Bernhard Schlink over Zomerleugens
Fietsen in de duinen, de Hollandse luchten bewonderen. Daarvan geniet Bernhard Schlink het meest sinds hij een paar maanden geleden op uitnodiging van het NIAS naar Wassenaar kwam. Hij schrijft er aan een technisch, rechtsfilosofisch essay voor een Amerikaans vakblad. Zijn laatste, zei hij gisteren in het Goethe Institut, hierna gaat hij nog louter fictie schrijven, eindelijk kan het, zijn hele oeuvre schreef hij tussen zijn professionele werk door, in de weekenden, op vakantie, in de trein.
Schlink werd als wetenschapper door het NIAS uitgenodigd, hij is emeritus hoogleraar openbaar recht en rechtsfilosofie, woont in Berlijn en New York waar hij tot voor kort doceerde. Op verzoek van Radio Nederland Wereldomroep en de gemeente Den Haag werd hij de tweede Vredesfilosoof van de stad. ,,Vraag me niet wat dat is, ik heb geen idee”, lacht Schlink, ,,ik spreek een paar keer op de radio over filosofen, doe mee met een paar evenementen, dat is het. En als domineeszoon kwijt ik mij zo consciëntieus mogelijk van mijn taak”. Zijn rijzige, serieuze gestalte onderstreept zijn woorden, maar zijn ogen stralen iets kwajongensachtigs uit, je ziet dat hij veel liever door de duinen fietst. En dat hij dat essay graag aan de wilgen zou hangen om een nieuw verhaal te gaan schrijven.
Als jong professor ervoer Schlink dat er iets schortte aan zijn volle professionele leven, dat hij een element miste. Hij ging schrijven. Spelen met verhalen, met verbeelding – het gaf hem de gelegenheid meer dan één leven te leven. Of zoals Kurt Tucholsky zei, het ongeleefde leven te leven. ,,Natuurlijk kom je altijd jezelf tegen in de verhalen die je schrijft”. Zijn eerste boeken waren thrillers, ver van zijn professionele leven als rechtsgeleerde op het gebied van de grondwet. ,,Ik wilde niet, zoals zovelen die hun eerste boek schrijven, mezelf als onderwerp nemen. Ik wilde iets objectiefs. Net als in de wetenschap ontwikkel je in een thriller een probleem en dan los je het op.” Toen hij begon thrillers te schrijven, hield hij ermee op ze te lezen. ,,Het proces dat je doorgaat is hetzelfde. Toen ik romans ging schrijven, verdwenen thrillers helemaal van mijn radarscherm. Hoewel ik de laatste tijd toch weer met Selb (zijn thrillerhoofdpersoon, md) bezig ben”.
Hij benadrukt het een paar keer, hij houdt gewoon van schrijven, meer niet. Geen boodschap, geen opzet, geen doel. De psychologie komt er vanzelf in. Wie denkt er niet na over morele dilemma’s, schuld en boete, bedrog, leugens, schaamte? Natuurlijk komen de twee werelden van Schlink vaak bij elkaar. ,,Het schuldgevoel van de tweede generatie bijvoorbeeld is heel belangrijk in De voorlezer, maar het is ook een onderwerp waarover ik in mijn wetenschappelijke essays heb geschreven. Verraad en bedrog komen terug in mijn verhalen. Ook wetenschappelijk heb ik die in een essay geanalyseerd.”
Nog steeds krijgt Schlink mails met vragen over de roman uit 1995, die in 40 talen werd vertaald. Middelbare scholieren vragen hem of ze het boek even voor hen kunnen samenvatten, omdat ze er een tentamen over krijgen. Maar er zijn ook vragen over metaforen, jongeren van de derde na-oorlogse generatie voor wie een wereld opengaat.
In het Goethe Institut vertelt hij over zijn recent door Nelleke van Maaren in het Nederlands vertaalde verhalenbundel, Zomerleugens.
Zeven verhalen waarin wordt gelogen en ook weer niet echt. Want is het liegen als je iets verzwijgt om een ander te beschermen? Is het een leugen als je geheugen je zo manipuleert dat je het verleden in de loop der jaren anders bent gaan interpreteren? En wanneer wordt een leugentje om bestwil puur egoïsme? De meeste personages, of ze nu wel of niet echt vreemd gaan, wel of niet zwijgen, zijn geen leugenaars. Het is bij Schlink nooit zwart of wit, eerder grijs. Als je empatisch bent, begrijp je iedereen. ,,Is het niet toegestaan om af en toe een geheimpje te hebben? Hebben we niet allemaal geheimen? Mijn personages zijn zoals wij. Wat een leugen is? Juristen houden zich niet met leugens bezig, een leugen is geen concept voor een wet. Het gaat om de vraag of we soms mogen liegen, of de ander per definitie recht heeft op de waarheid en wanneer.”
In zijn verhalen komen alle mogelijke kanten van liegen aan de orde. ,,Als we liegen om het voor de ander makkelijker te maken, liegen we in wezen omdat we het onszelf makkelijk willen maken. We liegen omdat we zelf de waarheid niet onder ogen willen zien, wij kunnen een conflict dat ervan zou komen niet aan. Liegen tegen de ander is liegen tegen onszelf. Daar kan een levensleugen uit voortkomen. Moet je iemand die niet kan schilderen in de waan laten dat hij een goed schilder is?”
In een paar van de verhalen speelt het geheugen Schinks personages parten. Obetrouwbaar, manipulatief en creatief blijkt dat geheugen. Als student zag hij voor zijn ogen gebeuren hoe een oude professor die een rol had gespeeld in de eerste jaren van het Derde Rijk, alles vergat door de brute, provocatieve manier waarop studenten hem ondervroegen. Maar hoe dan ook, ,,we herschrijven ons leven voortdurend, we herschrijven onze verhalen zodat het leidt tot wie we zijn en waar we zijn. Ik geloof in de waarheid, en zelfs ook in de gerechtigheid, maar die waarheid is gewoon erg gecompliceerd, het is vaak een keur aan afgronden, aan tegenspraak, aan leugens. Daarmee leven kan de waarheid zijn van een persoon.”