Haïtiaanse auteurs die in het Engels schrijven, zoals Edwige Danticat – zoals Marie-Cécile Agnant, Yanick Lahens en Evelyne Trouillot, blijven dichtbij de verwarrende ervaring van de hedendaagse Haïtiaan.
Waar binnen dit panorama bevindt zich de gelauwerde Kettly Mars en haar roman Wrede seizoenen? Saisons sauvages is haar vierde roman uit 2010, een boek met een plot, dat een verhaal vertelt op de Amerikaanse manier. Bij haar geen taal-, vorm- of ritme-experimenten, geen humor of uitgesproken poëtisch taalgebruik, zoals bij andere Franstalige Haïtiaanse auteurs. 
Mars schreef eerst poëzie en debuteerde in 2003 met Kasalé, een roman over natuur, spiritualiteit en ongrijpbare lokale tradities. Eerder dit jaar publiceerde ze, samen met collegaschrijver Leslie Péan Le prince noir de Lillian Russell, een roman over de gelijknamige vaudeville-ster, gesitueerd in het 19e eeuwse New York.
In Wrede seizoenen vertelt ze over de cruciale vragen waarvoor haar vrouwelijke hoofdpersoon, Nirvah Leroy, wordt gesteld als haar man Daniel door het dictatoriale regime van Duvallier wordt opgepakt. De machtige staatssecretaris beschikt over diens leven en ook over dat van haar en haar twee kinderen. Het is haar lichaa
m dat hij begeert, het mooie lichaam van een mulattin waarvan hij vroeger, voordat hij aan de macht kwam, alleen maar kon dromen. Ze wordt zijn obsessie, zijn leven en zijn zwakke plek. Al snel is alleen haar lichaam hem niet genoeg: hij eigent zich haar 15-jarige dochter toe en uiteindelijk ook nog het onschuldige jongenslijf van haar zoon. Nirvah levert, bewust of onbewust, haar hele gezin uit aan een bezeten man.
Dan vertroebelt de tegenstelling goed versus kwaad. De dictator uit de onderste lagen van de bevolking, die er genoegen in schept zelf martelingen uit te voeren blijkt in staat tot liefde en ontpopt zich zelfs tot een belezen amateurhellenist die de zoon van zijn gevangene helpt bij het leren van zijn Griekse grammatica. Nirvah van haar kant ziet mettertijd de goede kanten van haar verkrachter en wordt verscheurd tussen schuldgevoel en genot.
Het vergt nogal wat van de lezer om met deze wendingen mee te gaan. Mars schetst met vaardige hand de gruwelen van de dictatuur, die een vrouw zonder man aan haar zijde moet doorstaan. Ze kan een verhaal vaart geven. Maar de diepgaande morele dilemma’s waar het haar om te doen moet zijn geweest weet ze niet overtuigend met de lezer te delen.
Kettly Mars: Wrede seizoenen. Vertaald door Marianne Kaas. De Geus/Novib, 

Nacht van de Europese Literatuur, 14 mei 2013

De smalle grens tussen vreugde en verdriet
Op dinsdag 14 mei organiseert EUNIC voor de derde keer de Nacht van de Europese literatuur. De avond vindt plaats in de Brakke Grond. Voertaal: Engels.
Kijk hier naar de compilatie van de avond:
http://www.youtube.com/watch?v=NDn_TSpC-nI&feature=youtu.be

‘Hoe we wenen en lachen om hetzelfde’ (Comme nous pleurons et rions d’une même chose). Met de titel van dit essay van de Franse filosoof en schrijver Michel de Montaigne als leidraad, zijn twaalf auteurs uit heel Europa ingegaan op het verzoek een essay, een kort verhaal, of een ander stuk proza te schrijven. Zeven van hen zijn ook daadwerkelijk aanwezig: Laurent Binet (Frankrijk), Jáchym Topol(Tsjechië), Marcel Beyer (Duitsland), Krisztina Tóth (Hongarije), Laura Sintija černiauskaité (Litouwen), Nihan Kaya (Turkije) en Marja Pruis (Nederland). Zij gaan in gesprek met Margot Dijkgraaf, literatuurcriticus, directeur van Academisch-cultureel Centrum SPUI25 en auteur van o.a. De pen van Europa (interviews met Europese schrijvers).





Alle teksten worden verwerkt in een muzikale performance van acteurs Hendrik Willekens (België), Rob List (VS), Eva Susova (Tsjechië) en Dennis Deter (Duitsland). De Nederlandse vertalingen van de twaalf teksten worden gebundeld in een boek dat bij Uitgeverij Cossee verschijnt. De andere auteurs die meewerkten aan deze publicatie zijn: Constantin Göttfert (Oostenrijk), Nicolas Ancion (België), Etgar Keret (Isarël; Gustavo Martín Garzo (Spanje) en Christophe Vekeman (België).

Wie doen er mee?
Laurent Binet (1972) debuteerde met HhhH, waarvoor hij in 2010 de Prix Goncourt du Premier Roman ontving. HhhH (Himmlers hersens heten Heydrich) werd in meer dan twintig landen vertaald, ontving zeer lovende kritieken en werd ook in Nederland een bestseller. Laurent Binet bracht zijn militaire dienst door in Slowakije en woonde in Praag. Hij is docent Frans aan de universiteit in Seine-Saint-Denis. Voor zijn tweede boek Niets gaat zoals verwacht, volgde hij maandenlang de Franse presidentskandidaat François Hollande, die uiteindelijk de verkiezingen won.
Jáchym Topol (1962) geldt als de belangrijkste Tsjechische schrijver van de laatste twintig jaar. Na eerst twee dichtbundels te hebben gepubliceerd, kwam zijn doorbraak in 1994 met de roman Zuster, een epos waarin hij op zijn eigen unieke wijze beschrijft hoe
na de fluwelen revolutie in 1989 de tijd explodeerde. Voor deze roman kreeg Topol de Egon Hostovský-prijs. Vrij snel verwierf hij ook, door vertalingen in het Engels en Duits, internationale bekendheid. In 2001 kwam zijn roman Nachtwerk uit, een magisch realistisch verhaal over een jonge jongen ten tijde van de inval in 1968 van troepen van het Warschaupact in Tsjechoslowakije, waarmee een einde kwam aan de Praagse lente. Nachtwerk is het eerste boek van Topol dat, in 2003, in het Nederlands verscheen. Later volgden nog de vertalingen van Spoelen met teerzeep (2006), Het gouden hoofd (2007) en De werkplaats van de duivel (2010), dat op de shortlist belandde van de Europese literatuurprijs 2011. In Tsjechië is Topol met dit laatste boek onderscheiden met de Jaroslav Seifert-prijs. Topol wordt vaak wel de jongste klassieke schrijver van Tsjechië genoemd. Zijn
 werk is inmiddels in meer dan vijftien talen verschenen.
Krisztina Tóth (1967) is schrijver, dichter en literair vertaler. Krisztina Tóth is een van de bekendste Hongaarse auteurs van dit moment. Ze begon haar literaire carrière als dichter, maar de laatste jaren heeft ze veel succes geoogst met haar prozabundels. Haar werk wordt gekenmerkt door een subtiele combinatie van sterke visuele elementen, intellectuele reflectie en grote empathische betrokkenheid bij alledaagse scenes, die zij met een paar woorden haarscherp kan neerzetten. Zij is met diverse prijzen bekroond (o.a. Gravesprijs, Attila József-prijs, Máraiprijs, Lauwerkrans van de Republiek Hongarije). Haar werk is in vele talen vertaald; haar gedichten zijn in het Nederlands verschenen in het literair tijdschrift Kluger Hans (2011) en in diverse bloemlezingen. Krisztina Tóth woont met haar echtgenoot en zoon in Boedapest, waar ze zich naast de literatuur ook bezighoudt met glas-in-lood-kunst.
Laura Sintija černiauskaite (1976 ) is een proza- en toneelschrijfster met tot nu toe zeven boeken op haar naam. Černiauskaite studeerde regie aan de Litouwse Muziek Academie maar stapte al snel over naar Litouwse taal- en letterkunde aan de Universiteit van Vilnius. Sinds 1998 werkt zij als freelance journaliste en als redacteur voor verschillende tijdschriften, waaronder “Malonumas” (Genot) en “Tavo Vaikas” (Jouw Kind). Haar eerste boek met korte verhalen schreef ze terwijl ze nog op de middelbare school zat en in 1993 werd ze door de Litouwse Schrijversbond onderscheiden voor het beste “Eerste Boek”. Haar debuut als toneelschrijfster volgde in 2000 met het stuk Kumeliukas (Veulen). Als jonge dramaturg heeft zij zichzelf bewezen in de theaterfestivals Bonner Biennale enTheatertreffen en in 2009 ontving ze voor haar boek Kvepavimas i marmura (Breathing into Marble) de Literatuurprijs van de Europese Unie. Haar proza grenst de esthetiek van het hoge modernisme met veel aandacht voor de onzichtbare interacties tussen man en vrouw. Zij schrijft met bijna psychologische aandacht vermengd met speelse ironie en zachte erotiek. Haar boeken zijn vertaald in o.a. het Italiaans, Bulgaars en Duits, en een gedeelte van het in 2008 verschenen Benedikto slenksčiai (Benedictus’ mijlpalen) in het Nederlands. Laura Sintija Černiauskaite woont en werkt in Vilnius en is sinds 2004 lid van de Litouwse Schrijversbond.
Marcel Beyer (1965) woont en werkt sinds 1996 in Dresden. Hij heeft talrijke romans, gedichtenbundels, verhalen en essays gepubliceerd, zijn nieuwste boek is het verhalenbundel Putins Briefkasten (2012). Zijn roman Kaltenburg (2008) werd ook vertaald naar het Nederlands en verscheen in 2009 bij Uitgeverij Cossee onder de titel De nacht dat het dode kraaien regende. Voor zijn werk ontving Marcel Beyer vele prijzen, onder andere de Heinrich Böll-prijs (2001), de Hölderlin-prijs (2003) en de Joseph Breitbach-prijs (2008). Hij was writer in residence aan het University College in London en aan de University of Warwick in Coventry, en in 2010 werd hij onderscheiden met een beurs voor de Villa Massimo in Rome.

Marja Pruis
 (1959) is schrijver, criticus, redacteur en columnist van De Groene Amsterdammer. Ook maakt zij de boekenrubriek voor LINDA. Met haar debuut De Nijhoffs of de gevolgen van een huwelijk (1999) toonde zij zich een onorthodox schrijversbiograaf. Haar romans Bloem (2002), De vertrouweling (2005) en Atoomgeheimen (2008) ontvingen nominaties voor De Gouden Uil, de AKO Literatuurprijs en de Anna Bijns Prijs. Haar essayistische werk Kus me, straf me. Over lezen en schrijven, liefde en verraad(2011), haalde de shortlist van de AKO Literatuurprijs. In haar meest recente boek, Als je weg bent. Over Patricia de Martelaere, komen drie van haar hoedanigheden samen, die van biograaf, literair criticus en journalist.
Nihan Kaya (1979) begon op haar negentiende verhalen en literaire teksten te schrijven die werden geplaatst in verschillende tijdschriften. Haar eerste roman verscheen in 2003. Haar tweede boek, Çati kati (Zolder), kreeg de prijs van De Turkse Schrijversvereniging (‘Türkiye Yazarlar Birligi’). Nihan Kaya is nog steeds de jongste ontvanger van deze literaire prijs. Kaya, die wordt gerekend tot de vooraanstaande Turkse schrijvers, schreef zes boeken in het Turks. Zij heeft Engelse Letterkunde gestudeerd aan de Bosporus Universiteit. Zij promoveerde in Engeland aan de Universiteit van Essex, aan het Centrum voor Psychoanalytische Studies. De schrijfster die opvalt door de psychologische diepgang in haar verhalen en romans nam deel als spreker aan internationale conferenties op het gebied van literatuur en psychologie en schreef artikelen. Kaya schreef het eerste deel van Dreaming the Myth Onwards, een boek waaraan verschillende auteurs meewerkten en dat verscheen in 2008 bij de London Routledge Publishers. Het onderwerp van haar proefschrift, dat zij schreef toen zij verbonden was aan het King’s College London bij vergelijkende literatuurwetenschap, was ‘kunstzinnige energie’.

Meer over EUNIC
“EUNIC is het internationale netwerk van de nationale cultuurinstituten. Op dit moment zijn alle 27 EU-landen lid. “”EUNIC Netherlands vertegenwoordigt de nationale cultuurinstituten in Nederland en versterkt de reikwijdte van deze organisaties, onder andere door het aanjagen van gezamenlijke projecten en het onderhouden van een internationaal netwerk. Inmiddels telt EUNIC Netherlands de volgende leden: British Council, Goethe Institut, Vlaams Cultuurhuis de Brakke Grond, Wallonie-Bruxelles International, Istituto di Cultura Italiano, Instituto Cervantes, Institut Français, Ambassade van Oostenrijk, Finnish Cultural Institute, Deens Cultureel Instituut, Litouws Cultureel Centrum, Tsjechisch Centrum, Romanian Cultural Institute, Hongaarse Ambassade, Poolse Ambassade, Ambassade van Malta, Ambassade van Cyprus, Alliance Français, Embassy of Ireland, Embassy of Cyprus, Embassy of Greece, SICA Stichting Internationale Culturele Activiteiten. Ook is er een aantal geassocieerde leden zoals
Yunus Emre Institute (Turkije) en Embassy of Israel, en als permanente gast de Europese commissie.

www.debrakkegrond.nl


Prix Tulipe – Nederlandse prijs voor de beste Franse roman

Amsterdam, 6 mei 2013



PERSBERICHT


In juni 2013 zal voor het eerst de Prix Tulipe worden uitgereikt. Het is een prijs voor de beste Franstalige roman die door zeven grote literaire prijzen in Frankrijk is bekroond. De prijs heeft tot doel de diversiteit en de kwaliteit van hedendaagse Franstalige romans te laten zien en voor een breed Nederlands leespubliek onder de aandacht te brengen.

De door een deskundige Nederlandstalige jury geselecteerde Franstalige roman zal in het Nederlands worden vertaald. Bij verschijnen van de Nederlandse vertaling zal de auteur worden uitgenodigd naar Amsterdam te komen.


De prijs is een initiatief van het Institut Français des Pays-Bas en Margot Dijkgraaf, literair critica en directeur van SPUI25, en zal worden gerealiseerd in samenwerking met Nederlandse uitgevers.

De prijs zal jaarlijks worden uitgereikt.

In juni van dit jaar lanceert het Institut Français bovendien een nieuwe website, waarop regelmatig nieuws over recente Franse literatuur zal worden gepresenteerd. www.franseliteratuurvannu.nl


Voor meer informatie: Danielle Bourgois : danielle.bourgois@institutfrancais.nlTel. 020-5319535