Edem Awumey: ,,Vuile voeten is een afrekening"
Willy fotografeert voeten van voorbijgangers, voeten die maar niet kunnen ophouden met lopen, voeten die een verhaal vormen, voeten die niet willen wortelen. Willy loopt van Alabama naar New York, hij slaapt buiten, in een doodlopende steeg, in een blauw-rode slaapzak. Hij hoest zich de dood in.
Willy is maar een van de bijfiguren in Vuile voeten, de tweede roman van Edem Awumey (1975).
Hij werd geboren in Togo, studeerde literatuur aan de universiteit van Lomé, kreeg een beurs van de UNESCO, studeerde in Frankrijk verder en promoveerde op een onderzoek naar ballingschap in literatuur. In Parijs vond hij via via een chambre de bonne in de populaire week Quartier Latin. De verkoper van de marron chauds vertelde hem verhalen uit zijn leven. Uiteindelijk vestigde Awumey zich in Gatineau, niet ver van Montréal, de stad waar een jonge kosmopolitische schrijversgeneratie een nieuw internationaal publiek verovert. Zo kreeg de van oorsprong Vietnamese Kim Thúy er onlangs de Prix de Gouverneur Général du Canada voor haar roman Ru; Dany Laferrière, geboren op Haïti wonend in Montréal, oogstte vorig jaar de Franse prix Medicis voor L’énigme du retour, en de debuutroman van Edem Awumey, Port Mélo, kreeg in 2006 al de Grand Prix littéraire de l’Afrique noire.
Awumeys hoofdpersoon Askia, taxichauffeur in Parijs, is een van velen die de Sahel hebben verlaten. In flash-backs lezen we over de tocht die hij met zijn ouders en een ezel ondernam om de droogte te ontvluchten, een bijna bijbelse ‘exodus die het gevolg was van de inval van sprinkhanen die alles op hun weg vernietigden’. Zoals het meisje in het derde verhaal van Marie NDiaye’s Drie sterke vrouwen, zoals Charly in de recente roman van Samuel Benchetrit, zoals de personages in Weggaan van Tahar Ben Jelloun, zo behoort ook Askia tot degenen die smachtten op de kade van Tanger met een blik gericht op Europa, het paradijselijke werelddeel waar naar verluid het geld op straat ligt.
,,Vuile voeten is in zekere zin een règlement de compte”, vertelt Awumey op het festival Crossing, ,,steeds als ik een stad verlaat, schrijf ik er een boek over. Dit boek heb ik in Québec geschreven. De verkoper van de gegrilde tamme kastanjes was een figuur die de ballingschap voor mij verpersoonlijkte. Boeken worden geboren uit dat soort ontmoetingen. Jee ziet mensen, gezichten die je niet wilt vergeten en om ze niet te vergeten schrijf je hun getuigenis op. Mijn hoofdpersoon Askia is vooral op de vlucht voor iets. Hij wil afstand creeëren tot zijn verleden. Er zitten veel spoken in zijn kast, hij was een huurmoordenaar, maar wil ermee kappen. Dat is niet zo eenvoudig. Voor mij was het niet zozeer van belang dat hij zijn vader vond. Het ging mij om zijn parcours, om zijn ontmoetingen in het hart van dat enorme Parijs.”
Toch overstijgt Awumey de vluchtelingenproblematiek die vaker een thema is in hedendaagse Franstalige literatuur. Hij schreef zijn boek in de geest van Blaise Pascal die meende dat de ellende van de mens voortkomt uit het feit dat deze niet in staat is rustig in een kamer te blijven zitten. Awumey beschouwt de mens in beweging, de migrant onderweg, niet per se als een verstotene, maar als iemand die door bruggen achter zich te verbranden, nieuwe mogelijkheden schept. Zijn op drift geraakte personages, ‘pelgrims, voortvluchtigen, nieuwsgierigen, ontevredenen en al die zielen gedoemd om rond te draaien in de richting van het oneindige’, bekijkt hij ook met brede historische blik als onderdeel van een eeuwige cyclus van migratie en ballingschap.
Een jaar of 5 geleden was Awumey in Afrika. ,,Ik trok door de Sahel, met de bus, ik heb veel migranten ontmoet die vanuit Mali, Niger naar Tanger onderweg waren. Ze hoopten het geluk te vinden. Ik ging er ook naartoe, om Tahar Ben Jelloun op te zoeken. Er kwam een man naar me toe. Hij zei dat hij zag dat ik naar de overkant wilde, het kostte 3000 euro. Voor de grap heb ik met hem onderhandeld. Hij bood me werk aan, dan kun je mooie schoenen kopen, zei hij tegen me. In Vieze voeten wilde ik vooral het verhaal van een grote eenzaamheid vertellen, laten zien hoe eenzaam je je kunt voelen.”
Knap in Awumeys roman zijn de vele stijlregisters die hij bespeelt. Begint de roman realistisch met de ontmoeting van Askia met een fotografe die zegt dat ze zijn vader, Sidi Ben Sylla Mohamed, met een witte tulband, heeft gefotografeerd, naarmate de roman vordert raak je als lezer steeds meer gedesoriënteerd. Heden en verleden gaan meer door elkaar lopen, herinnering en fantasie zijn lastig te ontwarren, verhalen van de een worden verknoopt met die van een ander. De Bulgaarse fotografe schrijft dat ze vertrekt, ze ‘krijgt het weer te pakken’, ze behoorde in Sofia al tot ‘zigeuners, vreemdelingen met vies zwart haar, die hun lot verkocht hadden aan de goden van de karavaan’. Petite-Guinée, eigenaar van een Parijse kroeg, leeft temidden van kinderfoto’s, herinneringen aan zijn tijd in Biafra en Angola. Maar wordt zijn lot nu echt beslecht door een stel skinheads die zijn café kort en klein slaan of is het een hallucinatie? Is de witte tulband die Askia overal ziet opdagen die van zijn vader? Of is het een Egun, een geest, verscholen ‘onder zijn kleed, het masker van zijn asiel’, zoals ze in zijn geboorteland komen dansen, in het heilige bos, op de dorpspleinen van de gehuchten rond het Togomeer?
Edem Awmey: Vuile voeten. Vertaald door Han Meyer. Querido. 151 blz Prijs € 17,95