Pierre Rosanvallon en zijn pamflet over het parlement van de onzichtbaren

De bestuurder van de metro die door de donkere krochten van Parijs rijdt, de leverancier die uitgescholden wordt omdat zijn vrachtwagen voor opstoppingen zorgt, de voortijdige schoolverlater die als arbeider in een opslagplaats terecht komt – al deze mensen doen hun verhaal in een van de boekjes uit de serie Raconter la vie. Tientallen anderen vertellen over hun dagelijks leven op de gelijknamige website. Ze zijn onderwijzer, verpleegster, vertegenwoordiger of advocaat, ze wonen in de banlieue of op het platteland, ze zijn zwart, gescheiden, werkeloos, theatergek, boos of bevlogen. Zoveel mensen, zoveel verhalen. ‘De échte roman van de samenleving van nu’, verkondigt de homepage van de website enigszins provocerend. Wie wil weten hoe Frankrijk ervoor staat, hoe het leven van de gemiddelde Fransman eruit ziet, hoeft, met andere woorden, alleen maar zijn verhaal te lezen.



Dat is het uitgangspunt van het manifest van de Franse socioloog Pierre Rosanvallon, een autoriteit op het gebied van democratie en democratisch burgerschap, een Europese links-geëngageerde, politieke denker, verbonden aan het Collège de France en twee jaar geleden in Nederland onderscheiden met de Spinozalens. Steeds weer wijst hij in zijn werk op de erosie van het vertrouwen in de politiek – volgens hem niet per se negatief – en duidt hij de opkomst van het populisme en het verzet tegen de elite. In de Nederlandse introductie op zijn werk, Democratie en tegendemocratie, betoogt hij onder andere dat Europa niet democratischer wordt via instituties. Juist de maatschappelijke pluriformiteit moet meer tot uitdrukking komen: moderne, kritische burgers moeten permanent hun stem verheffen, hun politieke leiders controleren, reageren als hen iets niet bevalt.
Met zijn manifest blijft het niet bij constateren en duiden, maar onderneemt Rosanvallon daadwerkelijk actie. De politiek is niet in staat effectief op de enorme veranderingen in de maatschappij te reageren, vindt hij, de burger voelt zich onbegrepen en in de steek gelaten, niet gehoord en buitengesloten. De burger is, kortom, onzichtbaar, hij doet niet mee. Het ‘parlement van de onzichtbaren’ dat hij in het leven roept, geeft hem een stem, laat hem zijn verhaal vertellen.
Zoals David van Reybrouck in zijn boek Tegen verkiezingen betoogde dat het concept van de democratie onder druk staat, meent ook Rosanvallon dat het huidige systeem niet meer voldoet: hoe vorm te geven aan een democratie waarin het volk minder ‘leesbaar’ is geworden, waarin alles draait om het individu, het persoonlijke? Door middel van een ‘narratieve democratie’, denkt Rosanvallon, een democratie waarbij de stem van de burger zich niet beperkt tot het moment van de verkiezingen, maar een waarin hij voortdurend zijn stem laat horen.
Daarbij plaatst de socioloog zich nadrukkelijk in de literaire traditie. Vooral voor de roman ziet hij een rol weggelegd, voor het ‘récit’ om precies te zijn. Al in de negentiende eeuw verscheen de Encyclopédie morale du XIXe siècle, Les francais peints par eux-mêmes, een reeks van mer dan vierhonder geïllustreerde teksten, alle toegespitst op ‘types’ en ‘karakters’ van die tijd (postbode, scharensliep, zijdeverver, kantoorbediende). De vorm van de ‘morele encyclopedie’ sloot aan bij de toen heersende mode van de zogenaamde ‘fysiologieën’, korte geestige karakterschetsen waarop alle toen beroemde schrijvers zich toelegden. De reeks wilde de lezers een sociaal panorama van hun eeuw verschaffen – literatuur als spiegel van de maatschappij.
Maar Rosanvallon plaatst zijn initiatief in een bredere traditie. Hij refereert ook aan Dickens, Thackeray en Trollope, auteurs die hun lezers een waarachtig beeld van hun tijd wilden voorschotelen. Dat ook politici het belang van schrijvers, dramaturgen en andere kunstenaars kunnen inzien, illustreert Rosanvallon met het Federal Writers’ Project van Franklin D. Roosevelt. Na de crisis van 1929 gaf de Amerikaanse president  zo’n 6000 kunstenaars opdracht  een portret van het land te vervaardigen, wat resulteerde in een reeks gidsen die niet toeristisch van aard waren, maar eerder sociologisch. Het ging om het leven van de ‘gewone Amerikaan’.
In de recente Franse literatuur ontdekt Rosanvallon ook een aantal auteurs die volgens hem sociologisch te werk gaan. Annie Ernaux, Pierre Michon en François Bon nemen allemaal de gewone of marginale mens als uitgangspunt voor hun werk. Verder wijst hij op het succes van de policier in Frankrijk en van onderzoeksjournalisten als Florence Aubenas. Ook buiten Frankrijk ziet hij een terugkeer naar ‘récits de vie’, verhalen met een nauwere band met de werkelijkheid. In Nederland zou je kunnen denken aan het succes van het concept ‘waar gebeurd’ en de documentaire non-fictie.    
Literatuur is, volgens Rosanvallon, essentieel in de ontwikkeling van de democratie, zij heeft een morele en politieke functie in het scheppen van een gemeenschappelijke wereld. Zij geeft mede vorm aan het Europa van morgen. De samenleving moet worden verteld, betoogt Rosanvallon – dat is niet
alleen de taak van de literatuur, maar ook van de wetenschap, de pers en de film. In onze tijd worden kunst en cultuur gedwongen hun maatschappelijk nut aan te tonen – Rosanvallon verschaft hier een mogelijk antwoord. De kunstenaars hebben zich tot nu toe niet laten horen. Dat kan nog een interessant debat opleveren.  

Pierre Rosanvallon, Le parlement des invisibles. Seuil. 69 blz. www.raconterlavie.fr.
Van dit stuk stond een ingekorte versie in NRC Handelsblad van 4 april j.l.